Uit de Heilige Schrift. Belijdenis en School. lie VRIJDAG 28 FEBRUARI 1902. No. 9. ^/eekblad IN )ELANGEN EN GEWIJD AAN DE ^EELAND, Jï OORD-BRABANT ONDER REDACTIE TAN Ds. J. HULSEB08, Ds. A. LITTOOIJ, Dr. L. H. WAGENAAR. DER jorEREFORMEERDE KeRKEH J^IMBURG. Abonnement per 8 maanden f 0.35. Afzonderiyke nos 8 cent. Advertentien van 1-5 regels 30 cent, regel meer 5 cent. Familieberichten van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE C0INTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Yrjj dagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. (WAT 's HEEREN KOMST TE WEEG BRENGT.) Ziet hier eene waarheid, door den Heere uit gesproken, in eenen aan de gewone rede vreem den vorm. De geleerden geven aan zulk eenen redevorm eenen by zonderen naam Dit zy ons genoeg, dat wij weten, dat deze uitspraak niet letterlijk moet worden opgevat, maar dat de Heere er iets anders mede heeft willen zeggen, dan een oppervlakkig lezen zou doen vermoeden. Vooreerst blijkt, dat de Heere hier handelt over geestelijke blindheid, en geestelijk zien. Geestelijke blindheid is het gemis van kennis van onze zonden en van de verlossing die in Christus Jezus is. De Heere heeft den blindgeborene door Zyne wondermacht van zijne natuurlijke blindheid genezen. Maar deze, wat het natuurlijk oog aan ging, blindgeborene, was ook nog op andere wijze blind geboren. Hij was, gelijk David en wij allen, in zonden ontvangen en geboren, en was dus naar de ziel in de duisternis, niet kennende zijne zonden, God niet kennende, noch ook de verlossing in Christus Jezus. En ook van deze aangeboren blindheid heeft 's Heeren almacht en ontferming hem genezen. Yan de Farizeën uitgeworpen, omdat hij goed van Jezus sprak, werd hij door den Heere aan genomen. In vers 38 lezen wij van deze laatste genezingEn hij zeideIk geloof, Heereen hy aanbad hem. Dit laatste wonder was nog veel heerlijker en grooter dan het eerste en het is dat wonder, dat de Heere èn, toen Hij hier op aarde was, èn nil in den hemel zijnde, aan allen verricht, die Hij leert verstaan, dat zij blind, blindge boren zijn. Dit is de beteekenis van hetgeen de Heere antwoordt aan de Farizeën, als zy vragen Zijn wij dan ook blind Indien gij blind waart, zoo zoudt gij geene zonden hebbenmaar nu zegt gij Wij zienzoo blijft dan uwe zonde, (vers 41) Wat beteekenen nu deze zoo gewichtige woor den, waarmede de Heere zijne zending in deze wereld verklaart Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen. Oordeel beteekent hier niethet oordeel of vonnis des rechters, maar naar de oorspronke lijke beteekenis van het woord zelve Knma van krinein, schiften, scheiden)eene scheiding, eene schifting. De Heere zegt, dat zflne komst scheiding, schifting tengevolge zal hebben onder de men- schen. Dit is noodwendig aan zijn werk, aan zijn optreden, aan de verkondiging van zyn evangelie en aan het beladen van zijnen Naam verbonden. Op dezelfde wijze zegt de Heere elders, dat Hij niet gekomen is, om vrede te brengen, maar het zwaard. En, hoe zal zich nu die schifting, die schei ding onder de menschen openbaren Degenen, die niet zien, zullen zien. De geestelyk blinden, die waarlijk hunne geestelijke blindheid kennen, betreuren, als ge volg van snooden afval be veenen, zij zullen door 's Heeren almacht ziende worden. Daar gaat - van zelf - genadewerk naar Gods eeuwigen raad vooraf, maar zóó wordt het in het leven gezien. Degenen, die niet zien, zullen door Jezus ont ferming zien. Het volk, dat in duisternis zit, zal een groot licht zien. Het verwijt aan Laodicea luidtOpenb. 3 17, En gij weet niet, dat gij zijt ellendig en jammer lijk, en arm, en blind, en naakt. Hoe zal zich verder die schifting, die schei ding onder de menschen bij Jezus' komst, bij de verkondiging en belijdenis van Jezus open baren Opdat degenen die zien, blind worden. De bedoeling is, die meenen te zien en het licht der wereld verwerpen, zooals de Farizeën, tot wie de Heere hier spreekt. Hun blindheid zal meer en meer toenemen. Toenemend licht by Gods kerk, toenemende duisternis in de wereld, tot het einde komt. Dat hier studie en onderzoek niet worden mis kend, behoeft ter nauwernood gezegd. Maar alle kennis en wijsheid zonder hemelsch licht laat ons blind. En dan gaat het kindeke in het Ko ninkrijk Gods de wijzen en geleerden voor. Het Woord oefent zijne zekere werking: voor of tegen. Kunt gij, lezer, met den blind geborene getuigen: Een ding weet ik, dat ik blind was, en nu zie Hulsebos. CORRIGENDUM. In ons vorig artikel lezen wij (laatste zin van de eerste alinea) Wat zonde deden de eenvoudige geloovigen tegen de wijzen dezer eeuw enz. Dit moet zijnWat zouden deze eenvoudige geloovigen tegen de wijzen dezer eeuw, enz. H. In 't weekblad „De Wekkerwaarvan Ds. Wisse te 's Hage redacteur is, schrijft W. als VOlEen paar weken geleden kwam in „de He raut" een stuk voor van Ds. Littooy uit Mid delburg, overgenomen uit een ander blad. Daarin sprak de Middelburgsche predikant duidelyk uit in hoever hij medegaat in zake de leer des Doops met het gevoelen van Dr. Kuyper. „De Heraut" deed dan ook niet onduidelyk daarbij uit komen de bijzondere ingenomenheid met dat stuk. Men zou haast zijn oogen niet gelooven als men zulke dingen leest, 'tls inderdaad ver gekomen. Nog maar een kleine schrede voor waarts in die richting, dan spreekt men het alom onbeschroomd in de A- zoowel als in de B-kerken uit, dat alle gedoopte Christenkinderen wedergeboren zyn. Mannen als Fruitier en anderen hebben er weinig van verstaan!" Ds. W. zal het den ondergeteekende zeker wel ten goede houden, wanneer hij zich op zyn beurt eenige opmerkingen veroorlooft. Reeds uit den eersten volzin toch blijkt, hoe onattent en dientengevolge onnauwkeurig ZEerw. nage gaan en medegedeeld heeft. De Heraut, zegt Ds. W., heeft een stuk van Ds. Littooy „overgenomen uit een ander blad Dit laatste nu is heelemaal mis, want het is overgenomen niet uit een ander blad, maar uit een referaat, dat door 't bestuur van het Ger. Tractaatgenootschap Filippus uitge geven is. zooals door de Heraut ook is mede gedeeld. In den tweeden volzin zegtDs W., dat de Middelburgsche predikant in het overgenomen stuk niet onduidelijk uitspreekt, „in hoever hij meegaat inzake de leer des Doops met het gevoe len van Dr. Kuyper". Ds. W. stelt het hier voor en geeft zijnen lezers een indruk alsof de Middelburgsche pre dikant nu eerst inzake de leer des Doops zich uitspreekt, en mitsdien thans uitkomen doet, in hoever hij meegaat met het gevoelen van Dr. Kuyperterwyl Ds. W. weten kan, dat, hetgeen thans door hem inzake de leer des Doops uitge sproken is, in hoofdzaak ook reeds uitgesproken is in 1879, in het vlugschrift„Belijdenis, Avond maal en Tucht", dat by duizenden is verkocht ge worden en daarna nog uitvoeriger in zijn ver weerschrift over het genadeverbond. Wat nu den vierden volzin betreft„Men zou haast zijn oogen niet gelooven als men zulke dingen leest", daarvan zegt de ondergeteende hier hebben wij het knal-effect van De Wekker, ten behoeve van de goedgeloovige gemeente; want, meegedeeld uit en van hetgeen door Ds.Lit- tooij geschreven is, wordt er niemendal en van weerlegging en betere toelichting, aan de hand van Gods Woord, de belijdenisschriften en de leer der reformatorische vaderen, is er gansch geen sprake. Daar komt bij, dat de Synode der Christelijke Gereformeerde Kerk te Zwolle en daarna te Dordrecht vergaderd niet alleen van geen aan klachttegenover Ds. Littooy heeft willen hooren, maar dat de laatstgenoemde Synode een voorstel geheel in den geest van zijn schrijven, aangeno men en den kerken op het hart gebonden heeft. „Men zou haast zijn oogen niet gelooven", als, gelijk hier, uit hetgeen geschreven wordt, blijkt, dat een leeraar dier Kerk, die, naar het haar heet, hare geschiedenis voortzet, van dat een en ander onkundig is gebleven. „'tls inderdaad ver gekomen". Lees, omdat te gevoelen, maar den verdachtmakenden zin „Nog maar een kleine schrede voorwaarts in die richting, dan spreekt men het alom onbe schroomd in de A- zoowel als in de B-kerken uit, dat alle gedoopte Christenkinderen weder geboren zijn". In der waarheid, door zoo te schrijven, zonder eenige aanhaling of zonder eenig bewijs, jaagt men ongemotiveerd schrik aan, verontrust men, brengt men Gods knechten in verdenking want noch in de B- noch in de A-kerken geloofde en gelooft zelfs in de verte één van 's Heeren die naren, „dat alle gedoopte Christen-kinderen wedergeboren zijn." Immers ware dit zoo, dan zou er by het opgroeien een afval der heiligen moeten wezen, óf alle gedoopten zou den zalig moeten worden. En omdat geen der Gereformeerde predikanten het eerst- noch het laatstgenoemde gelooft, bestaat er ook geen gevaar voor de door Ds. Wisse ons toegeschre ven, met rasse schreden naderende leer. Wij weten en gelooven allen, dat er hier altoos kaf en koren op 's Heeren dorschvloer is. Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHg zal ons behouden. Jesaja 33 22. Doch Samuel zeideHeeft de HEERE hist aan Brandofferen en Slachtofferen,als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22 En Jezus zeideIk ben tot een oor deel in deze wereld gekomen, opdat degenen, die niet zien, zien mogen, en die zien blind worden. Johannes 9 39.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1902 | | pagina 1