i
Uit de Heilige Schrift.
Belijdenis en School.
VRIJDAG 21 FEBRUARI 1902.
No. 8.
Weekblad gewijd aan de J3elangen der Gereformeerde Kerken
IN GEELAND' G°ORD-pRABANT EN GIMBURG'
Os.
I OORD-BRABANT EN
ONDER REDACTIE VAN
J. HULSEBOS, Ds. A. LITTOOIJ,
Dr. L. H. WAGENAAR.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
8 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van l-o regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
U itgever
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
(HET OORDEEL VAN HET NATUURLIJK
VERSTAND OVER JEZUS).
"Wanneer wij letten op de verschillende gees-
tesstroomingen in de ons omringende Christe
lijke maatschappij, als wij nagaan, hoe daar
tal van meeningen zijn aangaande den Christus,
zijnen persoon en zijn werk, als wij vernemen
hoe die meeningen voortdurend met elkander
in botsing komen, en ieder de zijne als de beste,
ja als de eenig bestaanbare verdedigt, dan wordt
het ons soms droef te moede. Wij meenen, dat
de tijden steeds somberder worden, ja, de vreeze
maakt zich van ons meester, dat het eenvoudig
geloof naar de Schriften niet bestand zal blij
ken tegen de geweldige aanvallen van het on
geloof. Nu dat geloof, op zichzelf genomen, is
ook niet bestand tegen de aanvallen, die het
heeft te doorstaan, maar Hij, die het geloof werkt,
is de Machtigedie het ook onderhoudt, en tel
kens en telkens blijkt 't weer, dat de Heere zijn
volk in stand houdt en dat de poorten der hel
zijne gemeente niet zullen overweldigen. Wat
zonde deden de eenvoudige geloovigen tegen de
wijzen dezer eeuw, tegen de reuzen der ge
leerdheid
Maar ziet nu ook, bekommerd discipel des
Heeren, hoe reeds tijdens de aardsche omwan
deling des Heeren, zich hetzelfde verschijnsel
voordeed.
De wijsheid dezer wereld heeft Hem niet ge
kend, zoo was het toen, zoo is het nu.
De Heere sprak zijne woorden des eeuwigen
levens, Hij deed zijne heerlijke wonderwerken,
en lees nu eens in dit hoofdstuk van vers 40
tot het einde, wat verschillendeoordeelvellingen
er zijn, wat strijd de omstanders onder elkan
der hebben, ja, wij moeten zeggen, wat hope-
looze verwarring daar heerscht en hoe zij heen
gingen naar hun huis, een iegelijk met zijne
meening en zonder tot eenparig gevoelen te
zijn gekomen. Zoo is de wereld en zoo blijft
zij, tot God haar oordeelt.
Maar zalig degene, die uit deze tegenwoordige
booze wereld wordt getrokken om in ware eenig-
heid des geloofs met de apostelen en met de
gansche kerk te belijden Gij zijt de Christus
de Zoon des levenden Gods!
Als we eens een oogenblik bij al die gevoe
lens stilstaan, dan hooren we eerst de menigte,
het ongeleerde volk. Zij hebben indrukken en
zeggen Deze is waarlijk de profeet. Ja zelfs
wordt er gezegdDeze is de Christus. Doch dit
wordt aanstonds weder bestreden met de tegen
werping der onkunde, dat hij niet uit Bethlehem
is, maar uit Galilea. Zoo is er tweedracht.
De dienaars, uitgezonden, om hem te grijpen,
komen zoozeer onder den indruk zijner heer
lijkheid, dat ze hem niet durven aanraken en
zeggen Nooit heeft een mensch alzoo gesproken,
tUs deze ?nensch. Maar zie, zoolang het geeste
lijk oog niet is geopend, baat ook zulk een ge
tuigenis niet. Zij stelt echter wel de verant
woordelijkheid van den mensch in het licht.
Opmerkelijk, hoemeer de ontwikkeling is van
eten mensch, hoe grooter de vijandschap.
Als 'thart onbekeerd bl'lft, sterkt iedere ver
standsontwikkeling het ongeloof.
De Farizeën, de ontwikkelden, de ongelooyige
godgeleerden, toornen op r.e schare, die nog iets
goeds van Jezus verwacht, toornen op die dienst
knechten, die met hun indrukken van Jezus
heerlijkheid tot hen komen. Zijt ook'gijlieden
verleid Zoo heet het. Heeft iemand uit de
oversten in Hem geloofd Maar deze schare, die
de wet niet weet, is vervloekt. Zij letten er niet
op, hoe zij straks in hun bewijsvoering worden
weerlegd door het optreden van Nikodemus, ook
een overste, en hoe uit Galilea wel een profeet
is voortgekomen, namelijk Jonazy laten zich
door hun vijandschap modesleuren, ook als
Nikodemus hen aan de eerste regelen des rechts
in hun oordeelen herinnert. En is het nu niet
steeds zoo?
O, hoe belachen de wijzen dezer eeuw de
(zooals zij zeggen) goedgeloovige schare, die nog
onder den indruk is van Jezus' Majesteit. Hoe
toornen zij tegen de een^uidigen, die hunne
moderne voorstellingen me# Villen aanvaarden.
Zij zijn immers het denkend deel der natie. En
komt er een Nikodemus, die wijst op de fouten
in de redeneeringen en tot een rechtvaardig
oordeel maant, dan heet het smalendZijt gij
ook uit Galilea? Welke ontvangst hadden da
Costa, Büderdijk, de vaderen der scheiding? om
van de thans levenden niet te" spreken.
Maar wij zien hier tevens de oppervlakkigheid
en de schuld van het ongeloof.
Oppervlakkig is het in zijne oordeelvellingen.
Er is geen grond der waarheid. Het oordeel is
verduisterd. Wij hebben het gezien, hoe grooter
het licht van 't natuurlijk verstand, des te meer
bevangen is de blik.
Maar ook zij zyn niet te verontschuldigen.
De Heiland zelf houdt dit den vijanden gedurig
voor. Hy wyst hen op Zijne wonderen. Hij wijst
hen op de Schriften, die van Hem getuigen.
Ook hier hebben de Farizeën het Woord des
Heeren zeiven, de getuigenissen van het volk
en van de dienstknechten, het woord van Ni
kodemus en het getuigenis van hun eigen
geweten.
Maar, alleen het geloof kan Jezus zien en be-
lyden en aannemen. Van nature dan zyn
wy aan die schare en aan die Farizeën gelijk.
Maar door Gods genade wedergeboren en Chris
tus ingeplant, dan belyden wij, in eenigheid
des waren geloofs met Gods kerk, Jezus als
onzen Zaligmaker, en openbaren ook mede die
kerk in 't midden der wereld, haar tot eene ge
tuigenis, en zullen ook door Christus beleden
worden voor Zijnen "Vader. Hulsebos.
In De Heraut van de verledene week schrijft
de redacteur over Herbevestigingvan ouder
lingen. Met genoegen lazen wij het. 't Is goed
en noodig dat in dien geest over dergelyke
dingen geschreven' en gesproken wordt. Name
lijk over die dingen, waaromtrent het Woord
onzes Gods zich niet uitspreekt, en dientenge
volge ook geen belijdenis wordt gedaan in onze
formulieren van eenigheid, noch bepalingen
worden gemaakt in onze Kerkenordeningen,
't Is zoo klein, zoo dwaas, zoo ongoddelyk over
soortgelyke dingen kwestie te maken en de
Gemeente des Heeren in het honderd te brengen.
In leeraars is dat onverdragelyk. Zulke drijvers
moesten als rustverstoorders der Gemeente
geschorst worden, totdat zij geleerd hadden,
mannen te zyn, mannen, die hunne roeping
begrijpen en mitsdien voor hoogere dingen leven.
Uniformiteit in de adiaphoristische of onver
schillige dingen krygt men nooit.
Ik geloof niet, dat zy er kan en moet wezen.
Zoolang de vrijheid zich niet verder uitstrekt,
verderft ze niet, en levert ze dus geen gevaar
op. Er zijn dingen, waarvan immers ge
zegd wordtdien het zonde is, dien is het
zonde. En in Cor. 8 12 lezen wij „Doch
gijlieden, alzoo tegen de broeders zondigende
en hunne zwakke consciëntie kwetsende, zon
digt tegen Christus".
De verledene week deelde mij te Utrecht
een dienaar des Woords mede, dat er eene
onzer Gereformeerde Kerken gevaar loopt ge
heel over hoop te geraken, tengevolge van het
dry ven van een leeraar, inzake het meekomen
en heo antwoorden van eene moeder met haren
man, bij het doopen van hun kind.
In der waarheid, het is goed dat stukken
geschreven worden, gelijk er de verledene
week een over herbevestiging van ouderlingen
in De Heraut te lezen was.
Onder meer luidt het:
„Het komt ons voor, dat men wel zal doen
met onderscheid te maken tusschen die ambts
dragers, die in het ambt zitting hebben en
wier diensttijd door den Kerkeraad (of door de
Gemeente, voegt de ondergeteekende er bij) ver
lengd wordt, en die personen, die vroeger in
het ambt hebben gezeten, maar nu, na een
tijdlang rust te hebben genoten, opnieuw tot
het ambt worden geroepen.
In het eerste geval kan er evenveel voor als
tegen een nieuwe bevestiging worden aange
voerd. Beschouwt men de zaak zoo, dat de
betrokken ambtsdrager door den Kerkeraad met
goedvinden der gemeente (en dat kan blijken
uit de stemming. L.) in zijn dienst wordt ge
continueerd, dan is er geen reden om zulk een
ambtsdrager opnieuw te bevestigen. (Zoo is
het. L.) De eenmaal afgelegde belofte geldt
natuurlijk voor den geheelen diensttijd, dien
hy als ouderling of diaken te vervullen heeft.
En daar Gods Woord noch de Kerkenorde een
bepaald voorschrift geeft, hoe lang een ouder
ling of diaken dienen moet (een bepaald voor
schrift geeft ze niet. L.) kan men dus niet
zeggen, dat zijn dienst na twee of drie jaar
is afgeloopen en hij een nieuwen dienst
aanvaardt.
Gaat men daarentegen van de gedachte uit,
dat de betrokken ambtsdrager wel aftreedt
laat men de gemeente zelve een geheel vrije
keuze doen en wordt nu de aftredende ambts
drager herkozen door de gemeente, dan kan
men zeggen, dat er een nieuwe roeping heeft
plaats gevonden, en is het in dat geval rationeel
om op deze nieuwe roeping ook een nieuwe
bevestiging te laten volgen. (Zeker, van die
gedachte kan men, maar behoeft men daarom
nog niet uit te gaan want ook dan kan
men zeggen dat de Gemeente hem continueert.
Die daarom conscientie-bezwaar heeft, behoeft
men de herbevestiging m. i. niet op te leggen. L.)
Geiyk men ziet, kan er over deze zaak even
goed pro als contra gedisputeerd worden, en doet
Want de HEERE ie onze Rechter,
de HEERE is onze "Wetgever, de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behouden.
Jesaja 38 22.
Doch Samuel zeideHeeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachto£feren,als
aan het gehoorzamen van de stem desHee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 15 22
Er werd dan tweedracht onder de
schare om zijnentwil.
Johannes 7 43.