ervaring en naar myne overtuiging is dit een en ander ééne der redenen dat voor eigen huis weieens niet kan verkregen worden,hetgeen er inderdaad voor noodig is. Daarenboven doen wij dan ook nog wel aan voorwendselen. Als het op de beurs aankomt altyd even oprecht te zijn is blykbaar niet gemakkelijk. Eene Christelijke Bewaar- en Voorbereidings school is nochtans te Middelburg voor velen een huiselijk en voor alle Gereformeerden een kerk-gemeentelijk belang, en voor de school der evengenoemden insgelijks een belang, waar mee gerekend mag worden, nu de andere scholen voorbereidende klassen hebben. In de tweede plaats wijs ik er op, dat terecht door De Nederlander in den eersten volzin wordt gezegd, dat de beslissing van den Rot- terdamschen gemeenteraad, inzake het subsi dieeren der Christelijke Bewaarscholen, „ook buiten die gemeznte aandacht verdient." Zij toch zegt ons, dat de tijd der eenzijdige bevoorrechting uit is. Daarvan getuigt daar enboven ook hetgeen de verledene week door drie leden van de Eerste Kamer, die tot de oude garde der openbare schoolwet-mannen behooren, in betrekking tot de door ons gewenschte ge lijkstelling op onderwijsgebied, is gezegd. De wind gaat om, en daarom kan en zal men in Middelburg wel niet achterblijvenniet achterblijven, wanneer hier eene Christelijke Bewaar- en Voorbereidingsschool wordt opge richt en door haar bestuur, zooals te Rotterdam, aan den Gemeenteraad gevraagd wordt, om eene, naar evenredigheid, gelijke subsidie te mogen ontvangen, als hier reeds gegeven wordt en let daar wel op aan twee bij zondere scholen, namelyk aan de twee Be waarscholen van het Nut. Deze ontvangen van de stad, dus uit aller beurs, eene zeer rijke subsidie. Er is dus wel geen twyfel aan, of de Gemeenteraad te Mid delburg zal en moet, wijl zij reeds op dien weg de voeten zette, een zoodanig verzoek inwilligen. Daaruit nu volgt, dat de vreesom eene Christelijke Bewaar- en Voorbereidings school te onderhouden ons niet kan en mag afschrikken Haar saam op te richten, zie, dat is het, wat voor alles op onzen weg ligt. Dat tot dat einde te Middelburg de handen ineen geslagen mogen worden Littooij. ZE ND O G, De kleine Heidenbode. Op de Zendingsdrukkerij te Ermelo verschijnt de „Kleine Zendingsbode", een blaadje met goede plaatjes en in een echten kindertoon, zeer on derhoudend geschreven tekst, 't Is zeer geschikt als belooning op Zendingsscholen, 't Leidt onze jeugdigen in de bange toestanden van 't arme heidendom in en verhaalt boeiend van de wer king van Christus Woord en Geest. Ook de grooteren zullen 't gretig lezen. Als proeve geven we 't schetsje Liegen is zonde. Een jonge Boer ging eens met zijn knecht, een Hottentot, op de jacht. Zij zwierven ver van huis over kopjes en vlakten, door ravijnen en passen. De jonge Boer, Adriaan geheeten, schoot me nig argloos dier neer, want hij was een goed schutter en het wild was op de jachtvelden niet schaarsch. Tegen den middag ontmoetten zij een ande ren jongen Boer, Teunis genaamd, die eveneens op jacht was. j)e jongelui vertelden elkaar hun jachtavon turen. Nu moet men weten, dat Adriaan veel van pochen hield. Wel hadden zijn ouders gepoogd hem die onhebbelijke, slechte gewoonte af te leeren, maar 'twas hun, helaas! met geheel en al gelukt. Adriaan vertelde heel wonderlijke staaltjes van zijn schietkunst. Ja," zeide hy op 'teind, „dat was nog het mooiste schot, Teunis. 'k Zag, terwyl ik op een „kopje" stond, beneden mij een sprmgbokje. Ik legde aan en schoot. Je kunt nooit raden, hoe ik 't dier raakte. Ik schoot het door den achterpoot en door het oor, en zoo in den kop, en kijkdaar lag het morsdood." De Hottentot zag bij dat verhaal zijn mees ter ter sluiks aan, grijnsde even, doch zei niets. Teunis vond dat verhaal toch wel wat al te ongerijmd. Foei, foei, Adriaan", sprak hij, „dat klinkt toch wat al te veel naar een leugen". „Zoo, wil je me niet gelooven hernam de ander, „vraag het dan mijn bediende^— Zeg. Klaas", zoo heette de Hottentot „is het niet precies gegaan, zooals ik daar vertelde?" Klaas, de heidenjongen, kon maar ai te best liegen, evengoed als alle andere Hottentotten, wier woorden men maar zelden gelooven kan. Klaas grinnikte even, keek zyn baas sluw aan en antwoordde met de grootste bedaardheid en alsof hij de volle waarheid sprak, in zijn vreemd Hollandsch: „Ja, baas Teunis, dat is waarbaas Adriaan het die bok zoo geskietmaar zie baas die bok- kie was net bezig om achter die oor te krap, toen die skoot dos gaan, en zoo gaan die ko'el deur die achterklauwtjie en deur die oor van die bokkie". „Ja, zoo kan 't," zei Teunis, en was voldaan. Weldra scheidden de jonge Boeren. Toen Adriaan met zijn knecht alleen was, lachte hij, dat hy schudde. „Nu, Klaas, jij kunt ook goed liegen, hoor sprak hij. Klaas lachte even, knipte met de oogen en zei „Baas Adriaan, asblief myn baas as baas weer lieg, moe baas toch niet zoover van me kaar lieg nie. Ik het al te zwaar gehad om die achterpootjie en die oortjie zoo gauw bij makaar te lieg." Tegen den avond kwam Adriaan met zijn knecht weder thuis. Aan zijn broers verhaalde hy het geval met het springbokje en wederom lachte hij dat hy schudde. Zijn vader, een ernstigen Boer, die den Heer vreesde, hoorde het toevallig. „Foei, Adriaan", vermaande hij, „kan je daarom zoo lachen. Liegen is kwaad en zondig in 'sHeeren oor, weet je dat wel? En moet jij je knecht voorgaan in die ondeugd? Als gedoopt kind moest je je schamen. Mag jij zoo'n voorbeeld geven aan die arme Hottentot ten, wier hart toch al zoo ontoegankelijk schijnt voor Gods Woord?!" Adriaan schaamde zich. Zijn vader bad dien avond ernstiger nog dan. gewoonlijk voor zijn geheele huis de Hottentotsche dienstboden wer den daarbij door hem niet vergeten. V A 11 i vT Bid- en Dankdag. Mijn hooggeachte Mederedacteur doet in de vorige Kerkbode-«enige vragen, die ik gaarne, zij 't kort, beantwoord. lo. Zou, dewijl de publieke bespreking, ge lijk die geschiedde, ook invloed op de deelne ming in de andere kerken te dezer stede heeft, overleg met die kerken, althans vóór de pu bliceering niet zeer gewenscht zijn geweest? Hierop zij ons bescheid, dat de bespreking geschied is op eene gemeentelijke vergadering. De kerkeraad wenschte allereerst overleg te plegen met zijne eigene gemeente, en zal, als hij niet overtuigd is geworden van het goed recht dezer dagen, zeker wel raadplegen met A en B, eer hij tot een besluit van verplaatsing van den biddag van een Woensdag op een Zondag overgaat. En wat 'tter sprake brengen van den biddag in de Kerkbode aangaat, dan komt het mij voor, dat dit een publieke zaak is, die publie kelijk behoort te worden overwogen. Hier is de arbeid der kerkelijke Pers ter voorlichting en ter toetsing van deze publiek-kerkelyke zaak. En een waardig, objectief debat daarover, waar- by argumenten tegenover argumenten gesteld worden, is m. i. zeer gewenscht, juist eer dat kerkelijke vergaderingen iets beslissen. Ten tweede Zou, omdat de geringe opkomst op die dagen in dezen gewis wel invloed uit oefent, een voorstel, om in ieder der drie kerken op die dagen slechts eenmaal dienst te hebben om beurte dus in de eene 's morgens, in de andere 's middags en in de derde 's avonds niet veel beter en veel meer aan te bevelen zyn, dan ze heelemaal niet meer te houden? Op deze vraag kan de redacteur als zoodanig slechts zeggen, dat hem een dergelijke regeling zeker beter voorkomt, dan de tegenwoordige. Tegen het samenroepen der gemeente tot een week-avondbidstond voor 't gewas en wat daar mee saamhangt, zal waarschijnlijk ook de kerkeraad, waaraan schrijver dezes, natuurlek in ander qualiteit, verbonden is, wel geen over wegend bezwaar hebben. Wordt vervolgd.) W. Zondagsrust bij Yan Gend Loos. Het opschrift boven de lijst, die aangeboden wordt by v. G. en L. luide aldus Middelburg, den1902. Ondergeteekenden verklaren hierbij uitdruk kelijk, dat zy op Zondag niet in ontvangst zullen nemen bestelgoederen, (ook niet die ge recommandeerd zijn met „extra-bestellen"), aan gebracht door de Mij. tot Exploitatie van Staats spoorwegen en door van Gend en Loos. Ds. Ter Haar trad als voorzitter van Zon dagsrust af. Wie vat nu deze koe by de horens W. Goes. Door wijlen Mej. de wed. H. Boer werd aan de Geref. Kerk alhier gelegateerd de som van f 100, en door wijlen Mej. de Wed. P. Wisse f 400 aan de Kerk, f 400 aan de diaconie en f 100 aan de voorbereidende handwerkschool der Gereformeerden. Zeist. Mej. J. alhier heeft aan het Idioten- gesticht ,,'s Heeren Loo" te Ermeloo 6 aandeelen in de geldleening van dat gesticht, n.l. 2 ad ƒ500 en 4 ad ƒ100, te zamen ƒ1400 geschon ken. In beide vacatures van onderwijzer aan de Christelijke school te Oosterbierum (Fr.) word, ter voorkoming van stagnatie in 't onderwijs thans tijdelijk voorzien door Ds. Nawyn predi kant bij de Geref. Kerk aldaar en z\in vrouw, die vroeger beiden bij het onderwijs werkzaam waren. Eere aan dit kloeke initiatief. Een uitvaart. "Mr. J. P. A. Graaf VAN LIMBURG STIRUM. Over den anders zoo stillen dorpsweg, die naar het oude kerkhof te Oosterbeek leidt en op dat kerkhof zelf een menigte menschen, oud en jong, aanzienlijken en geringen, wach tend op den droeven stoet, die ginds langzaam aan zich kwam voortbewegen tot zijn laatste doel, waarvan de geopende groeve zoo welspre kend getuigenis aflegde. Een lange file van rijtuigen we meenden er 13 te tellen volgden tot aan den ingang van het kerkhof den lijkwagen, bedekt met een groenenden palm. Inderdaad mocht, by al de droefheid, deze tocht van een overwinning blyven spreken. Toen de baar, gedragen mede door het huiselijk personeel, het graf genaderd was, en allen om het graf geschaard waren in de nabijheid waarvan, met meewarige gedachte, zich ook de gravin met haar zoontje bevonden nam ds. De Braai van Oosterbeek het woord. Een sombere wintermorgen zoo sprak hij o. a. is het die ons hier samenbrengt en een sombere wintergedachte, die het ons toeroept alle vleesch is als gras en alle heerlijkheid is als een bloem des velds. En diezelfde stem ge tuigt hier aan het open graf, dat er in hem die heenging zooveel verloren gingeen dier bare echtgenoot, een getrouw zoon, een onver getelijke vader, 'een lieve broeder, een sieraad van de menschheid, een eere van het Konink rijk der hemelen. Hij had een hart vol vrien delijke hulpvaardigheid en liefde, hij leefde om wel te doen, zonder eenig belang zijnerzyds duizenden betreuren zijn heengaan, maar dat is niet zyn grond voor de eeuwigheid. Neen, hij kende zich als verloren zoon en zocht in het bloed van Christus behoudenis en redding. Den smaad van Christus had hy liever dan eer der menschen. Nu brengen wij hem grafwaarts, en het stemt tot weemoed, dat wij hem niet meer zullen zien. Maar toch danken wij God en roepen hem toeVaarwel, geliefde broeder tot den dag der wederopstanding, als gij met de gansche gemeente Hem zult groot maken, die komt op de wolken des hemels, om de zynen tot zich te vergaderen. Welk een roepstem; welk een heerlijkheid! Niet zyn grafelijkheid, niet zijn adeldom, maar alleen zyn steunen op de genade en de ver dienste van Christus bracht den overledene tot een leven en sterven, als we aanschouwd hebben. Zoo roept dan dit uur ook ons toe Stel uw hope alleen in Christus. Verschillende sprekers voerden na ds. de Braai het woord, als vertegenwoordigers van de verschillende vereenigingen en corporaties, waarvan de overledene medebestuurder was. Naam en Voornamen. Beroep. Straat en Nummer. Handteeke- ning.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1902 | | pagina 2