L
Uit de Heilige Schrift.
Belijdenis en School.
10© Jaaigang.
VRIJDAG 29 NOVEMBER 1901.
No. 48.
^VeEKBLAD GEWIJD AAN DE pELANGEN DER |aEREFORMEERDE
Kerken
IN ^EELAND,
jMoORD-j3
RABANT EN L/IMBURG.
ONDER REDACTIE YAN
Ds. J. HULSEBOS, I)s. A. LITTOOIJ,
Dr. L. H. WAGENAAR.
Abonnement per 8 maanden f 0.3o. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE C 0 IN TEE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Yrydagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
15.
Be aarde is des Heerenen de volheid derzelve.
Hij opent zijne hand en verzadigt al wat leeft,
naar zijn welbehagen. Zie van deze heerlijke
grondstellingen gaat het geloof uit. Deze één
heid en dit communisme en deze gelijkheid voor
alle menschen aanvaarden wij van harte.
De Heere onderhoudt zijn menschenkind met
eigen hand, maar in eenen middellijken weg.
Kracht, ontwikkeling, arbeid, vlijtEn hierbij
zijn de veelvuldige, natuurlijke banden niet
zonder beteekenis, banden, die de menschen
onderling, die de geslachten onderling verbinden.
Door erfenis geniet men van hetgeen het voor
geslacht bijeen vergaarde.
Doch langs hoeveel middellijke wegen ons
het onderhoud ook toe vloei e, God blieft altijd
de* Eenige, die elk zijner schepselen als met
zjjne hand onderhoudt. Het is ook zijn wil, dat
er barmhartigheid geschiede, dat hij, die heeft,
van het zijne mededeelt dengene, die niet heeft.
Dit is nu de groote zaak op stoffelijk gebied,
te wetenGod zorgt voor mij, uit de hand des
Heeren leef ik. Het is het deel van hen, die
door het geloof in den Heere Jezus Christus
weten, kinderen Gods te zijn. Die u zijnen eige
nen Zoon niet heeft onthouden, zal Hij u ook
met Hem niet cdle dingen schenken
De met vele goederen gezegende onder deze
kinderen Gods zal leerenniet op het goed te
vertrouwen, maar zijn vertrouwen zal van den
Heere zijn, uit Wiens hand hij leeft. De onge-
loovige, die schatten heeft vergaderd, vertrouwt
daar op en niet op God, maar het is een valsch
vertrouwendat nooit de ware rust en het ware
geluk geven kan. Het ontzettendst komt het
gemis aan geloofsvertrouwen uit bij den arme,
die God niet kent. In armoede gedompeld en
geen God voor het hartDit noemt men terecht
het pauperisme, de verarming, de verarmde toe
stand met al hare verschrikking en wreeden
nood. Waar God gekend en gediend wordt, daar
is wel eens nood, maar daar is eene toevlucht
en uitkomste. Onder Gods volk zal ook de barm
hartigheid, om Christus wil, hare ontfermingen
doen gevoelen, Onder Israël mocht geen bede
laar zijn (Deut. 15 5), ook onder ons niet, en
dat niet door politiemaatregel of soepcommissie
of Nieuiojaarscommissie, maar door de rechte
werking van het werk der, barmhartigheid,
particulier en door de ambten.
Diefstal is de zonde, die tegen het bestel Gods
omtrent de aardsche goederen ingaat. Het is
dus volstrekt niet alleen dat stelen en rooven,
dat de Overheid straft. Lees er den Catechis
mus maar eens op na. Dit leerboek betrekt
er ook de gierigheid en de verkioisting onder,
en ziet ook in dit verbod de verplichting om
ijverig te arbeiden, om ook den nooddruftige
to kunnen bijstaan, alles naar Gods Woord.
De apostel Paulus zegt: Die gestolen heeft die
stele niet meer, maar arbeide liever, werkende
wat goed is met de handen, opdat hij hebbe mede
te deelen, dengenedie nood heeft.
De menschen luisteren tegenwoordig liever
naar allerlei dwaze leeringen en verwachten
daarvan geluk, maar 'tzijn ijdele luchtkastee-
len, terwijl 't Woord Gels wordt verworpen,
dat ons ook op 't gebied van 't maatschappelijk
leven alleen den weg des geluks aanwgst.
De diefstal is eene zonde, die wijd is vertakt.
Zy heeft hare wortelen ir ieder menschenhart,
brengt ellende, is instrument des Satans en
verwekt den toorn Gods. Treden zij u niet voor
de aandacht, die rampzaligen, door de begeer
lijkheden dezer zonde verblind en vervoerd
Achcm, Judas, Ananias en Safflra. Ook deze
zonde isafgoderij.
De Heere vergeeft den verslagene van harte
om Christus wil ook déze zonde. Maar 'tken-
teeken der vergeving zal ook dit zijn, het be-
drevene zooveel mogelijk goed te maken,'t ge
roofde weer te geven (%acheüs) en voorts als
vrucht des Geestes in geiaeenschap met Chris
tus naar den wille Gods ;n zijne wegen en naar
Zijne heilige ordinantiën v;e leven. D&n wijken
de afgoden, dan krijgt fe Heere eene plaats,
dan worden wij in wakheid rijk, zien Gods
zeeen in deia arbeid orn*r_panden en in wat
wij ondernemen, en iéve&" uit s Vaders hand,
het zij Hij ons veel beschikt of weinig.
Dat dit strijd medebrengt te midden van een
zoo diep zondige en afgodische wereld, bij het
nog omdragen van een overblijfsel der verdor
venheid en de listen des Satans, spreekt van
zelf. Maar de Heere houdt zijn volk staande
en geeft hun de overwinning.
De zachtmoedigen zullen de aarde erfelijk be
zitten en zich verlustigen over grooten vrede.
De hooggeachte Redacteur van De Heraut,
Dr. A. Kuyper, schreef in zijne zeer belangrijke
stukken over de „Algemeene Gratieook over
het gebruiken van voorbehoedmiddelen, en wel,
als geoorloofd en plichtmatig.
Professor Dr. H. Bavinck wees in znne zeer
gunstige recensie van het werk(i) „De Schen
ding van het recht des Verbonde gewroken, door
Me. Willem Teelinck. in leven predikant te
Middelburg", er insgelijks op, dat, naar het
schrijven van dezen godzaligen praktizijn, die
in den bloeitijd der Gereformeerde Kerken leefde
en arbeidde, het aanwenden van voorbehoed
middelen te recomraandeeren is. Onder meer,
schreef Ds. W. Teelinck over de pestilentie.
Hij vraagt:
„a. Is de pestilentie besmettelijk?
b. Is het geraden de plaats waar zij woedt
te ontvluchten?
c. Welke middelen mogen wij tegen haar
aanwenden
a. Op de eerste vraag, n.l. of de pest besmet
telijk is, kunnen wij niet anders, zegt hij, dan
een bevestigend antwoord geven. De ervaring
leert dit ten duidelijkste, zelfs met betrekking tot
andere ziekten, die niet zoo hevig zijn. Het
mag als een algemeen bekend feit worden aan
gemerkt, dat iemand, die een pestlijder bezoekt,
ook door die ziekte wordt aangetast, alsmede dat
de pest, evenals het vuur, zich snel van de eene
tot deandere plaats kan voortplanten. Het gaat
met deze ziekte gelijk het zich in den oorlog toe
draagt. Immers, zij die in de voorste[gelederen
staan, en dus bloot gesteld zijn aan de kogels,
vallen eerder dan zjj, die zich op mijlen afstands
van het gevecht bevinden. Zoo nu is het ook
met de pestilentie, en vandaar dat zij in Psalm
91 wordt vergeleken bij „een pijl die des daags
vliegt." Enz.
b. Is het geraden de plaats, waar de pest
woedt, te ontvluchten?
Als we tot beantwoording dezer vraag over
gaan, dan beginnen wij met de opmerking dat
„geloof" en „liefde" de maatstaf moeten zijn
voor al ons doen en handelen. „Al wat uit
het geloof niet is" zoo schrijft Paulus in
Rom. 14 „dat is zonde", en tot de gemeente
van Corinthe komt hij in het 16e hoofdstuk
van zijn eersten brief met de waarschuwing:
„Dat al uwe dingen in liefde geschieden". Als
wij dus voor de pestilentie vluchten, moeten
wij er wel terdege op letten of wij daardoor
ook in stryd handelen met het christelijk geloof
en de christelijke liefde. En dan staat al aan
stonds vast, dat wij in strijd met dat geloof
hanSèTén, "ais wij gaan vluchten tet oorzake
van een ivantrouwen van Gods voorzienig be
stuur, alsof Hij ons niet bewaren kon, of uit
hoofde van een groot vertrouwen in ons zei ven,
alsof wij door de vlucht bij machte waren het
gevaar te ontkomen, en de Heere niet machtig
was, .ons ook daar door zijne slaande hand te
treffen. Evenzeer handelt men in strijd met
het christelijk geloof als men wel de plaats
ontvlucht, waar de pest heerscht, maar niet
de zonde verlaat, die haar veroorzaakt heeft.
Het christelijk geloof eischt toch in de eerste
plaats en onvoorwaardelijk, dat wij de zonde
nalaten en haar vlieden met al wat in ons is.
Zoo ook staat het met de christelijke liefde.
Door de plaats te ontvluchten waar de pest
woedt, kan men ook met haar in strijd komen.
Het kan plicht zijn op zulk eene plaats te blij
ven, omdat men een beroep uitoefent, dat in
het belang van het algemeen isdan toch gaat
het niet aan, om in tijden van nood die plaats
te verlaten.
Wij denken hier aan predikanten, ouderlin
gen en diakenen aan de wettige overheden
aan doctoren en apothekers, artsen en vroed
vrouwen. Voor hen gaat het niet aan de plaats
te ontvluchten waar de pest woedt, want óok,
ja vooral in tijden van nood is er behoefte aan
het woord der vermaning en aan het toezicht
der kerk, aan het zwaard der overheid, aan de
hulp van doctoren en apothekers, artsen en
vroedvrouwen. Te vluchten, en zulke ljjders
onverzorgd achter te laten; is onbarmhartig en
strijdig met de verschuldigde liefde. Vooral geldt
dit van de predikanten. Als de pest woedt in
de plaats hunner inwoning, mogen zij niet op
de vlucht gaan en de kudde, die aan hunne
zorgen is toevertrouwd, onbeheerd achterlaten.
Meer dan ooit, heeft juist in zulke tijden de
kudde haren herder noodig! De bedroefde ge
moederen hebben dan, meer dan anders, be
hoefte aan een woord van vermaan en ver
troosting. Weduwen en weezen moeten dan
bezocht en met raad en daad worden bijge
staan. En dan is er ooit schooner gelegen
heid om ingang te vinden in de anders vaak
zoo harde harten dan ten tjjde dat zulk eene
gevaarlijke ziekte heerscht? Immers neen, de
meeste harten zijn nu gebroken en vernederd
onder de slaande hand des Heerenhet gevoel
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behouden.
Jesaja 33 22.
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE
lust aan Brandofieren en Slachtofferen,als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 15 22
(HET ACHTSTE GEBOD.)
Gij zult niet stelen.
Exodus 20
Hulsebos.
(1) Onder redactie van De. A. Littooij, overgezet
in taal en stijl van onzen tijd.