hem mee te gaan, die had zijn paard dien
dag ergens anders voor noodig maar de
„godvruchtige" Abraham Janse van Schellag
reed met hem mee, en had heel wat met Lou-
rens te doen om „zijn wilden aard, die telkens
doorbrak" te temmen, 't Gezelschap ruiters
groeide onophoudelijk aan, en toen ze te West-
Kappel aankwamen, was 't er zwart van volk.
Men zag er predikanten, die wegens de zuivere
verkondiging van Gods Woord hoog geschat
werden en de godzaligen waren zóó vol, dat
velen openlijk al schreiende God loofden, want
God had toen nog veel van zijn volk op West-
Kappel en velen waren van rondsom gekomen
om Gods werk te aanschouwen in de verhoo
ring hunner gebeden. Een der bekende „vro
men", Adriaan Jobse was zijn naam
kwam, al weenende van blijdschap tot Ingelse
en hem by de hand vattende, loofde hy God
Ingelse verhaalt: „O! wat ik op dien dag
gezien heb, had ik nooit zoo gezien, zoolang ik
als een onbekeerd beest geleefd heb. Ik zag
een menigte menschen schreien en toch blyde
zijnde, en dit maakte zoo'n indruk op „de roe-
kelooze menigte", die er ook in grooten getale
tegenwoordig was, dat niemand zijn aangezicht
vertrok tot lachen en er niet de minste ij delheid
viel te bespeuren."
Nu riep men, dat de publicatie zou worden
afgekondigd. Alles stroomde naar 't stadshuis.
De Secretaris Serlé stond op de pui van dit
regeeringsgebouw en kondigde af, dat de per
soon van IJsbrand Leinse Borggraaf, van dit
oogenblik af ontslagen werd van het vonnis,
tegen hem geveld, en weer als burger werd
aangenomen en in de vrijheid gesteld, die een
goed burger van Godswege toekomt
De arme balling stond ondertusschen op de
scheidsgrens van Westkappels heerlijkheid, reik
halzend te wachten, totdat de publicatie zou
zijn geschied.
En nauwelijks was deze dan ook gehoord of
een eerewacht van vele ruiters, met Ingelse
aan 't hoofd en door een stroom van voetgan
gers gevolgd, snelde naar hem toe en groette
met daverend gejuich. Hij zou binnen gevoerd
worden in triomf! Men riep om een stoel om
hem daarop te zetten Nen binnen te dragen.
Doch Ingelse sprong van zijn prachtig paard,
dat van rijkleed en steekbeugels was voor
zien, en bood 't den balling aan, dat hij daarop
koninklijk reed.
De man stond te weenen van blijdschap, ook
door al de liefde geroerd en sprak luide zegen-
wenschen uit over het volk dat hem kwam
begroeten en inhalen.
Dan steeg hij te paard en reed met eere ge
kroond zijn West Kappel binnen. Toch was er
geen luid gejubel. Eer een kalme blijdschap.
En nadat men Borggraaf thuis gebracht had,
hield een der vrienden een aanspraak tot het
volk en verzocht „om op dezen blijde dag geen
misbruik van den drank te maken." Ieder
moest nu naar zijn van God ontvangen woning
terug keeren en geen ergernis geven 't Goede
woord vond een goede plaats. Binnen weinige
oogenblikken was de groote menigte verstrooid
en ieder op weg naar zijn huis.
In zijn Beschrijving der stad Vlissingen ver
haalt Pieter Snijders, die toen ouderling was
in zijn vaderstad, dat de regeering voor den aan
drang der boeren bezweekvoorts dat Borg-
graef „op een vael peert sittende" werd thuis
gebracht en dat hij een feestmaal gaf, waaraan
de lakenkooper Du Bois, het hoofd der anti
papisten uit Vlissingen, aanzat en Ds. Bosboom
van Zoutelande voorging in den gebede.
Dit alles gebeurde, zooals we zagen op 27
Oct. 1778. Dr. W.
Het 35-jarig bestaan der Chr. Jongelings
ver. „Herman Faukeel" te Middelburg.
Dinsdagavond 8 October trad in de Hofplein-
kerk aldaar op ds. C Lindeboom, van Bolnes,
tot het houden van eene feestrede. Sprekers
onderwerp was„De Calvinistische Jongeling
schap en de wisseling der eeuwen".
In een schoone en met gespannen aandacht
door de talrijke schare van ouden en jongen
aangehoorde rede wees spreker de taak aan,
welke de Christ, jongelingschap te verrichten
had maar welke hen nu in 't bijzonder wacht.
Met een terugtred in 't verleden vergeleek spre
ker wat geweest was met het tegenwoordige.
De 19e eeuw. die materialistische, ze bracht
wel de ontwikkeling van alle dingen op elk
gebied met reuzenschreden verder. Maar hoe
ledig liet ze den ménsch, ze bracht geen rust
en voldoening. Het bleek zoo in elk opzicht,
dat wanneer zonder God getracht wordt den
Babeltoren te bouwen de bouw op vernietiging
moet uitloopen. Met God, en dit geldt met
name het begin dier eeuw, Werd niet gerekend.
Ni Dieu, ni rnaitre. Godsdienst deed alleen op
geld wanneer nuttigheidsredenen golden. Men
sprak wel van het trio„God, Deugd en On
sterfelijkheid maar de onuitgesproken by ge
dachte „eigen voortreffelijkheid" was nummer
vier.
Heeft de 19e eeuw dan niets dan teleurstel
ling gebracht? Gode zij dank, neen. Wel nam
de afval toe, wel werd de stryd heviger. Maar
er is rijke dankensstof. Honderd jaar geleden
scheen het echte Christendom den ondergang
nabij. En ziet, toen niemand het verwachtte,
kwam Gods Geest in den loop der eeuw zich
te openbaren. Op 't gebied der Zending kwam
een heilige wedijver en er werd meer Zending
gedreven in de 19e eeuw dan in al hare voor
gangsters te zamen. Onder alle volken en in
alle landen werd het Evangelie der zaligheid
gebracht.
Maar vooral in ons Vaderland geschiedden
er wonderen. Was er een tijd geweest het
begin der eeuw dat met een lantaarn ge
zocht moest worden naar een echten godzaligen
prediker en men hem zou bespot of krankzin
nig verklaard hebben die destijds betere dagen
zou geprofeteerd hebben, de tijd van groeien en
bloeien van een gezond Christeiyk leven volgde.
Hendrik de Cock getuigde en de scheiding
kwam, na eenige tientallen van jaren gevolgd
door de niet minder omvangrijke doleantie.
Groen van Prinsterer trad op en de antirev.
partij kwam op en ontwikkelde zich gestadig
aan. De vijand trad nu wel driester op, maar
zooals het Israël in Egypte ging, zoo bleek het
ook nu weer te gaan„Hoe meer ze verdrukt
werden, hoe meer ze wiessen". Ruim 700
Geref. Kerken en meer dan 600 Chr. Scholen
staan daar als zoovele getuigen. Geeft in Enge
land het Methodisme den toon aan en vertoont
in Duitschland, in Zwitserland en in andere
Chr. landen het religieuse leven zoo goed als
geheel een sterke afwijking van het echte ge
reformeerde leven, ons vaderland is van het
vasteland van Europa, de eenige plek waar de
Geref. leer in eere is en bloeit. Dit bracht ons
de 19e eeuw. Betaamt het ons dan niet moed
te houden
Nadat de bekende Zangvereeniging „Soli Deo
Gloria" eenige lofliederen, de psalmen 118 en
24 door het bedehuis had doen ruischen, her
nam Ds. Lindeboom het woord om te beant
woorden de vraagWat zal de 20e eeuw ons
brengen? Moeiiyk maar gemakkelijk tevens is
de beantwoording van deze vraag. Bij den
aanvang van de vorige eeuw kon niets gezegd
worden. Thans is het anders. Geen revolutie
woede heeft omver geworpen, maar integendeel
valt allerwegen opbouw en een voortschrijden
waar te nemen.
Uit is het nu met alle middenmannen en
middenpartijen. De tijd van een doodend con
servatisme heeft plaats gemaakt voor een tijd
waarin de uitersten zich zullen meten. Een
kamp bij name met socialisten en anarchisten.
Deze vijanden alleen staan sterk omdat ze weten
wat ze willen. Dit nu eischt ook onzerzijds
beslistheid. Liever een heilige krijg dan een
valsche vrede. De 20e eeuw zal geen voor
postengevecht doen beleven, maar een worste
ling, fel en bang, tegen het front. Er op of er
onder. Een quaestie van leven of dood. Be
reide de christenjongeling zich dan op 't ergste
voor. Naarmate de dag van 's Heeren toekomst
nadert, naar die mate zal de stryd feller zijn.
Is het niet krenkend voor ons rechtsgevoel dat
het machtige Engeland een klein en edel volk
uitmoordt. En niet minder krenkend de woor
den van den tegenwoordigen Duitschen kanselier
Yon Bülow bij gelegenheid van Krugers komst
Men moet niet vragen aan wiens zijde het
recht is maar wat ons belang is Maar we
weten dit moet geschieden en nog is het einde
niet. De geest van den anti-christ moet komen
naar de profetie en ten slotte zullen deze gulden
woorden geldenWie volharden zal tot het
einde, die en die alleen zal zalig worden.
Ten slotte wendt zich spreker in 't bijzonder
tot de feestvierende vereeniging en hare leden.
Een reeks van 35 jaren getuigde van trouwe
zorge onzes Gods. Ook de jubilaresse dankt
haar ontstaan aan de vorige eeuw. Wat heeft
zij, wat hebben hare leden te werken? Zy
kennen de 19e eeuw niet door eigen ervaring.
Maar in deze eeuw moeten ze de schouderen
zetten onder wat hunne voorgangers, hunne
voorvaderen torsten. Zij zullen de mannen,
de Calvinistische kampvechters zijn van deze
eeuw.
„Herman Faukeel" sta in Gods kracht en
strijde. Zij bedoele altyd de eere Gods. 't Zij
de lust van haar leven om als echte geestes
kinderen van Groen, Da Costa en Bilderdijk te
getuigen en te strijden. 'tWerk wacht haar.
De 20e eeuw, pas etteiyke maanden aange
vangen, gaf ons reeds dadelijk een christeiyk
ministerie. De uitslag der verkiezingen geeft
ons te zien dat naar beslistheid gevraagd wordt.
Men schame zich dan niet den schoonen naam
van Calvinist, met beslistheid trede men op,
want met halfheid schieten we niet op. De
historie is daar om dit te staven. Wat doet
de oorlog in Zuid-Afrika nu reeds 2 jaren duren
de halfheid van de broeders in Oranje-Vrij staat
en Kaapkolonie. Bekwamen we ons dan in
den geestelijken wapenhandel. Veel meer dan
de vorige zal deze eeuw van ons vragen kennis
en wat verder ons kan doen sterk staan in den
strijd. Calvinist is alleen hy, die het niet op
geeft. De ervaring, van den grooten uitvinder
van den locomotief kan hier dienen als een
schoon voorbeeld, dat geduld rijk beloond wordt.
In zijn kindsheid werkte hy aan zyne uit
vinding en toen zeide zijn moederhet zal
nooit gaan myn jongen. Op later leeftijd toen
hy een heusche locomotief zou fabriceeren,
klonk het weder van moeders lippenHet zal
nooit gaan. En toen moeder werd uitgenoodigd
om in te stappen was het zelfs nog: „Het zal
nooit gaan". Maar toen ze er in zat zeide
moeder: „Het zal nooit stoppen". Niet ver
tragen en niet versagen, dat zij daarom de
leuze van onze jongelingschap wien het door
den God onzer vaderen gegeven worde in den
komenden geestelijken strijd een Gideonsbende
te zijn.
Aangenomen naar Dokkum A, door T. Bos
te Bedumnaar Hafweg door N. Y. van Goor
te Boxum.
Officiëeïe Berichten.
Vlissingen B. Met het oog op de aanstaande
verkiezing van 4 ouderlingen en 2 diakenen
wenscht de kerkeraad de manslidmaten in de
gelegenheid te stellen de namen in te leveren
van hen, die zij in deze ambten zouden wen-
schen gesteld te zien. Tot inlevering daarvan
zal gelegenheid zijn, Maandag, 21 dezer, van
acht tot negen uur des avonds in de consisto
riekamer.
De namen der aftredende broeders zyn
ouderlingen: M. v. d. Broeke, H. Guillaume,P.
G. Laernoes Jr. en G. v. d. Puttediakenen
P. Bogerd en P. J. Gillissen.
P. G. Laernoes Jr., Scriba.
De gewone vergadering der classis Middelburg
zal D. V. gehouden worden ter gewone verga
derplaats, Dinsdag, 12 November e. k., des
voormiddags te half tien ure.
Punten voor het agendum gelieve men in te
zenden bij den actuarius, den WelEer^. Heer
Ds. H. Meulink te Meliskerke vóór of op 29
October e. k.
Namens de roepende Kerk, Vlissingen
A en B,
Ds. B. Veenstra.
Ds. J. Hulsebos.
Mededeeling van den kerkeraad van
Vlissingen B.
De kerkeraad verzocht ondergeteekende de
navolgende aangelegenheid onder de aandacht
der zusterkerken te brengen. Terwijl behoeften
in eigen kring steeds meerdere inspanning
van de finantieele krachten vorderen, nemen
ook de aanvragen om hulp van buiten toe.
Nu bewandelt de kerkeraad reeds eenigen tijd
dezen weg, dat collectanten, slechts zeer enkel
eene aanbeveling krygen, maar dat, zooveel
mogelijk, alle behoeften van buiten, die ons
worden kenbaar gemaakt, van tijd tot tijd
worden gedacht door het houden eener col
lecte in de kerk, waarvan ieder een deel ont
vangt. Mocht deze wijze van doea algemeen
ingang vinden, dan werden de noodlijdenden
gebaat en kon er veel op het reizen der collec
tanten worden bespaard. Hulsebos.
L. S.
Wegens de classicale vergadering op a. s.
Dinsdag en een samenkomst der Zendingsde-
putaten te Amsterdam van Woensdag tot Vrij
dag moeten de catechisaties van Dinsdag en
Donderdag stilstaandoch de buitenmeisjes
komen deze keer op Maandag 2 uur en de
buitenjongelingen om 7 uur.
Verantwoording van Liefdegaven.
Idiotengesticht 9 s Heeren Zoo
In dank ontvangen uit het busje van Franc.
Geldhof f2.81. K. le Cointre, Diak.-Corr.
Dr. L. WAGEBAAR.