stam- en geestverwanten zijnen ten vijfde,
omdat velen onzer landgenooten in Transvaal
en Vrijstaat liun levenspositie en hun brood
hadden en weer zouden vinden, indien de
Boeren mochten overwinnen.
Wij toch mogen en moeten al onze begeer
ten met bidden en smeeken bij God bekend
doen worden. Daarenboven Hij hoort het ge
bed, en Hij verhoort het, naar Zyne goeder
tierenheid en welbehagen.
Zoolang de fieere ons Zijn welbehagen niet
geopenbaard heeft, is en blyit het tijd en roe
ping, om 's Heeren tusschenkomst en de ont
blooting van den arm Zijner Macht in te roe
pen, ja vuriglijk af te smeeken.
De aarts-bisschop van Engeland wijt den
tegenspoed van Engeland daaraan, dat door hen
nog geen boet- en bededag, zooals bij de Boeren,
is gehouden. Zulk een dag wenscht hij en wil
hij uitgeschreven zien.
Wij wenschen ook, dat zij dien uitschrijven
en houden zullen. Niet, omdat wij gelooven,
dat zij als ze voor Gods aangezicht de zonde
overslaan, die zij juist door het uitlokken, het
aangaan en het voeren van dezen oorlog begaan
hebben, door den Heere in gunst aanschouwd
en verhoord zullen worden. Maar wèl, omdat
ze dan voor Gods aangezicht, naar wy hopen,
tot inzicht van en tot berouw over deze zonde
zullen komen, en mitsdien op dien boete- en
bededag in waarheid boeten doen, vergeving
vragen en vrede begeeren en eischen zullen.
Deze oplossing zou inderdaad de meest ge-
wenschte en de allerheerlijkste wezen.
Dat de Heere den Boeren, trots al hunne
verliezen en hun leed en rouw en berooving
nog zoolang moed, krachten en sterkte geeft,
is reeds wonderlijk in onze oogen. Ook geeft
hun en ons aller aanhoudend gebed hope op
verhooring. Dit staat daarenboven vast dat
Hij, die de wereld regeert, ontkoming geven
kan, op allerlei wijze. Waar de wereldmach
ten van verre staan, waar zij de ongerechtig
heden laten begaan, sta Gij daar, o onze God,
op, Gij de ark uwer sterkte
Lïttooij.
ZENDING.
Scheurers Hospitaal.
Onze Amsterdammer dames, die de ver-
eeniging Scheurers Hospitaal besturen, brachten
ten 5den male verslag uit van wat er 't laatste
jaar werd verricht. Ditmaal loopt 't over 1
Sept. 1900 tot 31 Aug. 1901.
Wij maken de dames ons compliment over
't keurig geschreven relaas, 't Leest prettig,
't Is uitnemend geschikt om de belangstelling
te voeden en te wekken, waar ze nog slui
mert. Wij, heeren, zouden 't deze dames niet
verbeteren. Alleen mishaagt mij een klein
proefje van wat prof. Fabius noemen zou
yirüisme.
Op bl. 13 rekent het Verslag onder „de
schoone rij van mannen, die thans in den ar
beid staan" ook Mej. J. C. R. en Mej. J. H. K.
H't Verslag teekent ons met woorden van
Ds. Dijkstra in 't mili#i van den Zendingsar-
beid onzer kerken in Indië, het Petronella-Hos-
pitaal te Djocjocarta; ijvert met zeer welspre
kende echt-vrouwelpe beeldspraak tegen 't
wan-zeggen, dat 't Hospitaal geen geld meer
noodig hebben zougeeft een boeiend ver
haal, r;jk aan fijne teekening van de reis der
dames R. en K. naar Indië, om de bruine Ja-
fetieten te doen deelen in den zegen Sems;
vertelt van den arbeid dezer hoofd-verpieeg-
sters en schetst met een enkel woord den
Oude-jaarsavond en den Nieuwjaarsdag in 't
Hospitaal. Dan wonen we een optocht bij van
den Sultan met zijn wanstaltige dwergen, fraai -
gedoste prinsen, geelgeverfde uniforme prin-
cessen, enorm-gelansde krijgers en semba-
makenden olifant.
Onze lezers herinneren zich de uitbarsting
van den Kloet.
Aangrijpend schoon is het verhaal van een
der hoofdverpleegsters over wat op dien han
gen dag in 't Hospitaal werd doorleefd.
Interessant zijn de uitlatingen der Indische
liberale pers over 't Hospitaal, over Dr. Scheu-
rer, die in een verdienstelijk werk de pest be
schreef, en over de dames, „die de afzichte
lijkste wonden verplegen alsof het niemendal
ia". „Men staat" zoo erkent de Indische
wereld „niet alleen vol bewondering over
deze opofferende liefdediensten, doch ook vol
verwondering, dat hoogbeschaafde dames zulk
een arbeid op zich nemen".
Aardig is Idenburg's verhaal van „den dok
ter, die helpt" en kostelijk zijn waardeering
van zuster Scheurer.
Bij het Verslag is ditmaal als plaat gevoegd
een photo, die een kijkje geeft in de Apotheek.
Men ziet dokter Scheurer, die ik er echter niet
uit herkend zou hebben, bezig heel voorzichtig
een meisje een windsel van 't armpje te trek
ken, dat door een helper in een lang wit kleed,
vastgehouden wordt.
Toonbank met flesschenrek toont de achter
grond een paar helpers z$n bezig poeders of
drankjes gereed te maken. Rechts vooraan zit
een tenger ventje met een leelijk beén, dat door
een fraai getulbanden helper wordt verbonden.
Een paar Javanen zitten te wachten bij 't
„oogen-tafeltje." Links schijnt er een Europeaan
te zitten wachten. Wat moet dit man in de
apotheek
Aan contributies worden verantwoordUit
Domburg Mevr. v. d. Hoorn f81—, 's Hertogen
bosch Mej. v. Berge f 24. Goes Mej. ten Cate
f 29.50, Oostkapelle Mej. Hovy f 12.50, Klundert
Mej. Lonkhuizen f15. Middelburg Mej. Stoof
f90.25, Souburg Mej. Suurmond f24.50, Nieu-
wendijk Mej». Goedbloed f 45.56, Vlissingen Mevr.
Bos f69.35, Zaamslag Mevr. Vrolijk f5.—,
Zierikzee Mej. Mulder f 16.50.
Naaivereenigingen werkten te Middelburg,
Domburg, Vlissingen en Oostkapelle.
Eindelijk meld 't Verslag dat Scheurer kwam
met de klachter zijn 25 bedden te min en
er moet een woning komen voor een tweeden
geneesheer. Een kwestie van 5 mille samen.
Wie helpt een handje? W.
VARIA,
Lourens Ingelse.
I.
In het interessante artikel van den heer
Dorleijn Walcheren in rep en roer komt ook de
naam voor van Lourens Ingelse en wordt van
hem verhaald, dat hij, hoewel boer op den
Oranjepolder bij Arnemuiden, „een der voor
naamste belhamels" was bij het in triumf in
halen van den verbannen Isbrand Leynsen te
Westkapelle, en hierom op den 7den November
1778 zwaar geboeid op den toren te Veere
gevangen werd gezet, waar hij geruimen tyd
zat, totdat hij eindelijk verbannen werd naar
het land van Cadzand, waar hy onderhouden
werd door zijif vrouw, die op 'thof was ge
bleven.
Nu valt mij in handen een alleryaerkwaar
digst vferkje, een herdruk van twee oude
boekjes, getiteld „Merkwaardige bekeeringsge-
schiedenis van Lourehs Ingelse, in leven land
bouwer op de hofstede in den Oranjepolder,
tengevolge van de zware vervolging en ver
banning, hem en zijnen lotgenooten aangedaan,
wegens hunne gehechtheid aan de oude Psalm
berijming, tijdens de invoering der Nieuwe Be
rijming te Westkapelle. Anno 1774—1776, door
hemzelven te boek gesteld." En „De genade
rijke leidingen Gods met Zijne uitverkorenen,
gebleken in de onlusten op het eiland Walcheren
in de jaren 1776 tot 1779, ontstaan door
de begunstiging der Roomsch-Katholieken te
Vlissingen en de gewelddadige invoering der
Nieuwe Psalmberijming te Westkapelle, met
de gestrenge vervolging van hen, die aan de
oude berijming gehecht bleven, getrouwelijk
beschreven door Lourens Ingelse."
Hierin wordt ons een eenigszins anderen
kijk gegeven op het gebeurde dan de notulen
der Staten-handelingen aan den heer Dorleijn
schonken.
Na een breede inleiding over den treurigen
tijd, waarin „de stijve Voetianqn" zeer werden
miskend en de oude Remonstranten herleefden,
verhaalt ook Ingelse van het bankroet van den
kassier Maartense in 1700 en vooraan in de
zeventig, en de opschudding der ingelanden,
hierdoor ontstaan, totdat eindelijk „een recht
vaardig vonnis werd uitgesproken, behelzende
dat de Heeren Staten van Walcheren, die de
kas der Engelschen hadden beroofd, deze weder
naar behooren zouden opleggen, zonder ver
zuim en achterhouden tot den laatsten pen
ning toe, en daarenboven alle onkosten betalen,
welke uit die verschillen ontstaan waren."
Wat nu die kas der Engelschen is en hoe
dat in elkaar zit met die van den kassier, kan
misschien iemand dezer zake kundig nader
toelichten.
Voorts verhaalt Ingelse de vreemde konde,
dat sommigen der Heeren uit de Staten, ge-
condemneerd zynde, zoo doodsbenauwd waren,
dat ze „verloren kroopen" en in de bosschen
vloden" Doch de godvruchtigen zeiden
„God heeft ons de overwinning gegeven over
onze vijanden, die machtiger waren dan wij
Dan doet Ingelse 't verhaal van de invoering
der nieuwe psalmenberijming te Westkapelle.
(Sedert Zondag 17 Maart 1776) Men begeerde
daar bij 't invoeren der nieuwe psalmen ook
een nieuwe wfize van gezang. De Regeering
der stad gelastte de gemeente te zingen op
korten toon! De voorzanger Abraham Krijger
had een stem als een bazuin en hij zou 'tde
Westkappelaars wel leeren Sommigen hielpen
hem; maar 't ouderwetsche volk bleef bij 't oude
en nu had men eiken Zondag het onstichtelijke
ziel- en oorverscheurende leven, dat de eene
helft van 't kerkvolk vlug de nieuwe en de
andere de oude berijming langzamelijk zong,
zoodat de antieken een half vers achterkwamen.
Dan zetten Krijger en z|jn vrienden den hoed
op, en de dienders teekenden aan, wie nog door
zongen, als de officieeele voorzanger klaar
was Op 't Stadhuis was het bar besluit
genomen, om hen te verbannen
't Besluit werd daad. Men maakte een twee
tal op, bestaande uit den arbeider Zacheus en
den timmerbaas Ysbrand Leinzen Borggraaf,
doch overwegende, dat als men den eerste
verbande, diens talrijk gezin ten laste van den
arme zou komen, werd Ysbrand gekozen, en
die stijve Yoetiaan kreeg den 20 Juni 1777
een brief thuis, waarin hem door den Baljuw
Beekman, de Burgemeesters Pieter Lourens
Huybrechtse en Jacob Sanderse, de Schepenen
Cornelis Leendert Roelse, Jan Minderhout, Pieter
Hollebrandse, Jasper Dommisse en Aarnoud
Töutenhoofd en den secretaris Willem Serlé
gelast werd om binnen 2 X 24 uren West
kapelle en deszelfs heerlijkheid te ruimen. Men
noemde dat een „politieke uitzetting."
Een kreet van verbolgenheid over zulk een
tirannie ging op in heel Walcheren.
En vooral degenen, die elkander voor Gods
volk erkenden, toornden, want Borggraaf was
hunner één. Zij belégden vergaderingen en
riepen daarin ook onbekeerde mannen, als
Lourens Ingelse van den Oranjepolder, die sterk
was in dreigementen en in oproerige gezegden
uitte zijn Jehu's ijver.
Cornelis de Korte, volgens Ingelse, „een wijze
en van Godgeleerde man", was een der hoofden.
Eens, toen velen in de herberg te Westka
pelle bijeen waren, ging De Korte naar den
regeerenden burgemeester Pieter Lourens, met
verzoek om een onderhoud met de regeering
dei stad. Deze wilde een deputatie ontvangen.
Men wees 3 boeren aan en 3 burgers. De
„landzaten" waren Cornelis de Korte, Willem
Wisse en Lourens Ingelse. Uit den „burger
staat" gingen Willem Pieterse Lous, Lourens
Maartense Kadiand en Maarten Verstrate.
De Heeren van 't Stadshuis wilden eerst
weten of ze gequalificeerde personen waren,
maar De Korte zag den strik en ontkende 't,
doch beriep zich op een uitnoodigend schrijven
der burgemeesters aan de misnoegde landzaten,
dat hem ter hand was gesteld. Heftig verweten
nu de Heeren den misnoegden 't beroeren van
'tland. De Korte antwoordde met 't klassieke
woord van Elia aan Achab. In bitterheid
scheidde men.
Nu gebeurde er iets in Vlissingen, dat hout
wierp in dit vuur.
In Zeeland hadden de Roomschgezinden ka
pellen in Middelburg, Zierikzee en Goes. Ner
gens elders mocht de misse worden bediend.
Nu vroegen ze te Vlissingen om een kapel en
'twerd hun toegestaan.
Deze tijding kwam op de vergadering te
Westkapelle en de oud-testamentische opge
wondenheid was hier zoo groot, dat de „vro
men" aldaar hun droefheid te kennen gaven
door het scheuren van hunne kleederen
Doch men deed meer.
Een deputatie werd benoemd om naar Vlis
singen te reizen en te protesteeren op het
Stadshuis. Deze deputatie bestond uit Gerrit
Slaakweg, Willem Meeuwse en Lourens Ingelse.
Ze kwamen te Vlissingen, raadpleegden met
de broederen aldaar en begaven zich naar 't
huis van den regeerenden burgemeester Cor
nelis Caen, waar ook de pensionaris L. C. van
Sonsbeek tegenwoordig was. Zij brachten hun
bezwaar tegen 't begunstigen der Roomschen
in, doch de Heeren konden zich niet begrijpen,
hoe menschen, die zoo ver van Vlissingen af
woonden, er toe konden komen, zich met dier
stede zaken te moeien en rieden hen liever
't misnoegde volk te sussen.
Maar nu stoof Ingelse op en verweet de
Heeren, dat de£e de oorzaak waren en dat hij
niet bereid was om als de menigte opkwam,
haar tot rust te brengen.
De burgery van Vlissingen raakte nu ook in
gisting en zond deputatie op deputatie, doch
ze kregen nul op 't request.
Hierdoor klom ook in 't land de beroering.
Comparities werden gehouden. De vraag be-
m
Bij 'tmededeelen van zijn verbanning wordt
hij foutief Lw/n genoemd.