Uit de Heilige Schrift.
Belijdenis en School.
10e Jaargang.
VRIJDAG 11 OCTOBER 1901.
No. 41.
^EEKBLAD GEWIJD AAN DE j^ELANGEN DER pEREFORMEERDE K.ERKEN
IN ZEELAND, OORD-BRABANT EN pIMBURG.
ONDER REDACTIE VAN
Ds. J. HULSEBOS, Ds. A. LITTOOIJ,
Dr. L. H. WAGENAAR.
Abonnement per 8 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën Van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
"Wij beschouwen hier de Wet Gods, gelijk
ze gekend en beoefend moet worden door Gods
verlost volk, alzoo onder het licht des Evangelies.
God is de Schepper, die den mensch naar
zijn heerlijk evenbeeld schiep, maar Hij is ook
de trouwe God des Verbond», die zich in on
uitsprekelijke genade over het verlorene ont
fermde. Hy zendt den Zoon zijner liefde, zijn
afgezant, in Wien God zijne liefde jegens zijne
uitverkorenen betoont, door Hem over te geven
voor hen in het lijden des doods. Voor dien
afgezant, op Wiens lippen genade en waarheid
zijn uitgestort, maakt de Heilige Geest plaats
in het zondaarshart.
En nu roept die God der Schepping en der
Verlossing het zijnen kinderen toeGij zult
geene andere goden voor mijn aangezicht hebben.
En het waarlijk verloste menschenhart, dat
zoovéél geleden heeft in het diensthuis der
vreemde, der andere goden, verneemt dit bevel
met blijdschap, dankend voor de verlossing,
die in Christus Jezus is.
Maar in den geloove zal dan ook nu in de
kracht des Heeren de strijd moeten worden
gestreden, om alle afgoderij te mijden en te
vlieden en den Heere alleen te dienen.
Het krachtig middel in dezen strijd is het
biddend beoefenen van de rechte kennis van
den éénen, waren God. Alle afgoderij is eene
miskenning van God. Deze brengt duisternis
over de ziel. En nu dient het Woord in den
weg der Verlossing, om de nevelen weg te
vagen. En naarmate nu de ziele de rechte
kennisse Gods ontvangt, zal ook een hartelijk
vertrouwen haar vervullen. Hij, die zijnen eenig-
geborene niet heeft gespaard om Zijn kind uit
het Diensthuis uit te leiden, zal Hij ook met
Hem niet alle dingen schenken?
De vrucht van dit vertrouwen, dit werk des
Heiligen Geestes, is ootmoedigheid en lijdzaam
heid. Ook al komen er rampen en tegen heden,
er zijn immers geene goden nevens God. Slechts
ééne hand is het, waaruit alles nederdaalt, en
die hand is de hand des Vaders in Christus
Zoo moeten wij dien eenigen God van gan-
scher harte liefhebben, vreezen en eeren.
Liefhebben, vreezen en eeren zijn juist de
onmisbare en onmiskenbare trekken van het
kindschap, die door het eerste gebod worden
opgewekt en gesterkt, en zoo is dit gebod, door
het geloof beoefend, eene kracht. Het was eene
kracht in die schare van geloofshelden, die,
waar zij de keuze hadden tusschen den mar
teldood of het geven van de eere Gods aan
eenig schepsel, moedig den #dood tegemoet
gingen.
De afgoderij heeft diepe wortelen geschoten
in het menschelijk hart. De ware bekeering
blijft niet bij de uiterlijke openbaringen der
zonde staan, maar de genade doet den stryd
aanbinden ook met de zondige gedachten en
overleggingen. Dit is de strijd, dien de verlos
ten hebben te voeren op den weg der heilig
making. En hoewel het overblijfsel der verdor
venheid eerst by den dood geheel te niet wordt
gedaan, zoo gaat de worsteling tegen de zonde,
ook tegen deze zonde er evenwel om, dat zij
met wortel en tak worde uitgeroeid. Daarom
leert ons de wet Gods, om ook de fijnere vezels
en openbaringen der afgoderij te leeren kennen
en in de mogendheid des Heeren te bestrijden.
Al zien wij in onze omgeving geene open
lijke afgodendienst, toch is de wereld vervuld
van afgoderij, van vereering van het stof, het
genie, den mensch. Ledig van God is het hart,
maar vervuld van den lof van het zienlijke,
van lof van, of vrees voor menschen. En welk
een afgod is het eigen ik, dat lieve, onaantast
bare ik Hieraan zal het kind Gods moeten
leeren afsterven, den Heere de eere gevende,
die Hem alleen toekomt.
Bij den grooten afval dezer dagen zoekt toch
het menschenhart weer dingen, waarop het
zijn vertrouwen stelt. Het neemt de toevlucht
tot bijgeloof, oproeping ven geestenwaarzeggerij
en wat niet al. Tegenover dat alles moeten wij
beiyden, dat de Heere God is, en dat Hij alles
in zijne hand heeft en ons lot bestuurt naar
zijnen eeuwigen raad. Niets mag de plaats in
nemen, dien de Heere alleen in ons harte toe
komt, ook niet het liefste, het edelsteman
of vrouw of kind
Kinderkensbewaart u zeiven van de afgoden
(1 Joh. 5 21.) Hulsebos.
Tegenstrijdige berichten.
Den lien October 1899 begon de oorlog.
Heden dus vóór twee jaren.
In De Standaard van Maandag 1.1. lezen we
„Met een militair inzicht, dat hun tot eer ver
strekt zegt zeker Fransch blad hebben
de Boeren hun operatie-veld tot Natal uitge
strekt. En de conclusie is dan, dat de stand
van zaken voor de Boeren zoo gunstig moge
lijk is.
De Matih heeft een lang rapport ontvangen,
waarin dit wordt uiteengezet".
Daarin luidt het onder meer„Onze tegen
standers zijn verloren. Ons hart is vol hoop".
Van Engelscbe zijde nu schreef men de ver-
ledene week, dus na de ongedachte, opzienba
rende nederlagen, die zij te Moedwil en elders,
ondergingen, dat de kracht der Boeren gebroken,
en er mitsdien geene reden tot ongerustheid
was, en dat mitsdien de oorlog moet voortge
zet worden, tot het gewenschte einde, den
ondergang der Boeren namelyk, is verkregen.
Dat wil ook de Engelsche Natie. Er is altijd
nog maar een klein gedeelte der Natie, dat op
vrede aandringt, óók, omdat het dezen oorlog
als een onrechtvaardige aanziet. De Natie is
misleid en in slaap gewiegd. Doch dat ver
ontschuldigt haar nietwant zy kan en moest
het beter weten, dan zij het doet. Hoe ook
de afloop zij, deze oorlog is een oordeel Gods
over haar. De Rechter der gansche aarde zal
recht doen. Doch tydelijk kan het onrecht
zegevieren, omreden de gangen Gods in het
heiligdom zyn, en Hy, de Heere, in deze be
deeling een God is die zich verborgen houdt.
"Wij kunnen zyn gangen niet aanstonds en
altijd naspeuren. Wij moeten door het geloof
leven. Zalig zijn zy, die niet gezien en noch
tans zullen geloofd hebben.
dat °iDZe Boeren het thans winnen,
dus in dezen oorlog zegevieren zullen, hebben
heid alleen Gods beloften geven zeker-
heKeP opbter °ok geene tegenoverge-
S ml i S6 of af&eleide uitspraken in
het Woord onzes Gods, die hun en ons het
^8en^.fSest,elde zeggen. WÜ z«n van giste-
zalweten het niet, hoe de afloop wezen
bdat' b« de tegenstrydige
u' W1J knJSen> en bij hetgeen wh'
weten eh niet weten van den eigenlijke» stand
en*" uftsnralr11 de b7°V6" aanSehaalde berichten
uh7iVht?n f wederzVds de toestand en de
hPirtl rooskleurig zijn voorgesteld. Van
Men Sfilnnfl18 m' h h6t sPreekwoord waar
wenscht Z°° gemakkelök wat men
tm®D ?f schr«ver de2es dan in dezen
ll f D' in plaats van de opti-
misten, behoort, m. a. w., of hij heelemaal
wanhoopt aan den door ons alien vurige'
wenschten uitslag, dan was en is nog flttjd
het antwoord, ontkennend.
Doch schrijver dezes houdt er nog altijd
rekening mee, ten eerste,0 dat wy in de uitspra-
hebben^vn h^f S(*rift vasten grond
hebben voor het geloof in den door ons ge-
wenscditen afloopten tweede, dat hier onder de
ondoorgrondelyke en heilige regeering onzes
Gods vaak en tijden aaneen het onrecht zege
viert; ten derde, dat de strijd eene zeer onfe-
Almachtk? óp maaj*°ük> ten vierde, dat God
Sfnf overwinning kan geven door eene
Gidionsbendealsmede, dat de Heere, Wiens
wlen.hmS, KZWaar sch«nen om te hoiren en
8 hand bijwijlen onmachtig schijnt om te
en denken
ren het weten, hoe^TIfloip0 weSn^ah ^od
en Hh Tafal ZÖD raad zal bestaan
en Hij zal al zyn welbehagen doen.
nn?0CLf0l"Dg die raad en dat welbehagen
ons, door zyn voorzienig bestuur, niet is ge-
fiaard' 13 bet onze heilige roeping den
Heere ernstig en voortdurend te bidden dat
Hy de door de Boeren en door ons gewenschS
ten uitslag belieft te gevenen verder is
mncJiïï? roepin§.alles .te d°en wat eventueel
mogelijk is, om dien uitslag te verkrijgen en
om hunne ellende te lenigen. erKnjgen' en
hi^Pn6 h,eilig6 r„°epiDg ia het Hem daarom te
van 7iPh met het 00g op de opeubaring
ZGlve? en van ZiJ'ü Naam, die daar
toch over het wereldrond zou verkregen en
aanschouw0 worden, en mitsdien tot Zijne
Jon tri1J/ing7 6n ^0t hei1 der volkeren wezen
tweedf is dat onze roeping, omdat het
voor ons vaststaat, dat het recht aan de zijde
ttL^uTeVS' en°pdat alzoo het recht moge
nmrfat htf worden ®D zegevierenten derde,
S52Stegenover de Engelschen, onschuldig
jden van de strijdende Boeren, bijname van
de vrouwen en kinderen, velerlei en ten hemel-
schreiend groot is, en wij voor zwakken en
hiI? uf 003 J13 bet bij menschen niet moge
lijk] althans by God in de bres moeten stellen
ten vierde, omdat deze zwaar verdrukten onze
HUW
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behouden.
Jesaja 33 22.
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE
lust aan Brandofieren en Slachtofferen,als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee
ren? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken, dan het vette der rammen.
1 Sam. 15 22
(HET EERSTE GEBOD.)
Gij zult geene andere goden
voor mijn aangezicht hebben.
Exodus 20 2.