w Uit de Heilige Schrift. Belijdenis en School. 10e Jaargang. VRIJDAG 4 OCTOBER 1901. No. 40. EEKBLAD IN GEWIJD AAN DE jBELANGEN DER JorERE FOR MEER DE J\f OORD-BRABANT EN redactie van Kerken ^leeland, J_HMBURG, Ds. J. HULSEBOS, Ds. A. LITTOOIJ, Br. L. H. WAGENAAR. Abonnement per 3 maanden f 0.85. Afzonderlyke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. Wij, schepselen, zijn gewoon, ons bij de voorstelling en beschry ving van allerlei dingen, ook in het afgetrokkene, te bedienen van maten. Wij vergelijken en meten het eene met het andere, het onbekende met het ons bekende, en zoo vormen zich voor ons ver standbegrippen en voorstellingen van de dingen, op elk gebied van het denken en van het leven. Maar hieruit blijkt nu ook onze kleinheid en geringheid tegenover God, tegenover dat eeuwig, ongeschapen wezen, dat al net geschapene uit niet door zijn Machtwoord heeft voortgebracht. Bij wien dan zult gijlieden Mij vergelijken, dien Ik gelijk zij zegt de Heilige. Merkt wel op God heeft in het schepsel eenige gelijkenis van Hem zeiven gelegd. Hij schiep den mensch naar zijn beeld. Maar het omgekeerde te be weren zou Godslastering zijn. De Schepper gelijkt niet op het schepsel. Groote zonde is hette meenen, dat God geheellijk zou zijn in zijn denken als de mensch. Bij wien dan zult gijlieden Mij vergelijken Het edelste, het grootste, als maatstaf gebruikt, zinkt in de diepste diepte weg. Wanneer de Schrift dan ook iets uit 't geschapene als maat- staf gebruikt, om Gods eigenschappen of vol maaktheden voor te stellen, dan wordt aan stonds het nietige, het onvoldoende van het middel der vergelijking aangewezen, en dient het alleen, om bij wijze van tegenstelling eenig denkbeeld van Gods grootheid te wekken (1 Koningen 8 27, Psalm 90 2). En het is alleen Gods genade, die ons iets van zijn Wezen en werken in natuur en genade tot onze zalig heid en tot verheerlyking Zyns Naams wil doen kennen, dat Hij zoo nederbuigend goed tot ons in menschelijke taal en beeld en maat van Zich doet spreken, en Zich zoo heerlijk heeft geopenbaard in Zijnen Zoon, werkende in ons tot kennis van Christus Jezus door den Geest en het Woord. De profeet noemt de wereld, het menschdom. Hoe groot is die Schepping van uit ons oog punt bezien Wat machtige verschoningen De groote wateren, door den stormwind bewo gen De Libanon met zijne eeuwenoude reus achtige cederen En dan het menschdom, de volkeren, de reusachtige menschenzee, die daar onder gestadige beroering haar golven doet gaan over het rond der aarde, onder strijd en wor steling, onder voortdurend zwoegen en slaven De mensch bewoont het aardryk, ontdekt zijn schatten, vervult de aarde met de voortbreng selen van zyn vernuft! En toch, hoe vergan kelijk is die menschSlechts een korte tijd en wederom een nieuw geslacht is opgestaan, eveneens werkende, voortbrengende, strijdende, op het oude nog voortbouwende, nieuwe schat ten aan de aarde ontweldigende, of ook het oude verwerpende en wat 't voorgeslacht deed, weer afbrekende. Ver boven dat gewoel en die vergankeiykheid troont God, de Onveranderlijke, eeuwig Geluk zalige, Ondoorgrondelijke. Hij is het die daar zit boven den kloot der aarde en derzelvvr inwoners zijn als sprinkhanen. Ziet, de volken zijn geacht als een druppel van eenen emmer, en als een stofje aan de weegschaal. En God is de Almachtige Richter Die de vorsten te niet maaktde richters der aarde maakt Hij tot ijdelheid. Bij wien -dan zult gij God vergelijken Ziehier nu het gruwelijke der afgoderij het dwaze niet ajjeen, maar het gruwelijkeGod tot een schepsel te maken, het schepsel te eeren, alsof het God ware, zijn vertrouwen op het schepsel te stellen in plaats van op God. Dit is de groote zonde niet alleen van de Hei denen, maar van het zondaarshart. Maar te midden van dat afgodisch mensch dom, en, uit dat afgodisch menschdom getrok ken en verlost, heeft God zijn volk. Hoe menigmaal het zich ook nog over zijn ongeloof moet schamen, het leert de Naam des Heeren te vreezen en in Christus op Hem te betrouwen. Dat zij dan ook niet vreezen, bij al wat hen hier in deze wereld moet ontvoeren Waarom zegt gij dan o Jakoben spreekt o Israël! mijn weg is voor den Heere verborgen en mijn recht gaat van mijnen God voorbij Die den Heere toebehooren, zij mogen zich ook boven het aardsch gewoel verheven ach ten. Hij schenkt hun vergeving der zonden en het eeuwig leven. Maar die den Heere verwachten, zullen de kracht vernieuwen. Het woord onzes Gods be staat in der eeuwigheid. Hulsebos. Subsidie. Volgens 't verslag van het polderbestuur van "Walcheren, gehouden 28 Sept. 1. 1., kwam daar in behandeling eene aanvraag om eene jaar- lijksche subsidie van f200.— voor 20 jaren. In 't verslag nu lezen we: „De heer Corré heeft geen bezwaar tegen de subsidie, wel tegen het rijden op Zondag. Moet dit laatste plaats hebben, dan kan hij ook zijne stem aan de subsidie niet geven." In gelijken geest spraken de heeren Huvers, K. Allaart en P. Melis. En toen in stemming werd gebracht, of aan de subsidie de voor waarde zal worden verbonden, dat des Zondags niet mag worden gereden, stemden daar voor de heeren Melis, Cijsouw, Ce vaal, Louwerse, Huvers, De Visser, H. W. Allaart, Kodde, Corré, K. Allaart en Coppoolse tegen deze voorwaarde de heeren Snouck Hurgronje, Pouwer, van Westen, van Teylingen, Sprenger, Koene, van der Swalme, van Berlekom, Gerlach, Borsius en den Bouwmeester. Daar de stemmen staak ten, besliste, naar het reglement, de voorzitter, de heer den Bouwmeester; natuurlijk besliste deze tegen het stellen dezer voorwaarde. Hiermee was, tot onze spijt, de zaak beslist. Wij vestigen er de aandacht op, dat voor den Tram-Lantsheer c. s., ieder jaar f200 uit de kas van den Polder Walcheren te geven, 20 jaren lang, ook de heeren Corré c. s. waren, indien n. 1. de tram op den dag des Heeren niet reed. Het mee mogelijk te maken dat en ook geld toe te staan uit de kas van den pol der Walcheren wanneer de tram ook op den dag des Heeren reed, neen, dat wilden de eerst genoemde heeren niet. Zooals men uit ons vroeger schrijven hierover weten kan, heeft ons dat verheugd. Ja, het spijt ons, dat zij niet ééne stem meer op hun voorstel zagen uitgebracht. Deze rust toch is geen saaie, zooals de heer Snouck Hur gronje opmerkte, maar eene gewenschte, ja,nood zakelijke, zooals de heer Huvers antwoordde, want wij gelooven ook, dat deze tram in hoofd zaak een pleiziertram voor de reizigers op 's Hee ren dag, en alzoo ter ontheiliging van Zijnen dag wezen zalalsmede, dat onze stille Sabbathsrust, die men nog op onze dorpen geniet, er langzamer hand meer en meer door gestoord zal worden. Het zou niets geen kwaad gekunnen, maar veel goed gedaan hebben, bijaldien men, trots alles wat wij tegenwoordig tegen het Engelsche leren hebben, in dezen hun voorbeeld had gevolgd. Dat had gekunnen, haast zeiden wij, dat had gemoeten. Doch ieder moet het ten slotte voor God en voor zichzelven weten. Wjj ook, hoe wij daar over mogen en moeten schrijven. Wy zouden, in dit geval ernsteiyk hebben meegewerkt en voor de Zondagheiliging in de bres zijn ge sprongen. Subsidie. Ons Ministerie toont aanvankelijk dat het er is. Het heeft gezorgd dat aan eene bijzondere school eene rijksbijdrage by Konink lijk besluit werd toegekend, die door de gede puteerden van Gelderland en den Raad van geschillen geweigerd was. Het spreekt van zelf, dat de Middelburgsche' Courant daarover nijdig is en leed draagt. De uitlegging der wet voor de rijksbijdrage moest, om het te kunnen doen, slechts wat milder uitgelegd en toegepast worden, dan onze liberale heeren dat gewoon waren ten opzichte der bijzondere scholen. Op het gebied van het onderwijs behoort er zelfs volkomen gelijkheid te komenen de leerplicht hopen wij dat zóó zal gewijzigd worden, dat de ouderrechten niet langer geschonden en aan de ouders het onmis bare brood ontnomen wordt, zooals dat nu 't geval is. Littooij. De Standaard die heden, 2 October, over Barnum en Zondagsheiliging een hoofdartikel schrijft, zegt daarin, dat de gemeentebesturen verlof tot het plaatsen van het beestenspel had den kunnen geven, onder voorwaarde dat het Zondags gesloten was. Aan een tram op Zondag nu hebben wij hier evenmin behoefte als aan Barnum's beesten spel. Door beide wordt de dag Gods ontheiligd, de rust gestoord en het leven achteruit gezet. Men had zelfs kunnen bepalen dat de tram op den rustdag alleen voor werken van nood zakelijkheid, bijv. bij dijkbreuk, rijden mocht. In het ijveren voor Zondagsrust en Zondags heiliging moeten wy vooraan gaan staan. Voor hetgeen waarvan wij weten, dat het ook de ontheiliging er van moet dienen, mitsdien geen geld uittrekken en geven. Littooij. "Want de HEERE is onze Rechter, ae HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons behouden. Jesaja 33 22. Doch Samuel zeideHeeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen,als aan het gehoorzamen van destemdesHee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22 [DE GROOTHEID GODS.] T~ Bij wien dan zult gijlieden Mij ver gelijken, dien Ik gelijk zij? zegt de Heilige. Jesaia 40 25.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1901 | | pagina 1