Uit do Heilige Schrift. Belijdenis en School. lOfi Jaargang. VRIJDAG 27 SEPTEMBER 1901. No. 3». ^EEKBLAD GEWIJD AAN DE ^ELANGEN DER JjERE FORMEER DE K.ERKEN IN Zeeland, JST OORD-BRABANT EN J_,IMBURG. Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hij zal ons behouden. Jesa.ia 33 22. ONDER REDACTIE VAN Ds. J. HULSEBOS, Ds. A. LITT00IJ, Dr. L. H. WAGENAAR. Doch Samuel zeideHeeft de HEERE lust aan Bran doceren en Slachtofferen,als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is heter dan slacht offer, ppmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22 Abonnement per 8 maanden f 0.85. Afzonderlyke ^os> 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: E. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. (WAARDE VAN DEN TIJD.) Den tijd uitkoopende. Efezen 5 16a. Men heeft zich menigmaal uitgesloofd, om eene goede bepaling te geven, van wat eigen lijk de tijd is. De menschelijke geest wil gaarne alles weten, alles verklaren. Doch er zijn door den Heere grenzen aan het weten, aan het kennen en doorgronden gesteld en onafwijsbaar heet het daar: „Tot hiertoe en-niet verder." En zoo is het ook met het begriptijd. Even min als men het licht kan ontleden en kan verklaren, wat het is, evenmin weet men juist te zeggen, wat tijd is. Men geeft wel verkla ringen, maar die dikwijls meer moeten dienen, om de armoede van ons denken te bemantelen, dan om te verklaren. Zekerde tijd staat in verband met de vergankelijkheid en verander lijkheid der geschapene dingen en wezens, dat is duidelijk. Maar, wat is tijd Het meest be vredigend antwoord is weiHet na eikander zijn der dingen, gelijkruimte genaamd wordt: het naast elkander zijn der dingen. Maar wij zullen ons hiermede niet langer vermoeien, doch liever vragen naar de waarde van den tijd. De tijd is eene gave Gods, eene rijke gave voor zijn redelijk schepsel. Door en vanwege de zonde brengen de elkander opvolgende dee- len van den tijd ons ook ramp en leed, teleur stelling en droefheid. Maar nu geeft de Heere in zijne gemeene gratie niet alleen tijden, waarin het tijdelijk geluk en de tijdelijke voorspoed worden bewerkt en verkregen, maar Hij geeft ook tijd tot be keering en geloof, tot opwassen in de genade, tot verwerving van onvergankelijke schatten in den hemel, waar geen tijd, geen voorbij gaande en afloopende tijd, maar eene onveran derlijke en. dus eeuwigblijvende heerlijkheid zal zijn. En nu hebben wij de waarde van den tijd zeer in acht te nemen. Voor alles is een tijd, en die moet dan ook worden gebruikt, om dat gene te doen, wat in dien tijd moet geschieden. Zoo is het met de opvoeding van het kind. Zoo is het met de bestemming en roeping voor dit tegenwoordig leven. Zoo is het met het doen en drijven van zaken, een ieder in de zijne. Time is money ofTijd is geld is wel een materialistisch woord, waaruit blijkt, hoe de geest dezer eeuwwinen geldzucht ook onze, bij ons thans niet zoozeer beminde naburen, beheerscht. Toch ligt er deze waarheid in Het recht gebruik van den tijd brengt ook tijdelijken zegen. Maar wat uitnemend gewicht heeft de tijd, sommigen korter, anderen langer, allen naar een door God bepaalde mate toegemeten, voor ons eeuwig belang De tijd, dat geschenk Gods, maar dat zoo alle kenteekenen van onzekerheid, onrust, ver gankelijkheid, ja snel voorbijgaan aan zich draagt De tijd gaat snel daarheen, als eene gedachte, weldra ook uitgewischt in het geheugen, maar, wat er in geschiedt, draagt vruchten in de eeuwigheid, hetzij goede, hetzy kwade. Is dit niet wonder? Het eene tydperk verdrijft, verdringt het andere, het voorgaande, en wat daarin door den verantwoordelijken beelddrager Gods, zijn zedelijk en redelijk schepsel is ge schied, blijft, ja, is ten eenenmale onuitwisch- baar. Ja, ook de vruchten en werken van zijn doen hier verslijten en gaan voorbij, maar de zedelijke daad blijft. Wij aUen moeten geopen baard worden voor den rechterstoel van Christus opdat een iegelijk weg drag e hetgeen door het lichaam geschiedtnaar dat hij gedaan heeft, het zfj goed, het zij kwaad. Wat is nuden tijd uitkoopen Het ismet den tijd, als eén kostbaar goed, op 'tvoordee- ligst handel te drijven. Te doen gelijk de koop lieden, die eenig vooTdeelig artikel op de markt zoeken meester te worden en er zich met al hun koopmansenergie op toeleggen, om er van te maken en uit te halen, wat er uit te maken en uit te halen is. Welnu, zonder beeldspraakMet den zoo vluchtigen tijd moét worden winste gedaan, moet worden gewoekerd voor de eeuwige heer lijkheid. Met den tijd is de bekeering verbonden, de ontwikkeling van het leven desgeloofs. In den tijd draagt de wedergeboorte door den Heiligen Geest hare vruchten. In den tijd komt Gods Koninkrijk tot het volmaakt zij. Al wie in zal gaan in de vreugde des Heeren, wordt in den tijd, in den ras voortsnellenden tijd uit de duis ternis gebracht tot het licht en ingeleid in Gods Koninkrijk. Heeft dan de tijd ook waarde voor u, voor mij, voor elk menschenkind? O, zijn we dan niet geroepen, naar de ons van God verleende gaven en krachtenkoopmanschap te drijven met dat kostbaar goed, den tijd Hoevele beschuldigingen moeten hierbij niet in de ziel oprijzenHoeveel tijd verbeuzeld, verzondigdBy velen een gansch leven ver- zondigd en doorgebracht in Satans rijk en Satans dienst En ook, waar wij andere dingen kennen, hoe veel voor ons gemak en voor ons genot, dat aan den Heere toebehoorde Maar, nog is het niet te laat. De tijd der be keering is daar En gij, kind Godsricht weder op trage handen en slappe knieën. Daar volgt nog in onzen tekst: dewijl de dagenboos zijn. Er waren toen vervolgingen. Het leven was onzeker. Maar is dit niet nog zoo? Jakob noemde zijne levensdagen weinig en kwaad. O zoo is het als wij op 't verganke lijke zienGrijpen wij dan naar onze roeping de ware gelegenheden aanZoekt dpn Heere, terwijl Hij te vinden is, roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. Hulsebos. De scherpste critiek, die ons Ministerie, in zonderheid Dr. Kuyper als president van den Ministerraad, te verduren had, ging over het geen in de openingsrede gemist werd. Het onzen tegenstanders naar genoegen te maken,zal uit den aard der zaak wel niet mogelijk zijn. Dat in de Troonrede niet vóór ons broedervolk in Afrika en tégen Engeland is gesproken, zie, dat is op het oogenblik de grief bij uitnemend heid. Laten wij echter niet uit het oog verlie zen, dat zij het, bijaldien eenig woord van be teekenis ware uitgesproken, gewis en zeker als de grootste onvoorzichtigheid, ja, als gevaarlijk voor den toekomstigen vrede van het land, zouden uitgemeten hebben. Want het dit Ministerie onmogelyk maken, zoodra het kan, zal op allerlei wijze worden beproefd. Dit Ministerie toch kan en zal naar hunne beschouwing veel en groot kwaad doen Hunne heerschappij, zoo vele jaren meester lijk aan de kaak gesteld, bestreden en tegen gestaan, zal, zoo vreezen zij niet ten onrechte, onder de leiding van Dr. Kuyper, geknecht worden, ja, wellicht om koud gaan. Uit zucht naar zelfbehoud en naar het voortbestaan hun ner hooggeloofde en alles belovende heerschappij, zullen zij het dit Ministerie zoo moeilyk mo gelijk maken. Daar komt bij, dat velen van hen reeds zoover zijn, dat door hen metterdaad ge loofd wordt, dat eene regeering, niet in hunnen, maar in onzen geest, verderfelijk is voorland, volk en vorstenhuis. Waar nóg bij komt, dat, naarmate dit Ministerie aanblijft en goeden indruk maakt, de ambten en betrekkingen aan de hunnen, althans voor een deel, zouden kun nen ontgaan; alsmede, dat aan de privilegiën op onderwijs en ander gebied, weieens een einde zou kunnen komen. In één woord, voorzoover de liberalisten met hunne geestelyke kinderen party hebben gekozen tégen het geloof en vóór het ongeloof en de menschelijke rede, is de strijd, die er gestreden wordt en wederzijds moet gestreden worden, niet bij te leggen of tot stilstand te brengen. Alleen de onbeslisten en degenen die vreezen, dat het liberalisme ten slotte enkel socialisten en anarchisten, onte vredenen tot den dood toe, kweekt, zullen geene oppositie voeren uit die booze berekening en in ieder geval. Velen toch worden wakker ge schud en vreezenzy willen het uit vrees voor erger en erger nu weieens met een chris telijk Ministerie wagen. En wat nu de zaak betreft, waarmee de principiëele tegenstanders het Ministerie 't scherpst aanvieleo, daarin doet de Regeering allicht teveel of te weinig. Gewis, hier liggen voetangels en klemmen. Immers, wy allen zouden alles willen, en ach, als Regeering kan men niets, zoolang de zaken staan gelijk ze nu nog staan. Als Regeering kan men niets, omdat de vorige Regeering de vredes conferentie heeft aanvaard en ontvangen, met uitsluiting van Transvaal en Oranje-Vrij staat. Zoolang nu, trots die uitsluiting, de groote mogendheden niet mee opkomen wil len voor het recht en de vrijheid der zwak ken, maar behagen hebben en voordeel zien in Engelands diepe zelfvernedering, en zelfs wan neer het moet, den ondergang der republieken toelaten, is er voor eene kleine en zwakke Mo gendheid als de onze, in verhouding tot Enge land is geen denken aan, om tekunnen optreden. Niets zeggende phrasen of wenschen passen nu eenmaal in een staatsstuk niet. Daarenboven, waarom zal men zich wagen óf voor het heden óf voor de toekomst, indien men en zoolang men toch geene hulpe aan zijne stamverwanten bie den kan Meent men dat te moeten en te mogen doen, dan is het immers altijd nog tijd genoeg, wanneer daarvoor de gelegenheid zich aan biedt. Die gelegenheid bood zich bij het op stellen en uitspreken van deze Troonrede, helhas, nog niet aan. De groete Mogendheden toch blijven nog Oostindisch doof en Engeland

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1901 | | pagina 1