kwaad eens ruatig over den nieuwen toestand j
een oogenblikje te redeneeren.
Want het wil ons voorkomen dat én zy, die j
hun zeer hoog gestemde gevoelens over de
toekomst hebben uitgesproken èn zij, die al
zuchtende den blik voorwaarts slaan, wel een
weinig buiten de werkelijkheid leven.
Wat toch is het geval?
Een nieuw ministerie, als thans bezig is ge
formeerd te worden, is de vrucht van overleg
tusschen verschillende partijen.
Veel woorden behoeven we niet te gebruiken
om aan te duiden, dat dit altijd aanmerkelijke
moeilijkheid met zich brengt.
Zij, die het voorstellen of nu eensklaps alles
anders worden zal en een totale omkeering op
komst is, vergeten dat het ministerie niet uit
sluitend kan bestaan uit mannen onzer eigen
richting, en dat zijn taak gebonden zal moeten
zijn aan een voorafgaand overleg.
Het Kabinet, dat geboren wordt uit den pas
ge voerden strijd, kan niet anders dan een coa-
litie-kabinet zijn men heeft daarbij rekening te
houden met alle bestanddeelen, die er in moe
ten worden opgenomen.
En behalve d&t is er nog een tweede reden,
waarom het wel wat dwaas is te hopen of te
vreezen voor een snel komende, schokkende
omkeering.
Het nieuwe Kabinet toch vindt bij zijn op
treden een toestand, dien het maar zoo niet in
ééns kan veranderen.
Het huis, waar het heeft in te trekken, was
voorheen door anderen bewoond, die het volko
men hebben ingericht naar hun eigen zin.
Het huis staat er, en men moet het er voor-
loopig meê doen.
Immers eerst wanneer men er eenigen tijd
in geleefd heeft kan men pas beginnen met de
indeeling te veranderen.
De eene kamer kan buiten gebruik gesteld,
de andere in gebruik genomen worden. Hier
kan een muur gemetseld, daar een muur wor
den verwijderd.
Maar aan de grondslagen, aan de fundamen
ten raakt men zoo dadelijk niet.
Wie dat deed zou het wonen in het huis al
aanstonds onmogelijk maken.
Het leggen van een nieuw fundament is een
werk waar veel tijd meê heengaat, dat zeer
ernstige studie en nauwkeurig onderzoek ver-
eischt, en waar maar niet zoo een, twee, drie
aan te beginnen is.
Het is dan ook zeer verkeerd, wanneer men
nu aanstonds allerlei hooge verwachtingen
koestert niet alleen, maar die zelfs uitspreekt
profeteerende, dat men nu eens zal zien, hoe
heel anders het nu zal toegaan dan voorheen.
Ja zeker, dat zal gebeuren.
Geen twijfel, of het verschil tusschen het
voorheen en thans zal ieder duidelijk worden
het exclusief „liberaal" regeeren heeft uit.
Maar de overgang kan niet plotseling zijn.
Onze groote mailsteamers brengen u uit ons
koeler klimaat wel snel naar de streken van
tropische hitte, doch de overgang is geleidelijk.
Niet in één dag van hier naar Batavia.
Langzamerhand begint de reiziger zijn klee
ding uit het noorden te verwisselen voor het
luchtiger gewaad op de tropen berekend.
Zoo is het ook op politiek gebied.
Tusschen het straks geformeerde Kabinet en
het aftredende is principieel de afstand niet
minder groot dan tusschen Amsterdam en
Bataviaals men nu maar zoo nuchter is om
te begrijpen dat zulk een reis niet in één dag
kan worden afgelegd.
Zeker, de beginselen stellen eischen, die
nimmer uit het oog mogen worden verloren,
en met de Stichtsclie Courant zijn wij het eens,
dat onze pers heeft op te komen voor deze be
ginselen, rusteloos en zonder verzuimmaar
in de practyk dient in het oog te worden ge
houden dat we nu te doen zullen hebben met
een coalitie-kabinet, dus geenszins met een dat
zuiver Antirevolutionair is.
Het spreekt duidelijk dat indien in ons land
een zuiver Antirevolutionair ministerie mogelijk
ware, zulk een Kabinet slechts zou rekenen
met eigen denkbeelden. Nu echter is dit niet
zoo en dient al aanstonds met het inzicht
ook' van de medestanders rekening te worden
gehouden.
Maar óók met de historie.
Met wat geworden is, nu jaren en jaren lang.
Wat dus maar niet met een tooverwoord is
weg te nemen of te veranderen.
Laat het ons met één voorbeeld duidelijk
maken.
We denken aan Zuid-Afrika.
Wat al denkbeelden heeft men uitgesproken,
wat al verwachtingen gewekt in verband met
de Zuid Afrikaansche crisis.
Verstoord over de houding van het tegen
woordig Kabinet heeft men geprofeteerd dat
het nieuwe nu wel anders handelen zou.
Dat zou Engeland niet ontzien
Dat zou de koe bij de horens vatten.
Zonder aarzelen optreden voor het verdrukte
Afrikaansche Volk.
Nu hebben wij nooit medegedaan aan het
wekken van agitatie, noch aan het opwekken
van verwachtingen, die tóch niet verwezenlijkt
kunnen worden.
Die luid-klinkende protestmeetings hadden
om hun ondoeltreffendheid nooit onze sympathie.
Doch dat daargelaten, wie ook nu voor Afrika
hope voeden op het nieuwe Kabinet vergeten
toch één ding, en wel dat het tegenwoordig
ministerie elk energiek optreden onmogelijk
heeft gemaakt.
De fout, bij de Vredesconferentie begaan, heeft
mee tengevolge, dat ook het nieuwe Kabinet
in een richting, door velen gewenscht en ver
wacht, geen schrede kan zettengesteld altijd
dat het zelf die richting goedkeurde.
Zóó is het komende Kabinet in velerlei op
zicht aan het verleden gebonden, heeft het met
het historisch gewordene rekening te houden,
en ziet het tal van opzichten zich een weg af
gebakend, dien het zeker niet zelf zou hebben
gekozen indien het ten volle vrij ware geweest.
Rekenen met deze werkelijkheid is- daarom
ook voor onze geestverwanten zeer noodig.
Noodig vooral om niet straks bitter teleur
gesteld uit te komen.
Toen in October 1899 de Vrijstaatsche Boe
ren over de Oranjerivier trokken, jubelden velen
ook in ons land al, dat Afrika voor de Afrikaan-
ders zou zijn, van Tafelberg tot aan Zambesi.
Maar zóó heel gemakkelijk gaat dat niet.
Er bleek meer macht noodig, dan waarover
men beschikte, niet alleen om de Engelschen
zelf er uit te jagen, maar ook om den Engel
schen invloed te overwinnen, en al wat En-
gelsch was Hollandsch te maken.
Zoo iets eischt jaren.
De werkelijkheid biedt allerlei ongedachte en
onverwachte moeilijkheden, en alleen wie die
werkelijkheid kalm en nuchter in de oogen
kijkt, heeft kans zijn zaak te winnen.
Het scheen ons niet onwenschelyk dien
eisch der werkelijkheid eens een weinig op den
voorgrond te brengen.
Enkele uitingen in- de pers deden ons nu
reeds denken aan buitengewone verwachtingen
voor de naaste toekomst; en men kan geen
grooter kwaad doen aan het komende Kabinet,
dan die verwachtingen al te hoog spanüen.
Wie op de hoogte is, weet dat er den eersten
tijd geen denken aan is, om anders dan lang
zaam vooruit te komen.
De taak, die de werkelijkheid oplegt, is reeds
zwaar genoeg, laat ze door ongeduld niet
noodeloos verzwaard worden."
VARIA,
De Rede van Prof. Dr. Rutgers.
Professor Rutgers behandelde de in deze
dagen zoo hoogst actueele kwestiewe mogen
wel zeggen de brandende kwestie van onzen tijd,
namelijk die van het verband der Gereformeerde
Kerken met de Vrije Universiteit. Waar een
man als Prof. Rutgers, de groote canonicus van
onzen tijd, deze kwestie behandelde, verdient
zijn bondig, zaakrijk en glashelder betoog alles
zins eene ernstige lezing.
De vraag, die deze beminde hoogleeraar zich
tot taak gesteld had te beantwoorden, luidde
aldus
Mag geoordeeld worden, dat thans de tijd
gekomen is, om 'het Gereformeerd karakter
van de Vrije Universiteit door nauwer ver
band met de Gerefórm. Kerken nog vaster
te waarborgen?
Prof. Rutgers begint met op te merken, dat
het zijn bedoeling is de bespreking van dit
vraagpunt in te leiden, maar dan zóó, dat door
deze gedachtenwisseling het nemen van een
besluit wordt voorbereid.
In de gegeven vraag ligt vierderlei veronder
stelling opgesloten. De eerste veronderstelling
is, dat de Vrjje Universiteit een Gereformeerd
karakter heeft. Trouwens, dit blijkt al dadelijk
uit art. 2 van de Statuten, waarin dat Gerefor
meerd karakter omschreven is, zóó duidelijk,
zóó ondubbelzinnig en zóó veelomvattend, als
in korte bewoordingen mogelijk was nl. aldus
De Vereeniging staat voor alle onderwijs,
dat in hare scholen gegeven wordt, geheel
en uitsluitend op den grondslag der Gerefor
meerde beginselen en erkent mitsdien als
grondslag voor het onderwijs in de Godge
leerdheid de- drie Formulieren van Eenigheid,
gelijk die in den jare 1619 door de Nationale
Synode van Dordrecht voor de Nederlandsche
Gereformeerde Kerken zijn vastgesteld een
zoodanig gezag daaraan hechtende, als ge
noemde Synode, blijkens hare eigen handel
wijze en hare acten, aan de belijdenisschriften
der Nederlandsche Gereformeerde Kerken
heeft toegekend.
Wel is voor eenige jaren hiertegen bezwaar
ingebracht; meest door misverstand van het
woordje „mitsdien", alsof daarin eenige beper
king of een zeker voorbehoud gelegen was
(gelijk dit thans het geval is met het als voeg
woord gebruikte woordje „mits"), terwijl het
toch natuurlijk bedoeld is in den zin, dien het
altijd heeft en had, nl. .daardoor, daarmede,
alzoo" hetgeen alle beperking of voorbehoud
juist uitsluit. Maar over dat geheele bezwaar
zal thans wel niet meer behoeven gehandeld
te worden, daar dit pas twee jaar geleden op
de jaarvergadering te Middelburg geschied is,
en het toen gehouden betoog niet bestreden is,
noch op de vergadering, noch daarna.
De tweede onderstelling, in bovenstaande vraag
gelegen, is deze, dat het Gereformeerd karakter
van de Vrije Universiteit ook gewaarborgd is
natuurlijk voor zooveel wettelijke bepalingen
een waarborg kunnen geven. Die waarborg nl.
is gegeven, eenigszins reeds in Art. 12, dat
aldus luidt
Deze statuten kunnen nietgewyzigd worden,
dan op voorstel van het bestuur of van min
stens een tiende gedeelte van de leden der
Vereeniging en met goedkeuring zoowel van
het bestuur als van de bij de oproeping met
zoodanig voorstel bekend gemaakte Alge-
meene Vergadering. Intusschen mag zulke
wijziging nimmer betrekking hebben op art.
1, art. 2 en art. 8, die de grondslagen uit
maken, waarop schenkingen, erfstellingen en
legaten aanvaard worden, en die dus onver
anderlijk zijn.
En vooral ook in Art. 8, dat 'dezen eisch stelt
Niemand kan als directeur of curator op
treden, dan na onderteekening der verklaring,
dat hy voor zichzelven persoonlijk het in art.
2 aangegeven standpunt aanvaardt, en bij al
zijne handelingen als directeur of curator,
en met name bij de benoeming van hoog
leeraren, in de eerste plaats de handhaving
van het daar uitgesproken beginsel beoogen
zal.
Terwijl voorts ook alle hoogleeraren zich door
onderteekening moeten verplichten tot hand
having en naleving van het in Art. 2 bepaalde.
De derde veronderstelling in bovenstaande
vraag is, dat die waarborg voor het Gerefor
meerd karakter van de Vrye Universiteit nog
eenigszins versterkt is, doordat de Theologische
faculteit met de Gereformeerde Kerken in ver
band is gebracht. Op zulk een verband is men
onzerzijds van den aanvang af bedacht geweest,
gelijk bij de stichting, en ook later, herhaalde
lijk' en op allerlei wijze is uitgesproken. Het
was echter nog niet mogelijk, althans niet met
het gewenschte doel, vóór 1887, wegens den
toestand, waarin toen de Gereformeerde Kerken
hier te lande verkeerden. Maar daarna is het
spoedig gezocht. In 1889 maakte het zelfs een
hoofdpunt van bespreking uit op de jaarver
gadering en meeting. En toen i» een voorloopig
verband tot stand gekomen op de eerstvolgende
Synode der Ned. Geref. Kerken in 1891 en ge
continueerd in 1892 op de Generale Synode der
vereenigde Gereformeerde Kerken. De overeen
komst, waarbij dat verband is geregeld, is dit
jaar in het jaarverslag nog eens overgedrukt,
en behoeft dus nu niet meer herinnerd te wor
den. Hare hoofdzaak is wel, dat de benoeming
van hoogleeraren in de Godgeleerdheid aan de
goedkeuring der Gereformeerde Kerken onder
worpen wordt, en niet, of althans zeer bezwaar
lik, geschieden kan, wanneer deze uit kerkelijk
oogpunt tegen den persoon bezwaar hebben,
en dat op het onderwijs in de Godgeleerdheid
vanwege deze Kerken zeker toezicht wordt ge
houden.
Eindelijk is de vierde veronderstelling, waar
van de vraag uitgaat, dezedat de bedoelde
waarborg nog kan worden versterkt, door een
nauwer band met de Gereformeerde Kerken.
Immers, het bestaande verband raakt niet de
geheele Universiteit, maar alleen de Faculteit
der Godgeleerdheid. En voorts is bij die Facul
teit zeer goed mogelijk, dat het mede zeggen
schap van de Kerken nog wordt uitgebreid,
zoowel in zake benoeming enz. van hoogleeraren,
als met betrekking tot het toezicht op hun
onder wys.
Hierbjj moet nu echter in het oog worden
gehouden, dat er geen sprake kan wezen van
Littooij.