h Uit de Heilige Schrift. Belijdenis en School. lOe Jaarrang. VRIJDAG 2 AUGUSTUS 1901. No. 31 EEKBLAD GEWIJD AAN IN J\ Want de HEERE ie onze Rechter, de HEERÈ is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hij zal one *>ehouden. Jesaja 33 22. yEELAND, Db. DK pELANGEN DER pEREFORMEERDE Kerken RABANT EN LIMBURG, REDACTIE VAN J. HULSEBOS. Ds. A. LITTOOIJ, Dr. L. H. WAGENAAR. Doch Samuel zeideHeeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofi'eren.als aan het gehoorzamen van de stem des Hoe ren? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22. Abonnement por S maanden f 0.85. Afzonderlijke nos. 8 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever; K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. (TRAAGHEID.) Mijne zonenweest nu niet traag' 2 Kron. 29 11a. Minne zonenweest nu niet traag. Met deze woorden besluit Hizkia zijne toespraak aan de kinderen van Levi (priesteren en Levieten), Hizkia, blakende van ijver voor den remen dienst des Heeren naar 'sHeeren Woord. Hij heeft hen verzameld in de Ooststraat te Jeruza lem, en nadat hij hen met levendige kleuren het diep verval van den godsdienst heeft voor gesteld, heeft hij hen dringend en krachtig op- gew©kt, oin hoïïi bij t© staan ©n naar hun ambt te handelen in de reformatie der kerk. Mijne zonen! zoo spreekt hij, hoewel nog jeugdig, hen aan met teederen en vaderlijken ernst, iveest nu niet traag. Traag zijn beteekentzich aan eene zaak uit traagheid of zorgeloosheid onttrekken. Hij, de Koning, betuigt hun, dat zij nu toch den rechten, van God beschikten tijd niet zullen laten voorbijgaan, om het heiligdom te reiai- gen van de voorgaande afgoderij en den waren dienst des Heeren wederom in te stellen. Want zoo zijn de slotwoorden des Konings „de Heerè heeft u verkoren, dat gij voor zijn aangezicht staan zoudt, om Hem te dienen en opdat gij Hem dienaars en wierrookers zoudt wezen." Dat den jeugdigen koning de eere Gods na aan het harte lag, dat hij ook het zedelijk recht had, om in koninklijke waardigheid tot de Le vieten te zeggen Mijne zonenweest nu niet traag, blijkt hieruitdat op vijfentwintigjarigen leeftijd, de allereerste regeeringsdaad van zijne negen en twintigjarige regeering wasde we- derontsluiting en heiliging van het huis des Hee ren. En de Levieten en priesteren hebben als een eenig man de traagheid mogen overwinnen. Zij hoorden naar het koninklijk woord als een bevel huns Gods. En in juiste orde werd gere formeerd. Wegdoen van al het vreemde en onheilige en daarop, (alles onder voorkennis en medeweten des Konings) de wederinstelling van den dienst Gods. Alle ware reformatie bestaat uit deze twee stukken wegdoen van het misbruik, en rechte instelling van den dienst des Heeren. (2) Wees nu niet traagZiet hier eene verma ning, die op geestelijk gebied voor Gods kinde ren voortdurend wordt herhaald. Zijt niet traag in het benaarstigen. (Rom. 12 11.) Daarom richt weder op de trage handen en slappe knieën. (Hebr. 12 12.) Dewijl gij traag om te hooren geworden zijt. (Hebr. 5 11.) Ja, de Heere be straft zijne jongeren op den weg naar Emmaus wegens traagheid in de werking en oefening des geloofs. Oonverstandigen en tragen van hart, om te gelooven. (Luc. 24 25.) Voor de traagheid haar het lichaam zal de eene mensch meer aanleg hebben dan de andere. Het eene gestel neigt meer dan het andere (1) Zoo was bet recht onder de Oude Bedeeling. Hizkia was geheel op zijn plaats, Nu kunnen god zalige vorsten de reformatie wel bevorderen, maar niet rechtstreeks in het kerkelijke optreden. (2) Jehu's reformatie bezat slechts het eerste en was daarom valsch. En alle pogingen om alleen door te protesteeren tegen de zonde, te reformeeren, zijn reeds aanstonds met onvruchtbaarheid geslagen. naar rust. De een zal dus meer tegen deze zonde hebben te strijden dan de andere. Want traagheid, ook in de tijdelijke dingen, is zonde. Na te laten of uit te stellen, wat plicht en omstan digheden eischen, dat nu geschieden zal, is verzet tegen God, die alles regeert. En wat zonde is, moet ook zonde heeten. Trage, luie, den slaap minnende kinderen moeten niet worden ontzien, maar naar behooren bestraft. Traagheid is me nigmaal oorzaak van allerlei ander verzuim en kwaad en staat met het zieleleven in nauw verband. De trage krijgt een opzien tegen alles, en wordt meer en meer vervreemd van den eisch der bekeering. Maar, moge ook al op het lichamelijk gebied de traagheid niet bij allen zonder onderscheid worden gevonden, op 't gebied van het ziele leven is zij ons aller deel. De bekeering uit stellen onder allerlei schoon© voorstelling, ziet daar, waarin het zondig nart zijne sterkte zoekt. Die traagheid, onder wat schoonen, vromen vorm ook voorgedragen, zal tot schuld moeten worden onder het vurig gebed om de onweer staanbare werking des Heiligen Geestes tot waarachtige bekeering. Maar ook onder Gods kinderen moet de strijd tegen de traagheid nog dagelijks worden gestreden, in het dooden van den ouden mensch, in het verloochenen van zich zeiven, in het reformeeren op 't gebied van kerk en huis en hart, in het doen van alle goed werk, in het bereiden van het huis, om dat de Heere komt. Doet dan al wat uwe hand vindt om te doen met uwe macht. En verstaat de vermaningMijne zonenweest nu niet traag. Hulsebos. Toen, tengevolge van den uitslag der verkie zingen en de daarop volgende Ministerieele crisis, verschillende bladen weldra critiek uit oefenden op het uitblijven van de oplossing der crisis veroorloofden wij ons de opmerking, dat ééne der redenen wel wezen kon, het stellen van voorwaarden, m. a. w. het verlan gen van hare Majesteit - als gevolg der raad gevingen, die zy ontving om van voren te weten in welken koers zou geregeerd worden. En dat is zeker haar recht. Hoewel het, naar ik meen, niet altoos plaats heeft. Het schijnt, uit hetgeen reeds werd meege deeld, dat het nu inderdaad plaats gehad heeft. Was daarvoor reden? In een zeker opzicht, dunkt ons, wel. Er is eene zaak van gewicht, iets, waarvan voor het heden en de toekomst veel kan af hangen voor ons koninklijk huis en voorland en volk. Er is, niet zonder recht en reden, door verschillende bladen, ook door De Standaardmeer dan eens scherpe critiek ge leverd op de houding van het alsnog aanwe zige Ministerie inzake de Vredesconferentie, waarbij Transvaal en Oranje-Vrijstaat werden uitgesloten, alsmede op hetgeen óók dientenge volge lijdelijk werd en moest worden aangezien, het optreden van Engeland, in den schandelijk gezochten en gruwelijk gevoerden oorlog, die, helaas, nog altoos woedt. Tengevolge nu van deze critiek kan er onrust zijn, dat een Ministerie-Kuyper, weieens het tegendeel zou kunnen doen, namelijk teforsch ingrijpen in den loop der gebeurtenissen. En wij weten, dat Engeland thans zeer gevoelig is en dat zelfs de aanbiedingen van één der groote Mogendheden, van Amerika, om voor den vrede mee werkzaam te zijn, van de hand gewezen werd. Voorts weten wij, dat de groote Mogendheden de kleine, overeenkomstig de leer. der evolutie, dat het kleine in het groote moet opgaan, aan hun lot overlaten, of, erger nog, in zich opnemen, zoodra de kans, met het oog op de groote Mogendheden, daar voor is gekomen. Er is daarom reden voor de kleine Mogend heden om voorzichtig te zijn, en zelfs aanlei dingen om gramstorigheden op te wekken te vermijden. Dit is te meer waar, wanneer en wijl zij toch geen gewicht in de schaal kunnen leggen, en mitsdien hunne benauwde broederen en zusteren niet kunnen helpen in en uit hun uiterst hangen toestand. Het zou zelfs kunnen, wijl de groote Mogend heden de kleine bespotten en verachten, dat het gevolg zelfs was, als ten tijde van Farao, dat de druk nog zwaarder werd gemaakt. Daar komt bij, dat het onmogelijke van niemand mag geëischt worden. Biddend en phylantropisch optreden blijft mogelijk en is daarom geboden. Verder moet, als het komt, het goede oogenblik worden afge wacht. Maar dat in de oppositie te zijn of zelfs te moeten sturen niet hetzelfde is, blijkt uit een artikel van Woensdag in De Standaard. Van harte beamen wij het en nemen het daarom over. Vooraf zeggen wij nog, dat, wat het binnenland betreft, dus overigens, naar constitutioneel gebruik, geen beperkingen mo gen verlangd worden die in strijd zijn met het verlangen der kiezers, zooals zij zich bij gele genheid der verkiezingen hebben uitgesproken. Met den Christus der Schriften moet weer gerekend worden en aan de schandelijke be voorrechting der baatzuchtige liberalen moet, waar het mogelijk is, een einde worden gemaakt. Doch alles kan niet in eens. Terecht zegt dat ook het hier volgende stuk „Rekenen met de werkelijkheid. De groote belangstelling waarmee naar de komst van het nieuwe ministerie werd uitge zien, is, wij zeiden het verleden week, alleszins verklaarbaar. Het inslaan van een nieuwen koers gaat men nu eenmaal niet met onverschilligheid voorbij. De wetenschap dat andere paden zullen be wandeld worden dan voorheen werkt min of meer prikkelend. Voor hen, die dit Kabinet met vreugde be groeten. is het, alsof ze uit de min of meer benauwde stadsatmosfeer zullen worden over geplaatst naar de frissche buitenlucht, waar ruimer ademen mogelijk is. En voor onze tegenstanders is het natuur lijk vlak omgekeerd. Zij denken uit de dagen van hun vrijheid te komen in de dagen van bekommering; hun verkiezingsartikelen hebben het overtuigend doen zien door wat zwarte nachtgezichten zij werden verontrust bij het denken aan een „clericale" overwinning. Nu de overwinning er is, en het nieuwe ka binet geformeerd wordt, kan het daarom geen

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1901 | | pagina 1