naaste toekomst tegen. Dat doen wij, biddend om en hopend op hetgeen waarnaar wy uit zagen. De Heere doet ons nog veel beleven. Littóoij. VARIA. Uit het aloude Middelburger predikantenleven. In de werken der Marnix Vereeniging, goud- my nen voor den geschied vorscher [ze zijn op onze Prov. Bibliotheek] Serie III, deel V, pag. 272 vindt de opmerkzame lezer een staaltje van oud-kerkelyk leven te Middelburg. Johannes Seu, die eerst te Frankenthal, en sedert 1582 in Zeelands hoofdstad arbeidde schreef brieven aan Arent Cornelisse, alias Arnoldus Cornelii, Dienaar binnen Delft. 'tZijn leuke brieven. Ze teekenen een moei lijken tijd met vaak naive trekken. „De duvel heeft hier in onze ghemeynte oock wat gheraest. Er waren er te Middelburg, die hun geld uitgaven op 9 ten honderd. Doch nu begon men 120/0 te nemen, als men cooplieden zijn geld toevertrouwde voor hunne immers altoos gevaarlijken handel. De dorpsdominees kwamen daar op de classe krachtig tegen op en de ouderlingen twistten er zoo hevig over, dat de goede Seu vermeldtHij isser nu wel aendie in den Heere ontslapen isMet haes- ten desen 16 Februari 1582. Ick ende mijn huijsvr. groeten u seere." Een volgende brief verhaalt van nieuwe bot sing tusschen de predikanten en de geldmannen. De Middelburger kooplui handelden met den vijand en spijzigden voor grof geld zijne legers. De leeraars preekten hiertegen. Zij werden ont boden op 't stadhuis. Hier hielden ze voldie toevoer was schandelijk en kwaadEn hun ambt was het om het kwade te bestraffen. De Magistraat vond, dat men weL eens een kleiner kwaad moet doen om een grooter te keeren. Wel eens een arm afzetten om 't leven te red den, hé Er volgde geen officieel verbod Eenige dagen later nam de President van den Raad de dominee afzonderlijk onderhanden en dat was zeer profijtelijk! Een dienaar in Arnemuiden had gepreekt tegen de verandering in de regeering. Doch dat was zeer kwalijk genomen- (Mei'87). 2 April '89 verhaalt Seu van de armenbe- deeling in Middelburg. Er waren 16 diakenen. 2 zorgden voor wo ningen. .2 voor laken en lijnwaad. 12 zijn beurtelings administrateur, elk heeft zijn maand. Aan 't einde doet hij rekening en verantwoor ding op den kerkeraad. In den winter komt hij gewoonlijk 18 of 20 pond te kort en blijft in voorschot tot Kerstdag. Dan doen de dia kenen generale rekening voor de heeren op 't stadhuis. En de ontvanger defroyeert al de diakenen, die te kort kwamen. Seu is ziek geweest en dacht al te verhui zen, doch de Heere heeft Hem wederom gene zen en daar dankt hij hem voor 2 April '89 is dus de levensmoed weer ge rezen. i En nu komt, wat ik eigenlijk mededeelen wou. 1 Augustus '89 schrijft Seu aan zijn vriend, den Delftenaar: „Naer groetenissen. De gheschiedenisse is aldus toeghegaan. Daer heelt een Minister van Bergen op Soom, alhier op de merekt den 17 Julie gaen wandelen, totten welcken een van onze Dienaars ghecommen is, die heeft hem van stonden aen een stucke boef genoemt", omdat hij een gedichten brief van Vassuer ge leverd had in handen van den Raad van Acte. De Bergsche Dienaar brengt dit aan bij Z. Excellentie in de Staten, net vergaderd Deze ontbiedden beide predikanten voor zich. De Middelburger verhaalt, dat alle predikan ten verontwaardigd zijnontkent de compe tentie des Heeren om zijn rechters te zijn en zegt, dat hij van 't zelfde stuk beschuldigd als Vassuer, zijn zwager, naar de Koningin gezon den heeft om hem te rechtvaardigen. De Heeren delibereeren om dezen brutalen predikant af te zetten. Maar hij, niet lui, laat de kerkeraad bijeenkomen en deze zendt Seu en Panneel om bij Z. Exc. te intercedeeren. De beide collega's verschijnen in de Staten- zitting en bewerken, dat de driftige Ds voor de heeren schuld bekent en zich met den Berger collega verzoent. Maar nu delibereert de Magistraat der stad en straks ook de classe over de vraag, of een Ministerdie zoo openlijk amende gedaan heeft, God en de justitie om vergeving biddende, be kwaam is in die stad te dienen Nu er mocht bezwaar zijn bij den Magistraat, de gemeente wilde haren leeraar behouden en zoo is het geschied. De heete pap koelde af door den tijd. Immers ai de Middelburger leeraars bleven er nog menig jaar. Ik eindig met een verzoek. Is er onder onze oudheidlievende lezers iemand, die, wat ons donker bleef, kan toelichten wij zullen voor ieder lichtstraaltje erkentelijk zijn. Wellicht behelzen de Bergsche boeken bijzon derheden, ook over de oorzaak der verbolgenheid. Wie was Vassuer? Wat behelsde die „ge dichte brief?" Hoe mag de driftige zwager van Vassuer hebben geheeten? Ik heb geen tijd om er veel naar te zoeken. Wellicht heeft een mijner lezers tijd, gelegen heid en lust, om me te helpen, de oude tijden in levendige schildering te doen herleven. W. Johan van Dalen. Johan van Dalen was een Zeeuw. Eerst tuinmansknecht, toen hovenier en leurder, later landbouwer, doch in zijn hart een studiosus. Hy boerde dan ook niet best. En toen hij zag, dat hij zonk, maakte hij zijn gereedschappen en beestiaal te gelde en ging hij met zijn gezin naar Middelburg wonen om er les te nemen bij professor Krom en dominees Henry in het Latijn en alsnog te worden opgeleid voor pre dikant. Doch ach - dat Latijn leeren viel den 36 jarige niet mee en daarbij Van Dalen was ouderwetsch gereformeerd en prof. Krom ging 'straks van den rechten weg af. Nu boterde 't heelemaal niet meer en Van Dalen voer in den zomer van 1801 met zekeren turfschipper Schut naar Friesland en vond er een bescher mer in den rechtzinnigen dominee Meyners te Sloten. Op diens raad begaf zich onze Zeeuwsche studiosus, die in Franeker noch Groningen terecht kon, in Augustus 1801 naar Lingen, ontving hier een goede attestatie uit Middelburg, door Krom geteekend, 21 Nov. 1801 en woonde er een jaar lang de lessen bij, die de Professoren Meyling en Suringar er in de godgeleerdheid gaven, terwyl een candidaat Zimmerman hem in 't Hebreeuwsch onderwees. Hier verwierf hij een door prof. Suringar als professor Pri marius geteekende aanbeveling aan de classis Bolsward om hem toe te laten tot 'tpraepara toir examen (24 Juni 1802.) Een verklaring van prof. Meyling hield hij wijselyk achter! Hoe hij zoo spoedig met prof. Suringar klaar kwam, is duister. Van Dalens opponenten schreven het toe aan de toovermacht van zakjes Zeeuwsche rijksdaalders. Gewapend met het stuk en met een aanbe velend schrijven van prof. Suringar kwam Van Dalen terug bij Ds. Meyners en deze vond hulp bij den fiscus der classe Bolsward—Workum Ds. Adama van Koudum om Van Dalen te maken tot Friesch candidatus. Ds. Adama verzond aan de leden der classe Bolsward—Workum een brief,waarin hij meldde, dat Jan van Dalen op zijn kosten een classis- contracta verlangt om te worden geëxamineerd. De meeste broeders hadden, ook omdat de classicale beurs een hoog te kort had en er van de bepaalde som een f 50 kon overschie ten, er niet op tegen en zoo werd op 16 Augustus 1802 door een 8-tal predikanten uit Bolsward, Workum, Makkum, Hinlopen, Idsega- huizum, Parrega en Koudum de studiosus Van Dalen praeparatoir geëxamineerd in 't Grieksch, het Hebreeuwsch en de dogmatiek en met al- gemeene stemmen tot candidatus gepromo veerd. Hij teekende de Formulieren van eenig- heid en werd met zegenbede gesteld in den rang der Friesche Candidatus, die mochten preeken en zelfs de Sacramenten bedienen. Op 6 Sept. 1802 was de classis plenair ver gaderd binnen Workum en werd 't in de classis contracta verrichte met meerderheid van stemmen geapprobeerd. Eerlang werd hij beroepen te Nijega, een dorpje aan 't eindje der wereld gelegen aan den zuidelijken oever van 't Heegenermeer. Maar nu kwam, mee om den orthodoxen Meyners te grieven, de oppositie der nieuwlichters los. Ds. Terf schreef aan zijn oom Ds. Drijfhout te Middelburg en nu kwamen er brieven vol ongunstige berichten. Met Ds. Visser van Warns protesteerde Ds. Terf en durft de 8 examinatoren hoonen door vragen als deze„Hoe is het mogelyk, dat J. van Dalen op Latijnsche vragen antwoorden kon, daar hij geen woord Latijn verstaat? Of heeft men hem van te voren opgegeven vragen en antwoorden laten opklappen? Hoe is het mo gelyk, dat hij Hebreeuwsch en Grieksch kon lezen, en daarover antwoorden daar hij mis schien voor de eerste maal van zijn leven een Hebreeuwsche en Grieksche Bijbel zag. Of wa ren ook misschien de Hebreeuwsche en Grieksche letters in Hollandsche gemetamor foseerd Een van beiden óf deze woorden zyn een schandelijke overdrijving of al die acht Friesche predikanten zyn karakterlooze sujetten geweest. Het eerste is zeker 't waarschijnlijkst, al kan de kennis der talen van broeder Van Dalen slechts zeer primitief zijn geweest. De classis Sneek inprobeerde het beroep van Nijega, doch de oppositie rustte niet, eer Van Dalen weer candidaat-af was gemaakt. Deze was ondertusschen naar Zeeland ge reisd en wenschte op te tredon te West-Sou burg. (Sept. 1802). De ouderlingen schijnen dit verzoek ondersteund te hebben, maar de domi nee paste op, dat 't niet gebeurde. Ds. van den Herpel vroeg naar 's mans kerkelijke ge tuigschriften, doch Van Dalen bezat ze niet. Hierop hernam de voorzichtige predikant„Ik make, naar de wet, zwarigheid in uw verzoek, maar het is morgen classes en dan zal ik het advies der classes er op innemen". De classe keurde Van den Herpels eisch rechtmatig. Geen sectimoria, dan niet preeken. Doch Koukerke was vacant en de broeders hier lieten hunnen landgenoot gaarne op den kansel. Ds. Kalkhof sprak er 's morgens en hoorde 's namiddag in een stampvolle kerk van Dalen. Deze had het uit Genesis XIII„Gaat uit uw landVolgens Kalkhof sprak hy van genoten openbaringen en verschijningenDe kerkeraad vond, dat hy toch den armen veel voordeel deed(Zie 't M. S. der classicale acta op de Bibliotheek te Middelburg.) 't Is duidelyk, dat 'tvolk den volksman wel begeerde, maar de predikanten stieten hem uit. De sectimoria kwam, maar de classis Mid delburg, terecht verbaasd over 'tzoo spoedig candideeren van een zoo weinig onderleid Zeeuwsch boertje besloot in 1803, dat die z. g. Friesche candidatus op Walcheren niet pree ken mocht en ondanks ingekomen adres bleef ze er bij. (6 Juni 1804.) Nu was er in die dagen in Friesland een Synodale Commissie. Deze mengde zich in de zaak en besloot op 4 Sept. 1804 de classis'Bols ward aan te schrijven om de candidaatstelling te vernietigen. De classis verdedigde zich en haren candi datus met klem van redenen, doch de kerkelijke Commissie was brutaal genoeg om aan de classis te melden, dat als deze bezwaar maakte aan de vordering der commissie te voldoen, zulks dan eigener autoriteit zou geschieden Wat zijn kerkelijke Commissies gevaarlyke din gen Nu lei de classis het hoofd in den schoot en droeg de heele zaak over aan de Commissie. Deze verklaarde alles van nul en geener waarde en vernietigde het heele candidaatschap van onzen Jan. Deze publiceerde in 1805 een goedgeschreven brochure onder den titelBe Geestelijkheid ont maskerd, die door de predikanten Visser en Terf beantwoord werd in Noodige bijlagen tot het stuk, getiteld de Geestelijkheid ontmaskerd, ongenoemde recensenten in de Vaderlandsche Bibliotheek en de Vaderlandsche Letteroefeningen goten fiolen van boosheid over onzen ex-candi- datus uit, door hem niet malsch beantwoord in een Appendix tot mijne verdediging. Ook de classis Walcheren achtte 'tnoodig hare besluiten in 't openbaar te defendeeren in de brochure Verdediging van de eere der classis Walcheren tegen het stuk, getiteldDe geestelijk heid ontmaskerdgesteld in Naam en op Last der classis door van Epen (Vlissingen) Renier (Veere) en de Rochefort (Aagtekerke). Van Dalen hield 't laatste woord in 'tSlot mijner verde diging ter overtuiging van de misleide classis van Walcheren. Een advocaat J. C. de Munck diende hem de zeilmaker T. Sleeswijk uit de Lemmer was blijkbaar door zijn treurig lot zeer bewogen. De publieke opinie schijnt ten deele op Van Dalens hand geweest te zyn. Ook is er sprake van een zoeken van zijn recht bij den wereldlijken Rechter. De classis Middelburg had in allerlei bladen tot in de Leeuwarder Courant toe geadverteerd, dat de brochure De geestelijkheid ontmaskerd een infaam libel was en Van Dalen een aarts- domoor en een bedrieger. Deze diende bij 't Departementaal Bestuur een eisch van schade loosstelling wegens faamroof in. Doch hij vond geen ingang en bleef buiten de kansels gesloteu. Na met zijn gezin bittere armoe te hebben geleden, stierf de geweerde den 23 Augustus 1848. W. Universiteitsdag. Onder bijzondere omstandigheden had dit-

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1901 | | pagina 2