z\jn, die werkzaam, die ryk gezegend werk
zaam zijn in het midden van en voor de ker
ken Gods.
Ik meende, ook als men er mij wel toe aan
zocht, van neen.
Bleek van achteren, dat er eene vergissing
had plaats gehad, m. a. w., dat men niet ge
schikt was voor den arbeid op het terrein der
kerken maar wel voor den arbeid op staatkun
dig gebied, dan zou men van 'den regel moe
ten afwyken en tot de uitzonderingen komen.
Doch dat het thans zoo staat, geloof ik, geluk
kig, nieten 't is daarom dat ik met prof. W.
meen mijne stem er tegen te moeten ver-
beffen. Doch dit verandert voor mij geheel
bijaldien onze broederen slechts als protest-
candidaten optreden. Littooij.
V A R 1 A.
Consciëntie.
In de Zondagsbode geeft Ds. Hunningher een
overzicht van de ernstige woorden, die de oud-
hoogleeraar Gunning in de laatste tijden tot
zyn mede-hervormden spreekt.
„De roeping der kerk is hem hoe langer hoe
duidelijker geworden. Zy is tot het inzicht ge
komen, dat zij, naar haar wezen één, geen an
dere roeping heeft dan den naam te belijden
van haren Heer. En dat onze Hervormde Kerk
als zoodanig dat niet doet, is hem tot smart
geworden en tot zonde. Tot zonde, want hij
draagt de schuld van het geheel mede en wekt
het geheel tot belijdenis van die schuld op."
Zoo beschrijft Ds. H. in treffende woorden
de zielsgestalte van prof. Gunning. En wij,
die '86 doorleefden, kunnen hem verstaan,
't Is een bladzijde uit ons eigen zielsleven.
Voorts waardeert Ds. H. 's Hoogleeraars
consciëntie uiting, schrijvendeIemand als hij
moest wel onze kerkelijke atmosfeer als een
stiklucht voelen, waarin hij zyne ziel niet bij
het leven kon houden.
Want metterdaad heeft onze Hervormde Kerk
onder hare tegenwoordige organisatie den Heer
der gemeente groote smaadheid aangedaan."
Wederom wat treffende woorden. Alleen
moet Ds. H. in den laatsten volzin den verleden
tijd veranderen in een tegenwoordigen tijd
en schrijvenMetterdaad doet de Hervormde
Kerk onder hare tegenwoordige organisatie dm
Heer der gemeente groote smaadheid aan
Ds. H. vervolgt
„Wie dat heeft ingezien, zal met blijdschap
vernemen, welk voorstel de hooggeschatte
schrijver doet om uit dien Christus-onteerenden
toestand te geraken." Hoort ge 'trnyn lezer?
Niet een der onzen, maar Ds. Hunningher,
Hervormd predikant te Vlissingen, roept 't uit,
dat de Herv. Kerk in een Christus-onteer mden
toestand leeft.
Dan verhaalt Ds. H. van 't voorstel-Gunning,
dat door de classicale vergaderingen een Syno
dale Commissie wil doen aanvragen tot 't ont
werpen van een reorganisatie der Kerk naar
de beginselen harer belijdenis.
Ds. H. schrijft hieromtrent
Van heeler harte hoop ik, dat eindelijk de
oogen van allm, die den Heere Jezus als Hoofd
Zijner Kerk belijden mogen opengaan voor den
schrikkelijken toestand, waaronder wij leven.
En dat zij na ootmoedige schuldbelijdenis
voor hunnen God, op de Classicale Vergaderin
gen als één man, alle kleinzielig geschil ver
getend, het voorstel Gunning mogen aannemen,
opdat de ban, die thans op onze Kerk rust,
door 's Heeren genade worde opgeheven en
zij, den kinderen der 20ste eeuw ten zegen,
weer Pilaar moge blijken en Vastigheid der
Waarheid."
De Heere Jezus zeide eens tot een Schrift
geleerde, die wèl geantwoord had „gij zijt niet
verre van het koninkrijk Gods."
Als wij de zielestemming bemerken van prof.
G. en Ds. H. zouden we bijna zeggenBroe
ders, gij zyt niet verre van de Gereformeerde
Kerken.
Als het leven onder de organisatie waarlijk
zonde voor God wordt, dan brengt de Heilige
Geest tot kennis der ellendedie roept om en
voorbode is van de verlossinge Gods.
Doch veel weerklank vindt de consciëntie
betuiging van prof. Gunning niet.
Dat blijkt ook uit 't volgend nummer van de
Zondagsbode.
Daarin smaalt Ds. S. de Bruyne eerst op
party-lenzen en belijdt hij zijn onkunde in deze
woorden„ik heb in alle stukken, die ik over
deze zaak las, nog geen enkele preeiese en za
kelijke aanwijzing gevonden van een misstand,
die veroorzaakt is door de organisatie en die
dus beslist verdwijnen zal by eene andere or
ganisatie."
Hierop zouden wij willen antwoorden. Chris
tus heeft over zijne gemeenten opzienera ge
steld. Die opzieners moeten de wolven weren uit
de kudde. Zij mogen predikers, die verderfelijke
ketterijen invoeren, niet toelaten in het huis
Gods. Zij moeten ook de ontrouwe belijders,
die door leer of leven ergernis geven, afhouden
van 't H. Avondmaal. Hierover zullen we 't,
denk ik, eens zijn.
Maar wat doet nu de organisatie.
Zij ontneemt aan de opzieners hun gezag
om te oordeelen over de belijdenis. Zy maakt
de door Christus gestelde regeerders zijner ge
meente tot mannen, die niet oordeelen mogen.
Die hoogstens mogen aanklagen. Wat hun
ambt niet is.
De z. g. Synodale organisatie ontneemt het
door Christus aan de ouderlingen toevertrouwd
gezag van hen en geeft 't aan een centraal
Hoofdbestuur van eenige Heeren, bij wie de
hoogste wetgevende, rechtsprekende en bestu
rende macht berust en van welk opperbestuur
een schijntje van gezag afdaalt op de lagere
colleges.
Deze inrichting nu ontroont Christus. Scheidt
Hem van zijne gemeenten. Dat is om met Dr.
Hunningher te spreken, de Christus-onteerende
zonde der Hervormden.
Ds. Slotemaker de Bruijne kan zich niet voor
stellen, welke misstand verdwijnen zou by een
betere organisatie.
Ik zal hem een voorbeeld uit mijn herinnering
noemen.
In 1883 werd een beslist rechtzinnige ge
meente in Friesland vacant. In den ring wa
ren fel-moderne predikanten. De ouderlingen
kregen, nadat zij 't hoonen en lasteren van een
dier mannen tot hun ontzetting gehoord had
den, consciëntie-bezwaar om hem weer te la
ten optreden. Ze kwamen tot my. Wij spraken
ernstig over hun roeping van Christus' wege.
Ik oordeelde, dat zij getrouw moesten zijn naar
hun eed, afgelegd by hun bevestiging in het
ambt. Doch wij beseften ook, dat zij wegens
de organisatie geen recht hadden om dezen
wolf uit de schaapskooi te weren. Ze moesten
dan beginnen met de macht, die ze op de clas
sicale vergaderingen overgedragen hadden aan
de z. g. Hoogere Besturen, te herroepen. Zóó
was 't dus de Synodale organisatie, die dezen
misstand in 't leven riep,, dat een gaarne ge
trouwe Kerkeraad gedwongen was op den dag
des Heeren in de officieele godsdienstoefening
het Woord Gods te laten ik kan niet zeg
gen bedienen, maar moet zeggen verdraaien en
verloochenen door een tergend ongeloovigen
ringpredikant. En die misstand nu zou beslist
verdwynen by een andere organisatie, die van
eiken kerkeraad het recht erkende om te oor
deelen over de leer, in de zijner zorge toebe-
trouwde gemeente verkondigd.
Merkwaardig is het verhaal, waarmee Ds. S.
d. B. zijne bedenkingen tegen de leusreor
ganisatie! illustreert. „De gemeente" zoo
schrijft hij „praat natuurlijk de predikanten
na/'
[Dit is een minachting voor „de gemeente,"
die mij ergert.]
„Een jong meisje, dat van de afgescheidenen
- Ds. Slotemaker de Bruyne heeft in 1901 de
beleefdheid om van ons te spreken als van de
afgescheidenen"„tot de Hervormde Kerk
overkwam, vroeg aan de kerkeraadscommissie
„of er kans zou wezen, dat de Heer onze kerk
nog eens van de Synodale organisatie zou ver
lossen."
„Het goede kind wist natuurlijk niet, wat de
Synodale organisatie ismaar zij had Wet hoo-
ren zeggen het bleek, dat zij vooral dacht
aan het feitelijk bestaan van het modernisme
in onze Kerk. Alsof dat zoo ongeveer het
zelfde is f"
Zoo schertst mijn geachte collega met de
kerkrechterlijke kennis van „de gemeente."
En zeker er zijn er over en weer, die de
klok hoorden luiden, maar niet precies weten,
waar de klepel hangt. Doeh ik denk, dat dit
afgedwaalde kind mannen en vrouwen, wier
godsvrucht haar hoogachting inboezemde, met
grooten ernst heeft hooren spreken over de
Synodale organisatie, die belet, dat gaarne ge
trouwe Kerkeraden de modernen afhouden van
't H. Avondmaal.
Tot my kwam eens in een vorige ge
meente een hervormde jongedochter, die haar
predikant vraag en antwoord 62 uit het Kort-
Begrip had hooren behandelen op de catechi
satie Zal mm ook hen tm Avondmaal laten
gaandie een ongoddelijke leer drijven of een
ergerlijk leven leidenAntwoordNeen, opdat
Gods Verbond niet worde ontheiligd en Zijn toorn
over de gansche gemeente niet aangestoken worde
Toen had zij gewezen op de openbaar godde-
looze diakenen, die mee aangingen en zelfs den
predikant hielpen om brood en beker uit te
reiken. En zijn antwoord wasJa, dat kan
niet anders in onze kerk, zoo lang wij zuchten
onder de Synodale organisatie.
Toen antwoordde die jongedochter; En gy
wilt mij straks, als ik belijdenis zal doen, laten
beloven om de verordeningen dier organisatie
op te volgen. Dat is dus mij inwikkelen in de
zonde van Gods Verbond te ontheiligen en
Gods toorn aan te steken over de geheele ge
meente? Dit werd haar consciëntie te mach
tig en ze voegde zich bij de Gereformeerde
Kerk.
En als nu voorts Ds. S. d. B. sommige zijner
mede-hervormden teekent met de snydende
woorden „Er zijn veel gemeenteleden, bij wien
het „inwendige" niet in orde js. Die geen
persoonlijk geloof en geen waarachtige bekee
ring kennen. Maar gaarne bekend staan als
getrouw" dan begrjjp ik niet, hoe hy
zulk een satyre anders noemen kan dan hoon.
Hij klaagt over 't verdachtmaken, dat de
redacteuren van de Gereformeerde Kerk plegen,
als zy de voorstanders der huidige organisatie
uitschilderen als gematigd orthodoxen, die er
zich als aan eën heilig huisje aan vastklem
men, omdat zij bij een andere organisatie kans
hebben uit de Kerk gezet te worden.
Ik zou ook zeggen, dit oordeel over de be
weegredenen van medebroeders gaat te ver.
Maar wat Ds. de B. schrijft, beleedigt nog veel
dieper. Ik denk, als hij 't inziet, zal hy zijn
leedwezen betuigen. Maar 't schijnt verbazend
moeilijk te zijn, een tegenstander te waardee-
ren naar zijn beste bedoelingen.
Als voorts in 't zelfde blad, Ds. Bakhuizen
van den Brink het voorstel—Gunning in zeld
zame oppervlakkigheid en onaandoenlijkheid
bestrijdt, o. a. als onpractisch en fataal
dan gevoelen wy, hoe de consciëntie van broe
ders, die de zonde van de Christus-onteerende
organisatie gevoelen, gedrukt wordt, en verle
vendigt zich in onze ziel onze oude bede uit
Ps. 126:
O HEER, wend onze gevangenis als water-
stroomen in het zuiden zoo juist berijmd
Breng Heer, al uw gevang'nen weder 1
Onze Vrije Universiteitsdag.
Op 8 en 4 Juli zal ons gereformeerd yolk
naar het prachtig Arnhem stoomen en stroo
men, om er te genieten zijn jaarlijkschen
Calvinisten-dag.
Ds. van Lummel geniet ditmaal de eere om
in de ure des gebeds voor te gaan in de vrien-
delyke Oosterkerk.
Echt Arnhemsch, op een der mooiste punten
van Nederland, met vergezicht over de Betuwe
en op de Kleefsche bergen, opblauwend aan den
verfên horizon, i3 ditmaal de vergaderplaats
de Buiten-sociëteit met haar luchtige zalen en
verrukkelijken heuveltuin.
Hier wordt onder praesidium vah den joviaieü
curator Mr. Heemskerk de jaarvergadering ge
houden. En het allerbelangrijkst, het brandend
vraagstuk zal er worden ingeleid door Prof.
Rutgers, die aldus de quaestie stelde„Mag
geoordeeld worden, dat thans de tijd gekomen
is, om het Gereformeerd karakter van de Vrije
Universiteit door nauwer verband met de
Gereformeerde Kerken nog vaster te waar
borgen
Dat nog is keurig.
De inleider de rechte man.
Zij er nu ook door eendrachtig komen van
vroegere vurige voorstanders, die in den laatsten
tijd hoewel er niets veranderd is een
bedenkelijk gezicht gingen zetten en met be
zwaren kwamen eerst een ernstig, een ver
helderend, een vruchtdragend broederlijk debat
en dan een besluit der vergadering, dat de moge
lijkheid opent om, zonder haar, die de Vrije
blijven moet, ook maar eenigszins te boeien, het
innerlijk contact, dat uit den aard der zaak be
staat, te doen werken in een voorzichtig en
fijn contract.
Over de meeling, die Vnamiddags 2 uur ge
houden wordt, zweeft iets geheimzinnigs.
Prof. H. H. Kuyper zal een debat inleiden over
't gesluierd onderwerp„Ongezocht gelijk",
't Ware wel wenschelyk, dat Referent tijdig
zijne stellingen publiceerde.
Voorts behooren tot de aantrekkelijkheden
van den Calvinistendag de receptie en de
maaltijd.
Bereidden een vorige maal onze Middelburgsche
vrienden in 't Schuttershof een gezelligên
avond ter begroeting over en weer, in Arnhem
hebben een paar trouwe begunstigers der
Universiteit de vriendelijkheid om in 't Hotel
Dr. Wagenaar.