üit de Heilige Schrift. Belijdenis en Scliool. 10e Jaargang. YKIJDAG 21 JUKI 1901. No. 25. ^Veekö&Éd gewijd aan de Belangen der Jjereformeerde .Kerken IN ^EELAND, OORD-BRABANT EN J-JMBURG. ONDER REDACTIE VAN Dg. J. HULSEBOS, Ds. A. LITTOOIJ, Dr. L. H. WAGBNAAK. Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlyk Vrijdagmorgen, bij den Uitgever in te zenden. (VERTELLENDE DE LOFFELIJKHEDEN DES HEEREN Op ieder geslacht rust de dure plicht het opkomend geslacht op te voeden, te onderwij zen, het te doen deelachtig worden, wat men in ontwikkeling en kennis bezit, ja, het zoo mogelijk nog verder daarin te doen komen. Het eerste en alles-beheerschende bij de op voeding moet zijn, dat het kind naar den eisch van Gods Verbond behandeld en ontwikkeld worde. Het werk der opvoeding in den ruim- sten zin des woords behoort naar de orde, door God gesteld, bij de ouders. En eerst waar de krachten der ouders, grootouders, voogden, te kort schieten, komt onderlinge hulp, komen onderwijzers, die öf aan huis öf in scholen, waarin meerdere kinderen worden saamge- bracht, het werk der ouders voortzetten en vervolmaken. Ook van Hooger Onderwijs gaat dit nog door. Het is de vader, of die hem ver vangt, die den zoon ter akademie zendt. Zoo besteden ook de oudefs de kinderen op het ambacht. Bovenaan door den aard der zaak - staat ook wederom het onderwijs, dat de kerk biedt in de catechisatie, om de ouders in hunne ge wichtige taak bij te staan en te sterken. Groot belang heeft de kerk bij de opvoeding van het opkomend geslacht, het zaad der kerk. Haar toezicht en belangstelling en medewerking, dat het onderwijs goed zij, is voor haar eene roe ping van God. Ook de Overheid, als vertegen woordigende burgerij en volk, heeft belang bij, roeping tot belangstelling in, en recht van in vloed uitoefenen {zooverre haar terrein betreft) op het onderwijs. Waren nu alle ouders en opvoeders het eens over de opvoeding en het onderwijs en de be ginselen daarvan, dan kon eenerlei school vol staan. De mannen van de Openbare School als De School voor Nederland hebben de begooche ling gehad, dat het zoo worden moest in Ne derland, eene begoocheling, die nu uit heeft, en heeft plaats gemaakt voor de gezonde en ern stige gedachte, dat ieder zijne kinderen moet opvoeden, onderwijzen en laten onderwijzen naar de inspraken van zijne consciëntie, Dit hooge en schoone standpunt gaat het ©nderw\js weder innemen, zeer zeker tot prik keling van der ouderen taak en tot welzijn van staat en kerk en, wat het geloovig deel des volks aangaat, bovenal tot eere Gods. Wat de strijd voor het vrije onderwijs reeds heeft uitgewerkt, was dezer dagen weder bij de verkiezingen te zien. Het grooter deel der natie sprak zich uit voor het beginsel, dat alle macht is uit God, en dat met Zijnen wil moet worden gerekend in het staatsbeleid. Maar we staan nog maar aaït den aanvang. De gewichtige en heerlijke taak der opvoeding moet nog veel helderder voor aller bewustzijn treden Met dieperen ernst in afhankelijkheid van den Heere moet zy worden opgevat. En de handen van alle gelijkgezinden moeten wor den ineengeslagen, om het onderwijs meer en meer te doen beantwoorden aan deszelfs be stemming. Milde offers moeten er voor worden gebracht. De Overheid moet niet langer de eene school boven de andere bevoordeelen, maar zijn steun tot allen gelijkelijk uitbreiden, met vol komen eerbiediging van de beginselen der op voeding en den geest van het onderwijs, die bij eene gemengde bevolking als die van ons land, op verschillende scholen ook zeer verschil lend moet zijn. Een voornaam gebied van onderwijs is de geschiedenis. Waarom kunnen de ouders hunne kinderen zoo weinig mededeelen van wat met ons volk, van wat in deze landen geschied is? Ogewisselijk staan op het. veld der geschie denis wederom de gebeurtenissen vooraan, die ons het Heilig blad vermeldt, de heilsdaden Gods tot volvoering van Zijn Verlossingsplan door onzen Heere Jezus O^stus. maar daar naast staat de geschiedenis des Vaderlands, waarmede ook de geschiedenis van Gods kerk voor een belangrijk deel is saamgeweven. De geschiedenis in waarheid en uit het oogpunt des geloofs, als getuigenis van Gods trouw en genade, van Gods wonderwerken en sterkheid opgevat, is een heerlijk opvoedingsmiddel voor het opkomend geslacht; het geeft een schat, waaruit onder Gods zegen moed, veerkracht en wijsheid kan worden geput, te midden van de woelingen des levens en waardoor het rechte spoor wordt aangewezen, waarin uitkomst en geluk is te verwachten. Wij zullen het niet verbergenZoo spreekt het geloofDe waarheid en de wonderen Gods ver bergen, dat is Satansriist, om zijn doel te be reiken. Wij zullen het niet verbergenDat was de !eus van hen, die voor vijftig jaar om chris telijk onderwijs riepen, te midden van hoon en tegenstand. Wij zullen het niet verbergenDit wachtwoord weerklinke luider en luiderEn stelle zoo het opkomend geslacht zijne hoop op GodHulsebos. In De Bazuin van 1.1. Vrijdag lezen wij Onze dominéé op het politieke pad. Zou het geen tijd worden, dat onze kerke raden trachten, met ernst trachten onze leeraars wat meer te houden bij hun ambt en plicht Dat ze zich candidaat laten stellen voor de Tweede Kamer is al lang geen zeldzaamheid meer. Nu beginnen ze ook al in publieke kiezers vergaderingen eigen candidatvur te bepleiten enz. Is dat een en ander met den aard en de waardigheid van „den dienst des Woords" in overeenstemming te brengen? Naar Geref. opvatting van het ambt van den dienst des Woords is volgens Art. 10 der D. K. O. „een dienaar des Woords" eens wettelijk beroe pen zijnde zijn levenlang aan den kerkendienst verbonden enz. Wie zich candidaat laat stel len voor een politieke werkzaamheid, als waar toe het lidmaatschap der Tweede Kamer roept, handelt die niet in strijd met dat Artikel en moest die niet als eerlijk man vooraf zijn ambt neerleggen of ten minste, „naar dat Artikel" zijn candidatuur aan het oordeel der classis onderwerpen Of heeft een dienaar des Woords, die dat alles maar op „eigen handje" doet, niet inder daad met zijn „ambt" gebroken Was het zoo verkeerd van onze Geref. Canonici bezien, dat ze het in strijd achten met het ambt van dienaar des Woords zich te wijden aan de pragmatia politica of de practtjk der politiek? En hiertoe zal toch ook wel het lidmaat schap der Tweede Kamer behooren. W." Vergissen wij ons niet, dan is het professor Wielinga, die dit schreef. Tot de vierderlei amb ten nu waarvan onze kerkenorde art. 2 en 18 spreekt, behoort ook het professoren ambt. Maar onze Hooggeleerde heer en broeder re kent het toch, als ik my niet vergis, niet in stryd met het professoren- en predikambt, wanneer de professoren en de predikanten ook op staatkundig terrein, vooral in dagen van afval als de onze, voor de eere Gods, voor de duur verworven rechten van Christus en voor de vrijheid der kerk en der ouders (die bijv. in de leerplichtwet zijn aangerand) zich mee in het strijdperk begeven. Ik meen althans, dat ook de heeren profes soren te Kampen, Gode zy dank, niet van achteren hebben gestaan maar flink deel heb ben genomen in dezen zoo belangrijken stryd. Dit te doen, schreef vóór ettelijke dagen de hooggeachte redacteur van De Standaardis zelfs in de eerste plaats de roeping van hen, die zich voor God en Zijn dienst hebben ge geven en afgezonderd. Zoo hebben wij er al tijd ook over gedacht en gewis heeft dat ook onze hooggeachte prof. Wielinga gedaan. Als hierin geen verandering is gekomen, had dit, naar ik meen, wellicht duidelijker mogen uitkomen. Want ook onder onze vrienden wor den er nog wel aangetroffen, die zeis tegen dit hier omschreven en bedoelde optreden zijn, gewis, uit Doopersch beginsel. En, zooals wij we ten, zijn onze tegenstanders daar insgelyks te gen, omreden zy godsdienst en staatkunde gaarne finaal scheiden willen. Waar zij God en Chris tus bannen van het publieke terrein willen zij dat de dienaren Gods, dit lijdelijk aanzien en hen ongestoord laten begaan. Daartegen heb ben wij gemeenschappelijk getuigd en dat doen wij nog, ja daarin hielp en helpt ons prof. W. Maar zich candidaat te laten stellen en daar enboven voor het verkrijgen van een zetel in de Tweede Kamer persoonlijk op te treden en na verkozen te zijn op te treden in de Tweede Kamer, zie, dat is het, wat prof. W. in strijd acht met de kerkenordening en met het ambt. Men gaat, door dat te doen, heelemaal tot een anderen staat des levens over, en dat mag niet buiten de Classis om en met behoud van het ambt. De arbeid voor Christus in het Evangelie is, dunkt mij, de allerhoogste. In de Tweede Kamer is men, als men goed lid is, wel 4/é van zijn tijd werkzaam in de dingen van het aardsche leven. Dat wij daarvoor Christen-mannen hebben, is noodig en een zegen, maar 't is hier de vraag moeten, ja mogen dat de mannen-broederen Want de HEERE ie onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons behouden. Jesaja 33 22. Doch Samuel zeideHeeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofl'eren,als aan het gehoorzamen van de stem des Hoe ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22. Wij zullen het niet verbergen voor hunne kinderen, voor het na volgende geslacht, vertellende de loffelijkheden des Heeren, en zijne sterkheid, en zyne wonderen, die Hij gedaan heeft. Psalm 78 4.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1901 | | pagina 1