VARIA, Aan het einde des jaars 18 9 9. de verkiezing, namelyk in dezen zin, dat het boek der verkiezing ons in betrekking tot onze kinderen wordt ontsloten en vertoond. Het wordt ons wel ontsloten, maar in het verbond, dat de Drieëenige God in Christus beliefde op te richten en in de beloften des verbonds, die Hi] ons en onzen kinderen gaf. Dat dit de leer der Schrift, der Gereformeerde Kerken en der vaderen was en is, ben ik, zoo noodig, bereid te bewijzen. Lag de grond der hope gelijk zij, die ver keerdelijk uit de verkiezing werkzaam zijn, toonen te gelooven in de eerste plaats en alleenlijk in onze werkzaamheden, mitsdien in her „er wat voor te hebben", dan was er ook geen grond van hope op hunne behoudenis, indien onze kinderen ongedacht of als wy van huis of byv. op zee zijn, sterven, zonder dat wy. wat helaas gebeurt, er ernstig voor gebeden of er iets bijzonders voor gehad hebben. Omdat God om Zijns zelfs wille in Christus het verbond en de belofte gaf. ligt in het verbond en de belofte in de eerste plaats de ons kenbaar gemaakte en aangewezen grond der hope, aangaande de zaligheid onzer jeugdig gestorven kinderen. Maar van ganscher harte stemmen wy toe, dat het zalig is, in den weg des gebeds, door geloof deze belofte des verbonds te mogen aan nemen, ze ons bewust te worden en er ons alzoo recht van verzekerd te houden. Dat is het werk des Geestes in ons, ze ons toe te passen, ze te doen verstaan en de kracht en den troost er van te doen ervaren. Doch laten wy daarby toch niet vergeten, dat het wat anders is, haar te hebben en er den troost van te mogen ervaren aan onze zie len. Immers wij kunnen haar hebben, zonder er de kracht en den troost van te ervaren aan onze harten. Wij hebben, om maar iets te noemen, en dit zoo mogelijk duidelijk te maken, de belofte, dat ons alle dingen zullen medewerken ten goede. Maar ach, hoe menigmaal missen wy in don kere, bange wegen de kracht en den troost dezer belofteerger noghet kan wezen, dat wij zelfs moeten klagen„Mijne voeten waren bijna uitgeweken", enz. Ps. 73 2 v. v. En dat gaat dan zoo, totdat wy in het hei ligdom Gods worden ingeleid, de wegen Gods mogen verstaan, en de kracht en den troost ook van deze belofte mogen ervaren. Doch dat neemt niet weg, dat de Heere ook Zyne belofte vervult, als wij nog in die on- en wangestalte verkeeren. De vervulling van de belofte dat ons alle dingen ten goede medewerken, begint niet en is niet eerst dan verzekerd, als wy dit gelooven en aan onze harten gevoelen. Het geschiedt niet om het gebed en om het geloof en het zalig gevoel des harten, maar wèl om Zyns zelfs wil. En geiyk het nu is met de belofte, dat alle dingen ten goede zullen mede werken, is het met al de beloften, die God de Heere gegeven heeft en die in Jezus Christus ja en amen zyn, dus ook met de belofte, die de Heere onzen kinderen gaf. En dat wij, naar de Gereformeerde Kerken en de vaderen geloofden, op grond van de Schrift, het verbond en de belofte Gods mogen en moeten aannemen, dat de jeugdig gestorvenen zalig zyn, is, dunkt my, zeker. Wij mogen, zoo toch beleden de Kerken der her vorming in de 16e eeuw, aan de zaligheid dei- jeugdig gestorvenen niet twijfelen. En om van de vaderen er slechts één te noemen vestigen wij er de aandacht op, dat Calvyn gezegd heeft, dat wij vaster grond hebben, om de zaligheid van de vroeg gestorven kinderen der geloovi- gen aan te nemen, dan wy hebben voor de volwassenen, wier geluk en zaligheid wij na hun sterven bespreken en voor waar en zeker houden. Immers, dat gelooven wy, zegt hy, op grond van hun getuigenis en in betrekking tot de kinderen gelooven wy het op grond van Gods getuigenis. Dit is in ieder geval waar, dat niet alleeniyk en in de eerste plaats de grond der hope voor de zaligheid onzer jeugdig gestorvenen ligt in onze geloofswerkzaamheden, maar wel in het verbond en de belofte Godsen evenzeer is het waar, dat deze en andere beloften door het geloof des harten te mogen aannemen, een groot en zalig voorrecht is. Ook is het o. i. waar, dat, in betrekking tot de kinderen, die wy in de jeugd moeten mis sen, de een te enghartige en de ander te ruime gedachte heeft. Het komt ons ten minste voor, dat zij, die met Cumming gelooven, dat alle in de jeugd gestorven kinderen in den hemel opgenomen* zyn, voor dat geloof niet den min sten grond in de Schrift hebben. De Gerefor meerde Kerken en de vaderen spreken dit op genomen zyn in den hemel dan ook alleen uit met het oog op de geloovigen en hun zaad. En wat nog meer zegtde Heilige Schrift leert ons, dat de heidenen en de ongeloovigen vreemdelingen zyn van de verbonden en de beloften. Daarvan worden de kinderen niet uitgezonderd. Ze zyn er in begrepen. Er is dan ook, voor zoover ons bekend is, niet eene enkele belofte voor hunne zaligheid -, in de Schrift. En het geloof moet, zal het grond hebben, rusten in de belofte Gods. Daar er geene zaligheid is buiten het verbond, waarvan Jezus Christus Borg en Middelaar is, moet door ons met het verbond, met de belofte en de bevelen des verbonds altyd en in alles reke ning worden gehouden. Dat doen óók zij niet, die op onbijbelsche wyze uit de verkiezing werkzaam zyn. Zy houden veel meer rekening met de in het hart verkregen en aanwezige kenteekenen der ver kiezing dan met de beloften en bevelen Gods. Van het leven door het geloof op de beloften Gods kennen zij in den regel weinig. Zij leven by die kenteekenen en alzoo gestal- telijk. Hebben en gevoelen zij ietsin het hart, dan gelooven zij doch is het tegendeel waar, is het gevoelige leven geweken, gelyk vaak ge beurt, dan twijfelen zij, neen, niet alleen aan den goeden stand, maar aan den staat der ziel, aan de vergeving hunner zonde, hun deelgenootschap aan den Borg en hunne ver zoening met God. Zij stellen zich aan,-alsof dit een en ander niet afhing van de on- veranderlyke liefde, trouw en beloften Gods, maar van de dadeiyke gesteldheid des harten want zij zyn uit de teekenen der verkiezing en niet uit het verbond en de beloften Gods werkzaam. Met de bevelen Gods is het even zoo ook daarmee wordt droevig weinig rekening door hen gehouden. Ze durven ze wel niet op zy zetten, maar ze zyn toch ook in de eerste plaats en metterdaad en in der waarheid niet het richtsnoer van hun doen en laten. De prediking van de bevelen, die Da vids vermakingen waren en waarnaar hij dies met zooveel genoegen luisterde, is hun minder welgevallig. Zij hooren liever over de kentee kenen der verkiezing, waaruit zy werkzaam zyn, prediken. Niet over het verbond, waarin David al zijn heil en lust had, en evenmin over de bevelen, die God als richtsnoer voor het leven gafmaar wel over het gestaltelyke leven, dat het gevoel aandoet, streelt en ver sterkt. Als zij voor iets gevoel hebben, dan zijn zij klaar en bereidwillig doch is dit niet het geval, dan is menigmaal het eerste woord ik heb er, of ook wel ik gevoel er niets voor. Dit wordt gezegd en daarnaar wordt gehandeld, ook als God anders geboden heeft. En dit komt, omdat het gevoel in de plaats van het bevel des Heeren is gekomen. Men is daar zóó aan gewoon, dat men niet bemerken kan, dat dit zonde en schuld voor God wordt. Dat het dit ongetwijfeld is, behoeven wij wel niet te zeggen. „Verlos my, Heere, van de verborgene afdwa lingen", mogen wy allen en mogen ook zy wel zeggen, die zoo verkeerdelijk uit de ver kiezing werkzaam zyn. Littooij. Het jaar 1899 was voor onzen Kerkbode een jaar van arbeid tot wekking en leiding van de belangstelling onzer Zeeuwen in het Gerefor meerd kerkeiyk leven. Ds. Hulsebos gaf zyn stichteiyke stukken, Uit de Heilige Schrift, en schonk proefjes ker- keiyke historie, Ds. Littooy schreef onvermoeid zyne artikelen Belijdenis en School en schryver dezes genoot de eer om onder Varia enkele Zendingsartikelen te geven en voorts allerlei onderwerpen te behandelen. Van twee kanten werd dit jaar de vraag toegelicht, of de Schrift al dan niet grond geeft voor het vry algemeen gebruik om den doop van 'tkind uit te stellen tot na de her stelling der moeder. Doch de heeren konden 't, helaas, niet eens worden. Over den toegang tot 7 H. Avondmaalover het loven uit de verkiezing over het kerkgezang over Hoogmoedover Weduwenverzorging en Art. XIIIover Vader Catsover Gereformeerde diakenen enz. enz., werden enkele gedachten tsr overweging den broederen aangeboden. Menig hoek werd gerecenceerd, menig verslag van lezing of bidstond, van Universiteitsdag of Zendingssamenkomst, van Predikanten- of diaconale conferentiën en Bondsdagen geplaatst. Wekelijks bracht bij dit illes de Kerkbode 't bericht rond, wie er beroep n was en beslist ederland en van kerken der pro- Ook van wat had in de Geref. Kerken van wie er preeken zouden in vincie Zeeland en N.-Braban. op de Classe besloten werd, Jbrd een en ander den broederen kond gedaan, arwijl ook allerlei berichten van kerkbouw, enz ;nz. werden op genomen. Zoo ging dit jaar alles zy! gereeden gang. Gode zij dank voor zijn hui en ontferming. Zy er vergiffenis voor all nenschelijk ge brek, dat dit goede werk ont rde. En zij 1900 voor de Zeeuw he en Brabant- sche kerken en hare Kerkl e een jaar der gunste onzes trouwen Gods Dr. W. Onze Kerkelijke IV. Onder onze liturgische fori ieren' zijn er Der bestudee- twee, die waarlyk schoon zijl ring en overpeinzing overwaa Wy bedoelen het tweelin Bans ofte Afsnijding van de der wederopneming d.s afgesr^ien in de Ge meente van Christus. Deze formulieren aanvaardinatuuriijk de gemeente, als een vergaderitv ia geloovigen. Als Christus' lichaam. Je^u sht. formulier hes meente en dat V [ie. Waarlijk een Kerk des Zoons. Een' geënte van c - liefden in den Heere Jezus ChWüsV" Dit formulier nu stelt den gang der kerke- lyke tucht en haar doel aldis: Een medelidmaat, die met oame wordt ge noemd, heeft zooals allen bakend is een groote zonde gedaan en groote evernis gegeven. Hiervan is reeds vroeger aan de gemeente officieel van den kansel kennis gegeven. En deze afkondiging ie geschied mlt een doel. Met dit goede doel, dat die zondaar door de christelyke vermaningen en de gebeden der geloovigen, zich tot God bekeeren mocht en, losgeraakt zynde uit den strik des duivels, die hem gevangen had tot zijnen wil, ontwaken mocht tot den wil des Heeren. Wat was dus het doel Te behouden. Behouden en dit uit echt broederlijke liefde. De tucht enkel liefde. Is het niet schoon? En een liefhebbend hart, dat schreit om de verharding des broeders, klintyfei, toe ais verder leest. „Maar wij kunnen u met grd niet verbergen, dat ons tot nogHoe nitmanu lidmaat noch ouderling is verschenen, die in het minste te verstaan gegeven heeft, dat hij (de ergernis gevende broeder) door de menigvuldige vermaningen, aan hem gedaan, zoo in 't bijzonder, als voor getuigen en in tegenwoordigheid van velen, gekomen zou zijn tot eenig berouw over zijn zonde, of dat hy eenig teeken van ware boetviardigheid aan zich heeft laten merken." Hoe klinkt ook hier de liefde door Een broeder leefde in openlijke zonde. Doch de gemeente bleef hier niet onverschil lig by. Waarlyk niet. Zy reageerde tegen deze ergernis Want zij had dien broeder lief. En daarom Termaanden zijn medelidmaten hem trouw. £n gingen er vele gebeden op tot God. En waar de broeder volhardde i doen, daar kwam niet slechts vriend en buurman in 't particuli schuwen en bidden om toch a: zijne verkeerdheid, doch ook m geiyk kwamen ze om hem los de koorden des Verdervers. ryk huisgezin de broeders d< broeder vermanen, zoo gebeurd' Jezus huisgezin. En als alles dan werden allen bedroe. Niet boos. Niet verbitterd. En ook daarin spreekt de li liefde. Want tucht is liefd Maar, zult ge zeggen, de be jegens een hardnekkige, die slaat, maar doorgaat in zyn God en Zijne gemeente blamee een grens. Straks verandert de liefde in/^c Wil hy niet buigen, dan moe Wil hij niet in 't gelid blijv in den dienst des Heeren, dan ellendeling uit, maken hem open en snyden we hem af. Myn lezer, niet zoo haastig. Myn broeder, niet zoo gepri daarom

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1899 | | pagina 2