VARIA,
Onze Kerkelijke Tucht.
De Heraut.
Tran 8 vaal-Avond.
ONTBOEZEMING
„My dorstzoo roept de Heilprofeet
„algemeene genade", d. i. dat alles, wat God
sinds den val in zonde over het geheele
aardrijk den volken schenkt, in zeer nauw
verband.
Nogeensdoor de verkiezing tot zaligheid
wordt niet het allerminst, maar wel het aller
meest bereikt, hetgeen in alles, van den be
ginne tot aan het einde der wereld, het eerste
en hoogste doel is, namelijk, de openbaring en
verheerlijking van den naam des Heeren.
Uit dit alles volgt, dat uit deze verkiezing
voor God, voor eigen bewustzijn en onder
elkander werkzaam te zyn heerlijk kan heeten
en moet wezen. Doch dat is het, gelijk voor
ons van zelf spreekt, alleen dan, wanneer het
overeenkomstig Gods heilig Woord geschiedt.
Is dit het geval, dan doet het ons, zooals het
betaamt, Gode alleen de eere geven, ja dan is
het eeniglijk en alleen uit en door en tot
God.
En zien wy zoo alles in en uit en door God,
gewis, dan zijn wij ootmoedig en nederig voor
en gevoelen en weten wy ons diep afhankelijk
van den Heere onzen God. In het bewustzijn,
dat onze zaligheid vast ligt in de vrije onver
anderlijke verkiezende liefde Gods, gaan wij in
diepen eenvoud des harten blijmoedig voor
waarts en zyn wij in hope zalig, „'k Zal eeuwig
zingen van Gods goedertierenheën", enz. zie,
dat is het lied, door ons dan aangeheven.
Zijn wij recht uit de verkiezing werkzaam,
dan zijn wij ook niet hard, niet hooghartig
enz. ook niet met den geest van uitsluiting
bezield.
Wie onderscheidt ons, en wat hebben wy
dat wij niet gansch onverdiend ontvangen heb
ben vragen en zeggen wij danja wij kunnen
ons dan in woord noch daad aanstellen, als
hadden we ons zei ven onderscheiden en het
niet ontvangen. Daar komt bij, dat wy, nog
eens, als wij er recht uit werkzaam zijn, in den
aanblik van de eeuwige ontferming en vrije,
onnagaanbare liefde Gods, op onze beurt, enkel
ontferming en vol van liefde wordenzóó en
dermate dat wy allen wel zouden willen be
wegen tot geloof en bekeering. „Wij bidden
u ook", is het dan, „dat gij de genade Gods
niet te vergeefs moogt ontvangen hebben".
En wij roepen het uit: „Nu is het de welaan
gename tijd, zie, nu is het de dag der zalig
heid". Ach ja, wij kunnen de genade Gods,
die ons gepredikt en in Gods Naam aangeboden
is en op ons inwerkt, opdat wij naar onzen
schuldigen plicht, den Heere hart en hand zou
den geven, „te vergeefs" ontvangen hebben.
In dezen zin namelijk, dat zij niet tot het ge-
wenschte einde leidt; meer nog, dat zy ons
eene reuke des doods ten doode, in plaats van
eene reuke des levens ten leven wordt.
Wij mogen het toch nooit vergeten, dat wij
alléén zalig worden uit genadeen verloren
gaan enkel om eigen zonde en schuld. Wy
kunnen de hand der verzoening, ons aangebo
den, afstooten, en haar alleenlijk aannemen door
genade.
Het kan ook wezen, dat wij de genade be
trekkelijk te vergeefs ontvangen hebben. Dit
is het geval, indien wy behouden worden als
door vuur, doch hard en exclusief zyn, slechts
voor ons zeiven en voor vrienden en vriendin
nen leven, en voorts het licht onder de ko
renmaat plaatsen en wat God ons gaf, „ten
nutte en ter zaligheid van anderen", als in een
zweetdoek wegleggen Dan is het, zooals onze
randteekenaren bij het woord vergeefsaan-
teekenen, nam. „zonder behoorlijke vruchten
van dankbaarheid en toeneming in het geloof
voort te brengen".
Indien nu dit het geval is, dan staat het
vast en is het zeker, dat wij niet recht met
en uit de verkiezing werkzaam zijn. Want
dat wij ook verkeerdelyk met en uit haar kun
nen werkzaam zijn, is ontegenzeggelijk, en
wij hopen dit nog nader aan te wijzen.
Littooij.
II.
De Ned. Geloofsbelydenis heeft slechts en
kele uitingen in zake onze kerkeiyke
Tucht.
Allereerst art. 31, dat handelt over de ware
en valsche Kerk.
Dit geeft als derde merkteeken over de ware
Kerk te kennen zoo de kerkelijke tucht gebruikt
wordt om de zonde te straffen
De valsche Kerk daarentegen, vervolgt dege
nen, die heiliglyk leven naar den Woorde Gods
en die haar bestraffen van hare gebreken, gie
righeid en afgoderijen".
Hier is dus een snijdende tegenstelling. De
ware Kerk straft de zonde. De valsche moet
zelve vanwege haar zonden bestraft worden,
doch vervolgt de h e i 1 i g e n, die dit wa
gen te doen.
Nu is deze uitdrukkingde tucht dient om
de zonden te straffen wat stroef.
Wel staat er niet om de zondaren te straffen.
Neen maar om de zonde te straffenen re
ageert dus 't heilig karakter der Kerk in de
tucht en tegen wat haar verontreinigt; doch
zeer ryk is de opvatting van 't doel der kerke
iyke tucht hier toch niet.
Doch wat geeft de Beiydenis meer?
Art. 32 handelt over de orde en disci
pline of tucht in de Kerk.
Het verwerpt alle menschelijke willekeur en
tyranie en belijdt, dat de Gereformeerden alleen
aannemen, wat dienstig is om eendracht en een
heid te voeden en te bewaren en alles te onder
houden in de gehoorzaamheid Gods. En hier
toe wordt geëischt de excommu
nicatie of de ban, die daar ge
schiedt naar den Woorde Gods,
met hetgene daaraan hangt.
Dit is alles. En ook hier wordt op den voor
grond gesteld de heilighouding van 't karakter
der Kerk, en ook tot bewaring harer eenheid
de uitstooting der ingedrongen valsche broe
deren.
Dat de tucht allereerst liefde is belijden
de 37 artikelen niet.
En wat leert ons de Catechismus?
Zien wij 'teen volgende maal. Dr. W.
Hoe staat 'tonder ons Zeeuwsche volk met
het lezen van de Heraut?"
Zijn er ook in Zeeland ouderlingen, die de
Heraut niet lezen?
Zijn er degelyk ontwikkelde boeren, die avon
den zitten lezen in Brakel, maar verzuimen
studie te maken van de Heraut?
Zyn er jongere mannen en vrouwen, die
meenen, dat ze geen tijd hebben om de Heraut
te bestudeeren?
't Zou bitter jammer zyn.
Allereerst en allermeest voor henzelven.
De Heraut is een goudmijn op godgeleerd
en kerkelijk gebied.
De Heraut geeft week aan week een schat
van leeringen. Ze onderwyst. Ze vormt. Ze
bezielt.
Ze sluit aan aan de eeuwig onverander
lijke Waarheid Gods van alle tyden, doch
past die toe op alles, wat er thans omgaat in
de groote worsteling der geesten en de harten
van de kinderen en de mannen dezer eeuw.
Met onverzwakte, met gerypte, met gehei
ligde kracht heeft prof. Kuyper, uit Zwitserland
van 'tgraf zy'ner gade terruggekeerd, zijn arbeid
in de Heraut hervat.
Wat fyne, rijke, oorspronkelyke overpeinzingen
van dood en eeuwigheid bieden thans die
„Tweede stukken."
Wat een allerkostelijkste reeks artikelen
opende hij onder den titel: de taak der toe
komst.
Hoe juist zet hy onze diaconale bedeeling in
verband wat de overheid behoort te doen tot
vergoeding van wat onder haar wanbeleid tot
armoede vervalt.
Broeders en zusters, leest allen, die door
Gods goedheid eenigszins ontwikkeld zyt, de
Heraut.
Valt 'teerst wat moeilyk te verstaan, dat
wendt zoo spoedig.
Voor een kwartje hebt ge een woordentolkje
van een enkelen kunstterm, die u onverstaan
baar dunkt. Oefent u. En de vrucht zal rijk
zijn beide voor verstand en gemoed.
Dr. W.
A. s. Maandag half acht hoopt onze vriend
Wormser zyn voordracht te komen houden in
de groote zaal van 't Schuttershof, uit de dagen
der doleantie zoo goed bekend.
De zaal zal door vriendelyke medewerking
van eenige heeren met de Transvaalsche en
Vrijstaatsche vlaggen en wapens worden ge
tierd en wellicht zullen er gepaste liederen
worden gezongen, die met muziek verkrygbaar
zijn gesteld.
Als allen medewerken tot volstrekte orde
dan kan een goede avond worden beleefd.
Ieder gevoele, dat het karakter van deze
samenkomst, terwyi ia Zuid-Africa onze broe
deren strijden in een bloedigen kamp op leven
en dood ernstig behoort te zyn.
Die meent naar een soort vermakelijkheid te
gaan, biyve verre.
Onze ziele deele in de spanning en worde
gesterkt door 't geloof der Transvalers.
Ook rekene men op de collecte, die de Heer
Wormser wil houden, nadat hy gezegd heeft,
waarvoor.
De medewerking voor dezen avond is alge
meen. Alleen de heer Bimmel heeft gemeend,
na overleg met den Bestuurdersbond, niet te
kunnen meedoen met 't oog op wat Nederland
misdoet aan Atjeh.
Nu dit woord heeft ons wel wat te zeg
gen. Het tempere onze critiek op Engeland.
Het verootmoedige ons. Toch erkenne ieder,
dat de gevallen zeer ongelijk zyn.
God geve, in zyn gunst, dat de Transvaal-
avond slage. Dr. W.
over
JOH. 19 28.
„Mij dorst!'9
„Mij dorst!" roept Jezus van het kruis
Naar eenheid van myns Vaders Huis,
Naar liefde, vrede en eenigheid
Van 'tvolk, alom door twist verspreid...
„My dorstzoo roept Immanuel,
Naar nederwerping van de hel,
Verplett'ring van des Satans macht,
Die zoo veel kwaads heeft aangebracht.
Vol derenis met Juda's leed
Naar Isrels volk, door mij gekocht,
Dat ik het eerst heb opgezocht.
„Mij dorstroept God en 's menschenzoon
Naar myn bedongen arbeidsloon
Een kudde, vol van heeriykheid
Met 's Hemels gunsten overspreid.
„Mij dorstzoo klaagt die droge mond,
Die tong, verdroogd te dezer stond,
Naar slechts een droppel medicyn
Van liefde't zou verkoeling zijn.
„Mij dorst!" zoo klaagt dat iiefdryk hart,
Dat niets meer dan de zonde smart
Van droefheid over 't Godsgemis
Dat onbetreurd bij Isrel is.
„My dorstbrult Juda's groote Leeuw
En geeft een grooten, sterken schreeuw,
Daar aard en hemel van gewaagt,
Wyi 't kruis Gods Eengeboorne draagt.
Ach, dorstte 't my, o, Heer, naar U
Myn Zaligmaker, o, kom nu
En openbaar U toch aan mij
En maak my van myzelven vrij.
Ach, dorstte 'tmy toch naar Uw leer,
Uw bloed, Uw kracht, Uw Naam, Uw eer
Uw liefde, waarheid, trouw, Uw macht,
Die in mijn zwakheid wordt volbracht.
Och, dorstte 'tmy naar die Fontein,
Zoo overvloedig mild en rein,
Naar 't water uit die Jakobsbron,
Naar 't licht van 's werelds Een'ge Zon.
O, dorstte 'tons nu altemaal
Naar hemelzin en hemeltaal,
Naar hemelliefde en hemellust
Dan wierd de zondevlam gebluscht
En dorstte 'tons van ganscher hart
In bittre treurigheid en smart
Om ons oneenig Israël,
Dat een is in Immanuel
Vrij naar Ds. L. G. C. Ledeboer.
Contributie voor de Generale kas van de
Nederlandsche Hervormde Kerk.
Voor het lidmaatschap van dit genootschap
wordt van af 1° Januari 1900 contributie ge
heven.
Die reeds lid zijn, kunnen zich hier al of
niet toe verbindendie van af 1° Januari lid
worden, hun wordt eene contributie opgelegd.
Het bedrag kan naar verkiezing worden bepaald,
maar het minimum is 25 ct. per jaar. Of men
bij wanbetaling ook van de ledeniyst wordt
geschrapt, of dat dan andere tuchtmiddelen
worden toegepast, is ons niet bekend.
Door dezen maatregel komt het karakter der
Hervormde kerk als genootschap en wel als