Uit de Heilige Schrift. Belijdenis en School. Se Jaargang. VRIJDAG 20 OCTOBER 1S99.| No. 42. Ds. J. HULSEBOS, Ds. A. LITTOOIJ, Dr. L. H. WAGENAAR. EEKBLAD GEWIJD AAN DE j3ELANGEN DER pERE FORMEER DE K.ERKEN IN pEELAND, OORD-BRABANT EN J-^IMBURG. Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons behouden. Jesaja 33 22. ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE lugt aau Brandofferen en Slachtofferen,als aan het gehoorzamen van destem des Hee ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen 1 Sam. 15 22. Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. BEKOMMERNISSEN. I. Werpt al uwe bekommernissen op Hem, want Hij zorgt vooru. 1 Petri 5 7. De bekommernissen waren voor de geloovi- gen, aan wie deze brief eerst werd toegezonden, bizonder vele. Van den vijand werden zij beje gend met smaad, berooving hunner goederen en allerlei vervolging. Soms openbaarde zich deze vijandschap zelfs in eigen gezin door on- geloovige man of vrouw. Ook werd er verdruk king geleden in het huis van den ongeloovigen heer, by wien men dienstbaar was. Er waren ook zorgen en bekommernissen omtrent het tijdelijk bestaan, terwijl daarbij ook nog wel oneenigheid onderling kwam. Dit alles te zamen genomen was zoo, dat zij menigmaal dreigden er by onder te gaan. En nu worden deze bekommernissen niet eenvoudig ontkend of weggeredeneerd. Neen, zij worden genoemd, geene enkele wordt uit gesloten, als de apostel gewaagt vanal uwe bekommernissen. In het woord alle is het vele en het veelsoortige der bekommernissen erkend en aangewezen. Neen de Christen is niet zor geloos. Hij zegt niet roekeloos, dat er geene bekommernissen zijn. Hij kent en erkent ze, maar leert ook verstaan, hoe hy er van ver lost wordt. In vergelijking van die christenen, voor wie de brief allereerst bestemd was, genieten wij vele voorrechten. Onze vaderen zijn vervolgd, wy hebben vrijheid, om ongehinderd den Naam des Heeren te belijden en aan te roepen. Toch zijn de bekommernissen, die ook nu het men- schenhart drukken, vele. Neem eens de bekom mernissen omtrent het aardsch bestaan om al, wat er noodig is voor vrouw en kind in deze zoo moeiiyke tyden Het lot en de toekomst der kinderen Ziekten en kwalen des lichaams En zoo menige verborgene smart, die als een worm aan het levensgeluk knaagtMaar de grootste van al mijne bekommernissen moet zijn mijn zonden. Wat klaagt een levend menschEen iegelijk klage van wege zijne zonden Maar hieraan ontbreekt het veelal Van de bekommernissen wordt men ontheven door het geloof. De Heere wil niet, dat de zon daar onder zyne zorgen omkome. Hy laat zijne dienstknechten verkondigenWerpt al uwe bekommernissen op Hem Hy wil ze dus van u nemen en voor u dragen, zoodat gy verlicht en vertroost Hem volgt en de uitkomst geloo- vig stelt in Zyne handen. Dit is de heerlykheid van het Evangelie en het geheim van het ware geluk. Al uwe bekommernissen Welk een almach tige en vriendelyke Ontfermer is de Heere Al uwe Ook uwe zonden en zondaarsnooden. Datwerpen is eene daad des geloofsover geven, loslaten, toevertrouwen het drukt niet iets vermetels uit, maar de kracht, waarmede de nooden den Heere worden toevertrouwd, de blijde geestdrift, waarmede de ziele zegt: „Gy zijt mijn Borg." Het onbekeeriyk hart blijft hoogmoediglyk al zijne bekommernissen zelve dragen. Eerst als wij door de genadewerkingen des Geestes waar Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlyk Vrydagmorgen, by den Uitgever in te zenden. lijk zondaren worden, dan leeren wij al onze schuld aan Jezus geven en met deze al onze bekommernissen op den Heere werpen. Ouden Nieuw Testament getuigt van dat voorrecht der kinderen Gods. Werp, zoo heet het Psalm 55 23, uwe zorg op den Heere en Hij zal u onderhouden. Hij zal in eeuwigheid niet toelaten, dat de rechtvaardige wankele. Hier past ook Ps. 146 3 (berymd) Zalig hij, die in dit leven, Jakobs God ter hulpe heeft; Hij, die door den nood gedreven, Zich tot Hem om troost begeeft; Die zijn hoop, in 'thachlijkst lot, Vestigt op den Heer, zijn God. Hulsebos. Nooit mogen wij vergeten maar altoos be- hooren wij in te zien en er van doordrongen te zyn, dat wij, in hetgeen ons gewordt en overkomt, in den weg dus van zegening en van ramp, in de eerste plaats met God te doen hebben. Menigmaal zien wij op en biyven wy staan bij de tweede oorzaak. Zoolang dat het geval is, kunnen wij er, hetzij wy in zegeningen of in rampen deelen, niet recht mee werkzaam zijn voor het aangezicht des Heeren. Immers, „die tot God komt, moet gelooven dat Hij is," dat Hy God is, en mitsdien alles zóó bestuurt, dat er niets bij geval geschiedt, maar dat alles van Zijne hand ons toekomt. Wij hebben ons de verledene week veroor loofd, u op te wekken tot gebed voor onze stamverwante broederen in Transvaal en de Oranje-Vrijstaat. De Middelburgsche Courant wekte in navolging van andere liberale bladen, hare lezers op, om hen verbandmiddelen en geld voor de eventueele weduwen en weezen, te zenden nu, dat is goedmaar wij gelooven met Ds. Lion Cachet, die Zaterdag 1.1. de lezers van De Standaard ook aanmaande tot gebed, dat hetgeen de liberalen er heen willen zenden niet de éérste behoefte is, en ook, dat die verbandmid delen thans niet zoo gemakkelijk de plaats der bestemming bereiken kunnen. Daar wij geloo ven, dat zij niet alleen en in de eerste plaats met de Engelschen maar met God te doen hebben, en dat de uitslag van den oorlog in Zyne hand is, zoo herhalen wij, dat voor en met hen ons smeekgebed tot Hem op te zen den, vóór alles noodig is. Te meer is dit noodig, omdat wy en zij voor de menschen vry en voor den Heere diep schuldig kun nen staan. Het laatste, voor den Heere diep schuldig, is meest altijd het geval, wanneer wij uit een weg van zegening en voorspoed in een weg van tegenheden en smarten, van stryd en lyden komen. Naar het ons voorkomt, is dit zoo, ook met de straks genoemde broederen. Ja wij geloo ven, dat zij voor de Engelschen zich verant woorden en het hoofd opheffen kunnen, maar dat zij dit niet kunnen voor den Heere. Met het oog op de eerzuchtige, heerschzuchtige en hebzuchtige Engelschen, op de Jingo's, die den oorlog in het leven riepen, kunnen zy, naar wij gelooven, voor God verschynen met de betuiging, de klacht en het gebed op de lippen, die in Psalm 17 1 aldus luiden 't Behaag U, Heer, naar myn gebed, Geschrei en goede zaak te hooren 'k Vermoei met geen bedrog Uw ooren, Dat heeft myn lippen niet besmet. Vergun my dan mijn klacht 't ontvouwen Laat voor Uw heilig aangezicht, Myn recht gesteld zyn in het licht; Uw oog de billijkheid aanschouwen. Doch, als zy met God in het gerichte mogen gaan, zal het wel wezen, geiyk het, in bange dagen, by den profeet Daniël was, toen hij met het oog ook op zijn volk zeide „Bij U, o Heereis de gerechtigheid, maar bij ons de beschaamdheid der aangezichten, gelyk het is te dezen dage; bij de mannen van Juda, en de inwoners van Jeruzalem, en geheel Israël, die naby en die verre zijn, in al de landen, waar Gij ze henengedreven hebt, om hunne overtreding, waarmede zy tegen U overtreden hebben. o Heerebij ons is de beschaamdheid der aangezichten, bij onze vorsten en by onze vaders, omdat wy tegen U gezondigd hebben." Ja, tegen Hem hebben zy gezondigd, door Hem in hunnen voorspoed niet genoeg in erkentenis te houden. Naar wij toch dikwerf hoorden, van mannen die het weten konden, was het pit en merg uit hun godsdienstig leven, over het algemeen genomen, weg. Het was er, wat het geestelijk leven betreft, dor en koud geworden. Indien dat nu het geval is, krijgt God niet de eere van de veelvuldige zegeningen, die zooals bij hen jaren aaneen toevloeien. Wy leven dan niet voor den Heere, voor de heiliging van Zijn Naam en de komst van Zyn Koninkrijk, gelijk wij dat aan Hem, aan onze medemenschen en aan ons zeiven ver schuldigd zyn. De grootsche taak, die God den Transvaal- sche en Yrijstaatsche broeders en zusters ter heiliging van Zijn Naam en tot uitbreiding van Zijn Koninkryk, in betrekking tot de inwo nende en omwonende volken, die zonder God in de wereld leven en zonder kennis van en hope op Christus sterven, gegeven heeft, heb ben zij, helaasingezien, erkend, noch betracht. Velen spraken zelfs over deze ongelukkigen, alsof zy niet met hen uit éénen bloede waren gesproten. Zy verachten ze. De uitzonderin gen bevestigden den regel. Het kan dan ook wel niet anders of zy moeten, wanneer zy in dezen hunnen nood tot den Heere komen, ontwaren, dat de toe gang niet vrij is, dat er wat tusschen hen en hun God ligtja, een onverantwoordelijk ver zuim, dat ingezien, betreurd, en als zonde voor God en voor die menschen bèleden moet worden. Als dat wordt ingezien, is het, als bij Daniël: By U, o Heere. is de gerechtigheid en by ons de beschaamdheid des aangezichts want wij en onze vaderen hebben tegen U gezondigd. Als dat wordt ingezien, bevreemdt de oorlog, als kastydinge Gods, niet. Als dat wordt ingezien, komen zy onder God, ja, dan vernederen zy zich onder Gods krachtige hand, smeekend om vergeving. Maar ook dan en in dien weg krijgen èn zy èn wij

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1899 | | pagina 1