VARIA, Een Feestavond in Ylissingen. hy als compromis, voor het verbouwen en ver huizen, als recht der kerken vroeg, dat de op leiding dan van de kerken zou uitgaan, in het benoemen van professoren enz., zie, dat was het wat de broederen niet wilden en waarom zy zijn voorstel onmogeiyk maakten. „Het recht der kerkenwas dan ook de titel van zyne tweede brochure. In het woord door Dr. Bavinck ter verdediging van zijn voormd ter Synode gesproken, en waarin hy „waar borg" voor de Kerken vroeg, kan dan ook m. i. niet gelegen hebben en dies door hem niet bedoeld zyn slechts toezicht vanwege de Kerken op het onderwijs voor den dienst des Woords te verkrygen. Ware dit het geval, dan zou hy op zijn compromis zyn terug gekomen, in plaats van dit, zooals toch het geval was, te verdedigen. Zou dit gedeelte van het door hem ge sproken woord zóó op te vattendat hij er slechts toezicht mee bedoelde, niet eene legen de zyn en tot eene legende worden gemaakt? Eene legende of niet, maar deze opvatting wordt druk besproken en zoo mogelijk ingang verschaft. Wellicht wil Dr. Bavinck, die na- tuuriyk de beste uitlegger van zyne eigene woorden is, hieromtrent wel eenige nadere ver klaring geven. Littooij. Woensdagavond 28 Sept. 1899 staat met gul den letters aangeteekend in de annalen der Vlissingsche Kerk. De nieuwe Middelkerk werd ingebruik geno men. 't Was eene schoone aanblik, toen de hooge vriendeiyk-eerbiedwaardige gestalte van den leeraar, door ouderlingen en diakenen ge volgd, de dichtbezette kerk doorschreed en den fraaien kansel betrad. Door 40 gloeilampen ryk en zacht verlicht, en stralend van glans, maakte het gloednieuwe, geheel afgewerkte gebouw een vriendeiyk-ker- keiyken indruk. 'tValt me moeiiyk, dien indruk onder woor den te brengen. 't Was niet een indruk van majesteit of plech tigheid, als zoo menig massief kerkgebouw uit vroeger dagen maakt. 't Was ook niet de impressie van 't opwaarts- voerende, dat de mystieke schoonheid is van den Gothischen bouw. 'tHad ook niets van een rustige gehoorzaal met een stukadoors-hemel. Deze gezellige Jwoning voor het huisgezin der gemeente symboliseert de eenheid, de saamvergadering der geiykgezinden tot de be diening des Woords. Ds. Hulsebos, heet, nadat met lieve orgelbe geleiding Ps. 68 10 is gezongen, Ps. 84 is gelezen en het votum is uitgesproken, de ge meente welkom, begroet de vertegenwoordigers der overheid, bedankt kerkeraad en kerkrent- meesters der Ev. Lutersche gemeente voor de vriendelyke gastvrijheid tydens vrywillige bal lingschap genoten, waardeert de tegenwoordig heid van kerkeraadsleden en gewone lidmaten uit de kerk, die de letter A heeft, en van de afgevaardigden der zusterkerkenspreekt den jeugdigen bouwmeester toe en gedenkt allen, die hebben samengewerkt tot bereiking van dit schoone doel. Doch zyn eigeniyk feestwoord vindt despre ker in Genesis 26 22 en wel deze zinsnee Want nu heeft ons de HEERE ruimte gemaakt De korte inhoud van de ontwikkeling dezer woorden was als volgt: Izaak, de biddende verbeider, droeg het ge laten, dat put na put, door Abraham en hem- zelven gegraven, hun werden betwist en ont nomen, en eindeiyk als hy maar weer een nieuwen put gegraven had, die men hem liet, gaf hy God de eer, en zeideDe HEERE heeft ons ruimte gemaakt. Dit woord maakt spreker tot het zyne. De vyand is er altoos op uit om Gods ware Kerk, die voor Christus als haar Koning roept, in haar samenkomen te verhinderen. Maar ook ons heeft de HEERE ruimte ge maakt, niet door ons de oude plaatsen terug te geven, maar een nieuwe plaats ter vergade ring te gunnen. Eerst kwaamt ge saam in een kamer, toen in een kolenpakhuis, straks in een eigen ge huurde woning, eindeiyk in een kerk, doch die te klein werd, en nu zyn we als degenen, die droomen. Wy zyn niet vele edelen en toch wat keurig kerkgebouw. Waariyk nu heeft ons de HEERE ruimte gemaakt. Doch peilen we dieper. In deze dagen van ontbinding geeft God ruimte voor zijn Woord. Voor de Gereformeerde be ginselen. Voor het gereformeerde leven. Voor de voortzetting der aloude Geref. kerk. Dit nieuwe kerkgebouw is van en voor de aloude Gereformeerde gezindheid! Voorts komt de spreker op de geestelijke be nauwdheid en de ruimte, die de HEERE maakt en Z.WEw. eindigt met een ernstige persoon- ïyke vermaning en heenwijzing naar de Eeuwige Ruimte hierboven Nu treedt Ds. Veenstra op en knoopt zijn woord vast aan den tempelbouw van Salomo. Die tempel hoort wel tot 't O. V., doch hij trekt nog altyd aan om zijn symbolische be- teekenis. Menig leeraar kan geen grooter kerk krygen. Nu, God is vry. Lof is wierook en iemand zei „Wierook is goed voor de goden, maar de menschen worden er door bedwelmd." Toch wil ik zeggen een leeraar die zulk een fraai en doelmatig kerkgebouw van zyne gemeente kan krygen, heeft niet te klagen, dat hy de liefde der gemeente niet heeft. Onze kerkgebouwen ontleenen echter hun aantrekkelykheid niet aan uitwendig schoon, maar aan het Evangelie, dat er in verkondigd wordt. De kerk is ons alleen daardoor een voorpor taal van den hemel. Dan gevoelen wewy zijn dicht bij elkaar, de triompheerende boven en de strydende en biddende op aardeEen schokje en wy gaan over! Met een schildering van den hemel besluit spreker zyn aangenaam woord. Ds. Littooy voldoet nu aan de uitnoodiging om een toespraak te houden. Hy en alle clas. sis-broeders wenschen de gemeente geluk met deze ure. Voorts sprak Z.WEerw.Er is niets nieuws onder de zon. Israël moest door. de woestyn naar het land der belofte. Hier sprak de Heere eerst„maak my een altaar van aarde." Later „maakt u een altaar van sittim- hout. Straks kwam er een altaar van koper en Salomo moest het vergrooten. Dat zyn de gangen Gods. Uit het kleine doet God het groote te voorschyn komen. Op Arauna's dorschvloer, waar Gods toorn gestild werd, is de tempel gebouwd. 't Onaanzieniyk altaar bewaarde voor afgodery. Doch is 't voldoende ingeprent, dat 't ons om de waaarheid te doen is, dan behoort ook de schoonheid en doelmatigheid betracht te wor den, en mag de geldgierigheid geen misbruik maken van Gods aanvankelijk doen. Met een opwekking tot milddadigheid besloot spreker zyn vriendelyke toespraak. Nog genoot schrijver dezes de eere, een woord ten beste te geven. Ware hy dichter, hy zou de harpe spannen en aan het speeltuig ontlokken en drievoudige toon. En de eerste toon moet een toon van wee moed zyn. Wy willen het niet vergeten, dat wy als Gereform. Kerk verdreven zyn uit ons Patrimonium. De Sint-Jacobskerk heeft dank zy de rechterlyke dwaling van 1887 hare poorte voor ons gesloten en het overgroote deel der gedoopte gemeente dezer eenmaal zoo ver maarde Calvinistische stad verloochent de re geering van Christus over zijne eigene duurge kochte Kerk. En hiertegen doleert ons hart En ook hoe heeriyk zou het geweest zijn, als heel de uitgeleide Geref. kerk van Ylissingen saamgewerkt had tot dezen bouw en ze heden avond de kerkelyke ineensmelting had mogen vieren. O, worde den tegenstander zyn verzet in deze ure tot zonde voor God De tweede toon zy voor ons allen die der verootmoediging. God is zoo goed. Maar wie zyn wy Dit blinkend fraai gebouw doet ons denken aan 't woordHet oude is voorby ge gaan, ziet, het is alles nieuw geworden. Het toont scheur noch vlek. Helaas, welk een con trast dit huis en de Kerke, die zich de Gere formeerde roemt. O, zij er in schuldgevoel een diep verslagen hart, dat de besprenging vindt van Christus' bloed. Dat offer zal God behagen. De derde toon uit ons speeltuig klinkt van lof! De goedheid en trouw des Heeren over leeraar en gemeente zy luide geprezen. Hierop volgde een dankgebed, en in de fraaie ruime consistoriekamer bleven tal van genoo- digden met kerkeraad en kerkmeesters nog een wyie gezellig byeen. Ook het dagelyksch be stuur der stad en de predikant der Luthersche gemeente betoonden hier hun vriendelyke be langstelling. Zegene de Heere dezen bemoedigenden avond stond en brenge Gods genade onder den dienst van onzen broeder Hulsebos menige ziel „in de ruimte"W. TER GELEGENHEID van de ingebruikneming der Nieuwe Mid delkerk te Ylissingen. Wijze: Psalm 36. 1. Breng Gode dank, o Christenschaar Op 'thooren van de biyde maar: „De deuren zijn geopend". De Nieuwe Middelkerk is klaar Door Gods genh wordt nu aldaar Voor 't eerst Gods lof bezongen Uw Naam alleen zy dank o Heer! Och breng ons telkens hier nog weer, Maar met vernieuwde tongeD, Opdat uw roem, uw lof, uw eer Dan telkens klimmend meer en meer Door ons worde opgezongen 2. De Heer, die in den Hemel woont, Hoog boven al het aardsche troont, Hem zy alleen d'Eere Hy heeft gegeven op ons beê Te midden dezer nijvre stee Dit huis naar ons begeeren. Hem dan alleen zy onze lof, Daar Hij, die woont in 't Hemelhof, Ons oog nog doet aanschouwen Het huis tot Zyner Eer gesticht, Dat tot Zijn dienst is ingericht, Om daar Zijn Woord te ontvouwen. 3. Dit schoon gebouw in Schelde's stad Getuige nog van rouw en smart En tranen om de zonden Van Land en volk en eigen hart, Waarmede men den Heere tart En wonden slaat op wonden. Den Heere zij aanbidding, lof! Obukken wy ons in het stof Hy heeft Zyn Zoon gezonden, Hy droeg voor ons de schuld en smart Door wond op wond in 't heilig hart, Dat bloedde om onze zonden 4. Verrijst dan nu wéér een gebouw Als teeken van des Heeren trouw, Dan juiche eene groote schare Een biyde danktoon kome voort By ieder, die de biymaar hoort, Dat men gehoorzaam volge Den Heere Jezus als Profeet, Als Priester, Koning en 't beleed „Naar recht was God verbolgen, Nu zegent Hy uit menschenmin, Hy brengt ons weder, leidt ons in, Door Geest en Woord en wegen". 5. De Heere Christus, Hy, Gods Zoon, Gezeten op Zijns Vaders Troon, Hem zij de lof gegeven. Hy maakte hier weer ook getrouw, Wien hij ook was, 't zy man of vrouw, In 't geen moest zijn beleden. Door zulk een yver aangespoord Op 'thooren van des Heeren Woord, Is ook dit werk begonnen. Dit huis werd hierdoor ook gesticht Om biddend om het levenslicht, Van God dat licht 't ontvangen. 6. Des Heeren Geest zy mede lof, Hij sprakGy allen zyt toch stof En zult ook wederkeeren Tot Hem, die u het leven gaf, Van d' eersten stond tot aan het graf. Wilt uwen Schepper eeren En Christus sprak, zooals 'tnog nooit Uit eenig mensch nog was gehoord: Komt tocho Gy vermoeiden Komt tot de laafnis, tot de bron, Waar nooit op aard' een mensch op zon, Dat heb 'k voor u gevonden. 7. Laat ons Hem eeren als Profeet, Als Priester, (dat men 't nooit vergeet), Ook weer als onzen Koning, Die macht heeft op Gods hoog bevel, Regeert en heerscht zelfs in de hei, Waar Hy zyn kracht zal toonen. Ons roept Hij toe: o komt, o komt, Vermoeid, belast, beladen, komt! Ik geve rust en vrede. Mijn woord doet steeds wat my behaagt, Hoe of de vyand het belaagt, Wat onrust heerscht in 't heden l

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1899 | | pagina 2