Een Kerkschip in zee.
sommigen het formulier veranderen en zeggen
in Christus geheiligd zijn wil zeggen, in Chris
tus geheiligd moeten worden." Dus als men
„zyn" in .moeten" veranderd.
Onze Dordtsche Vaderen zeggen Handelingen
Syn. Nationalis 2e boek bl. 45„Al is het, dat
God om de erfzonde de kinderen verdoemen
mag, de Christelijke ouders moeten aan de
zaligheid hunner kinderen geenszins twijfelen
want hun en hunnen kinderen is de belofte
gedaan. Gen. 17 17Mare. 10 16Hand.
2 39."
Op welken grond nu moeten zy, volgens de
vaderen, niet twijfelen Wel, dat blijkt immers
uit het verband en uit de teksten, die zy er
voor hebben aangehaald. Op grond daarvan,
dat zy in het verbond geboren zyn en aan des-
zelfs belofte deel hebbenwant in zich zeiven
en krachtens hunne natuurlijke geboorte zyn
ze verdoemelijk „om de erfzonde" zeggen zij.
Hebben we al Vadere» gehoord, kom, beluis
teren we dan ook dén Vader bij uitnemend
heid, den man, die door zijne ongekende dege
lijkheid, teedere godsvrucht, groote belezenheid,
vele werken en grooten naam zulk een over
wegenden invloed op de leer der gereformeerde
kerken heeft uitgeoefend, In zijne Institutie,
Fol. 275 22, lezen we„Dat de kinderen der
gdoovigen niet en worden gedoopt, opdat ze als
dan eerst kinderen Gods zouden wordenmaar
dat ze reeds uit kracht van Gods belofte tot
het lichaam Christi behooren."
En dat dit volgens onzen grooten hervormer
niet iets Oud-Testamentisch is, blijkt uit het
geen hy in de 5e van het daarop volgende
XVI Cap. zegt. Het luidt: „Indien nu het
verbond vast en hecht biyft, zoowel tot de
kinderen der Christenen, als het onder het Oude
Testament behoorde tot de kinderen der joden."
En in 6 is het: „Daarom gelyk de kinder en
der Joden een heilig zaad genaamd worden
zoo worden om dezelfde reden de kinderen
der Christenen heilig geacht." In 15 is het
„Want gelijk Paulus disputeert en beweert,
dat de Joden van hunne ouderen worden ge-
"heiligd, alzoo leert hij elders, dat de kinderen
der Christenen dezelfde heiligmaking van hunne
ouders bekomen
24 blz. 280 schrijft hy„Het was met
Abraham anders dan het met zyne nakomelin
gen washij moest geiyk thans de Heide*
nen en de uit het verbond gevallen joden
vóór hy het Sacrament der besnijdenis ontving,
de belofte aannemen", beredeneert Calvijn
terwyl „het kind door een erfelijk recht, vol
gens het formulier en den inhoud van Gods be
lofte van 's moeders lijf aan in het verbond be
grepen wordt." Littooij.
VARIA,
Overheid en Zondagsviering.
H.
Sporen van Sabbatsviering vgl. Gen. 4 26
komen reeds by de oudste volkeren voor.
Reeds de oudste koningen van Babel ordon
neerden, dat op den 7, 14, 21 en 28sten dag
van elke maan-maand de rust moest worden
behartigddan mocht zelfs in het paleis van
den despoot niet gebakken en gebraden wor
den, geen staatsiekleed gedragen worden en
geen koets voorkomen. Wel een bewij3, hoe
diep in het volksleven de Sabbatsrust gewor
teld was.
By Israël bestonden zeer strenge wetten op
de Sabbats viering, doch die groote gestrengheid
en uiterlijk ceremonieele stiptheid moet niet
zoozeer uit dien Sabbat als scheppingsordinantie,
dan wel uit den Israelitischen sabbat als scha
duwachtige instelling worden verklaard. Israël
toch moest in het bijna absoluut rusten op
Sabbat afschaduwen het berusten in 't
volbrachte werk van Christus door 't geloof zonder
de werken. Daarom kunnen wij uit Israels
Sabbats wetgeving de formeele lijnen voor onzen
Rustdag niet trekken.
De eerste Zondagswet is van keizer Constan-
tyn in 321. Constantyn creëerde één zelfden
dag de wekelijksche ruste voor zijn heidensche
en christelijke onderdanen, hetzij den Zonnegod
Apollo of den Christus ter eer, vandaar den
naam dies solis, Zondag. Zyn hoofddoel was
den Christenen de vrijheid hunner viering van
den dag des Heeren te waarborgen.
Verboden worden in de Romeinsche Zondags
wetten de arbeid, inzonderheid de Rechteriyke
macht en de publieke vermakeiykheden.
Voorts teekent ons Mr. de Vries de groote
figuur van Karei den Groote, die tien Zondags
wetten gaf, die allen den stempel dragen van
den invloed der Kerk. Zy eischen een Deo
vaeare, een vry zijn van alaafschen arbeid om
God openlyk te eeren en met volle aandacht
te loven.
't Wasschen van kleederen werd verboden,
't bereiden der spyzen en het ryden toegestaan.
Ook het zich verdedigen en het begraven der
dooden, indien dit noodzakelijk werd geacht.
Ook de veld- en tuinarbeid mag niet meer
geschieden en evenmin de jacht. Ieder zal
den kerkdijken feestdag vieren. De Zondag
duurt van avond tot avondDes Zaterdag
avonds zal men waken en bidden.
Steeds strenger wordt ook de koophandel
verboden. De straffen op overtreding der Zon
dagswetten waren velerlei: boeten, 50 stok
slagen, geeseling, slaverny en zelf de doodstraf.
In de Friesche wetten is slechts sprake van
een geringe geldboete.
De hervorming toetste deze oud-katholieke
Zondagswetten aan de H. Schrift.
Calvijn loochende aanvankeiyk alle gebonden
heid aan één dag op de zeven, doch stelde
later uit Genesis 2 3 de scheppingsordinantiën
in helder licht.
In Roomsch-Luthersche landen werd de lijn
der Middeleeuwsche Zondagswetgeving als ver
plicht kerkelijke feestdagviering voortgetrokken,
in de Calvinistische landen werd een nieuwe
ontwikkeling aanschouwd.
De Roomsche wetten verboden spelen, dan
sen, muziek maken, nachtrumoer, balspelen,
't samenkomen van boereknechts en dienst
meisjes in kroegen, en „uitspanningen", het
hoeden van het vee onder kerktijd, het spele-
rijen en spelen op de kerkhoven, enz. en ge
boden in landsvaderlyke zorgen het kerkgaan
en de huisgodsdienstoefeningen.
In de Nederlanden vaardigden de provinciale
staten placcaten uit (Zeeland slechts eens, in
1513), ook vrij landsvaderlyk, 't kerkgaan ge
biedend „om aldaar gesticht te worden".
De Zondag werd aanvankelijk weinig ge
vierd, tenz|j dan door comedievertooningen,
dansen, drinken, koorddansen, schieten, kloot-
spel, ganzetrekken, enz. en allerlei arbeid werd
verricht.
'tVolk was goeddeels nog heidensch en de
grenslijn tusschen zon- en feestdagen was nooit
scherp getrokken geworden door Rome.
De Calvinistische Wetgeving, die de kerke
lijke feestdagen op den achtergrond laat treden,
stelt den Zondag voor als van God inge
steld, als de dag des Heeren, om God te
dienen met het gehoor van Gods heilig Woord
en de oefening van christeiyke werken.
Onze oude sabbatswetten verboden sommi
gen arbeid met nadere opgave van tyd b.v.
van 's morgens 9 tot 's middags 4 uren
bepaald met 'toog op den kerkedienst.
Somtijds geeft de Sabbatswet zelve als drang
reden aan„het welvaren van den Lande is
zulks vereyschende", doch doorgaans is het
hoofdmotief Gods wil om te komen tot 't ge
hoor van zyn Woord.
In de verschillende provinciën werden ver
schillende dingen verboden. De Hollanders
mochten hun rethorikerspelen, de Gelderschen
hun gerichtsdagen niet meer op den Sabbat
houden, in Utrecht niet met arren gereden,
in Friesland geen boeldag (erfhuis) zijn.
De straffen waren geldboeten. Die in Utrecht
of Gelderland onder kerktyd ging wandelen,
verbeurde het opperste kleed. Meisjes, die
bikkelden en jongens, die knikkerden op Zondag
moesten een gulden betalen en kinderen, die
t)p Zondag lawaai maakten op straat kwamen
een dag op „water en brood."
Van de strenge straffen der Middeleeuwen
bleef eigenlyk slechts de geldboete over.
Voorts valt 'top, dat de placcaten onzer
Gereformeerde Vaderen niet puriteinsch zyn en
nooit vergeten, dat de Sabbat er is om den
mensch te verkwikken en niet de mensch om
den Sabbat te toonen in zelfpijniging.
Het leven was vol frissche veerkracht, niet
vitterigveeleer ruim van opvatting.
In Zeeland mocht het „Zeevarend volk" in-
koopen doen, de Hollanders mochten desnoods
bleeken, „reysende luiden" mochten zich met
behoorlijke kost en drank verzorgen en in
Utrecht mocht zoete melk bezorgd worden vóór
9 en na 4 uur pruimen en kersen mochten wor
den gelost met consent van den burgemeester
's morgens vroeg mocht vleesch en versche
zalm verkocht worden, doch de vleeschhal
ging, als de kerkklok luidde, toe en die er in
opgesloten werd, man of vrouw, kind of
dienstbode verbeurde 3 gulden en in Gelderland
mocht by dreigend weer het koren ingehaald
en hooi ingedragen worden.
Oude gewoonte was het om openbare ver-
koopingen, besluiten van waterschappen enz.
af te kondigen, liefst van den kansel
Zoo ook het huwelijk, dat toch ook een po
litieke zaak was.
Zóó stond het met de Zondagsviering in de
dagen van het Calvinistisch Nederland.
Zien we in een volgend overzicht, wat Mr. de
Vries verhaalt omtrent Engeland, dat in zake
de Sabbat van ongemeene beteekenis werd.
Dr. W.
Bevrijding van slaven.
Onder onze medeburgers zijn broeders, die
des Zaterdags tot den avond uit hard moeten
werken.
Als iemand een rustige Zondag toekomt,
dan zeker aan hen
Maar ook des Zondags moeten ze alweer
vroeg er op uit en van huis tot huis hun
klanten bedienenmet name om den anderen
Zondag de klanten „van om den anderen dag."
En in hunne winkels komen, om geholpen te
worden, werklieden of heeren, die den geheelen
Zaterdagavond hebben doorgebracht in de kroeg
en daarom, heusch, geen tijd hadden, zich te
laten scheeren.
Aan dezen ongerechten toestand behoort een
einde te komen.
Wij vernemen, dat onze barbiers hiertoe een
poging wagen en van plan zijn met 1 Sept.
in te voeren Zondags rust
Steunt hen. En laat 't bij velen worden
heiliging van den dag des Heeren.
Dr. W.
'tZal nu bijna drie jaren geleden zijn, dat
in den boezem onzer „zee-Kerken" het plan
werd gevormd tot het bouwen van een zg.
kerkschip, dat onze Nederlandsche visschers-
vloot in de vreemde wateren zou vergezellen,
opdat onze Gereformeerde visschers het gere
geld genot van den dienst des Woords en de
herderlijke zorg zouden hebben, en eventueel
bi) ziekte of ongeval, ook van medische hulp
zouden kunnen gebruik maken.
Tot dusver vernamen we echter niet, dat
van zulk een kerkschip de kiel was gelegd,
veel minder, dat het eerlang van stapel zon
loopen. Wel hebben de zee-Kerken aanvanke
iyk trachten te voorzien in de geestelyke be
hoeften van hunne leden, die eenige maanden
lang ver zijn van huis en familiewel heeft
Ds. L. v. d. Valk, van Scheveningen, in het
vorige jaar te Lerwick vertoefd en niet onge
zegend onder onze visschers gearbeidwel
wordt dit werk ook dezen zomer voortgezet,
en stond de kerkeraad van Maassluis B haren
leeraar, Ds. F. W. Sluyter, bereidwillig voor
dezen arbeid af, daar Ds. van der Valk door
ongesteldheid verhinderd wasmaar, tot een
eigenlyk kerksc/iip kwam liet nog niet.
Van meetaf had het denkbeeld der uitzen
ding van een kerkschip onze volle sympathie.
En we hoopten, dat na niet al te langen tijd
het plan verwezenlyk zou worden. Temeer, daar
ons nu de gelegenheid werd geboden, om in
Nederland de eersten te zijn, die een kerkschip
in de vaart brachten. Andere landen, Engeland
en Frankrijk b. v., waren in dit opzicht sinds
lang ons vooruit, en de hope was in ons gewekt,
dat de Gereformeerde zee-kerken van Neder
land, door andere hulpvaardig gesteund, de eere
zouden wegdragen van het allereerst een der
gelijk vaderlandsch vaartuig uit te zenden.
Het heeft echter niet alzoo mogen zyn.
Reeds werd er onlangs gefluisterd dat door
de publicatie van onze kerkschip-plannen, eenige
heeren en dames buiten onze Kerken op de
zelfde idee waren gebracht, en het voornemen
hadden, zoo mogelyk, ons vóór te zyn, maar
we hadden, eigenlijk gezegd, niet anders ge
dacht, of onze zee-kerken zouden zich zoo ge-
makkelyk de eere van het primaat niet laten
ontrooven.
Nochtans is dit geschied.
Naar luid van een bericht, dezer dagen in
De Telegraaf te lezen, heeft Zaterdag 17 Juni
jj. te Vlaardingen de „inwyding" van een hos
pitaal-kerkschip plaats gehad. Vele dames en
heeren waren by deze plechtigheid tegenwoor
dig, en de Voorzitter van het Comité, Mr. E.
N. Rahusen, hield by die gelegenheid eene
„schitterende redevoering" waarin doel en be
stemming van dit schip werd ontwikkeld, en
achtereenvolgens een woord werd gericht tot
den gezagvoerder, de bemanning, den genees
heer, en den predikant. Nadat alzoo „de Hoop"
als hospitaalschip was gewijd, en Ds. van Dijk
zyn taak als scheepspredikant had aanvaard
met een toespraak over een gedeelte des N. T.
werd „de Hoop" met twee loggers de rivier
afgesleeptna twee myien lieten de loggers
los, en een kerkschip was in de vaart.