Kieze hiertegen positie ons Gereformeerde volk. Allereerst ons Gereformeerd buitenvolk. Godvreezende ouders moeten niet meer de kleine gasten meê laten rijden naar de stad. Dat is een opvoeding uit den Duivel En op den Donderdag, dien men de beste durft noemen, moet geen Gereformeerd vader toestaan, aan zoon of dochter uit te gaan. Ook niet op familiebezoek, want dan komen ze toch later in stad. Er behoort in elk Gereformeerd huisgezin een beslist protest te zijn tegen de y delheden en losbandigheden der kermis, die geen enkel goed doel heeft, maar een openlijke hoon voor God is, een verwoester voor de zielen, een vermoorder van de lichamen, een verspillen van het vaak zuur verworven loon, dat beter besteed worden moet dan aan spellen, entrée's en zoeten drank. Het spelerijen is, dank zy den invloed der Gereformeerde Kerk zeer geslonken. Doch al wat, ook uit 't Hervormd Kerk-Genootschap waarheid zoekt en uit de Oud-Gereformeerden waren ernst oefent, moet tot de besliste practijk komen om de stad te mijden, als de Duivel er zyn kermistenten opgeslagen heeft. Als er een besmettelijke ziekte in de stad heerschte, dan zou menigeen er wel wegblij ven, als hij er niet hoog noodig wezen moest. Welnu, als 't kermis is, dan heerscht er een besmettelijke ziekte. De zonde der wilde vleescheslust is zeer besmettelijk! En daarom 't Gereformeerde volk moet niet in stad komen, als de Overheid er de kermis houdt. Een ieder, die er noodzakelijk wezen moet, die moet een gevoel hebben, dat hij zich geneert op kermis in Middelburg te zijn. Ook de burgerij kieze tegen de kermis. Ze vermijde het marktplein zorgvuldig. Ze ga uit met hare kinderen. Naar buiten. Naar 't strand. Geen kermiscent worde gegeven aan eenig kind. Men zegge de kermis is niet voor ons! Daar wordt God de HEERE niet gediend, maar de heidensche goden Bacchus en Yenus Geen penning worde gereikt aan draaiorgel en hardlooper. Haat ook de rok die van het vleesch bevlekt is Zoo [neme tegen de kermis beslist positie ons Gereformeerd volk! Laat ook niemand bij zich zeiven zeggen: maar mijn dochters moeten er toch op uit om een vrijer op te loopen Men zegt zoo, dat is eigenlijk het doelLa chasse au mari Maar moeten onze dochteren een man van den Duivel krygen Of zal niet de Heere man en vrouw in Zijn gunst samenvoegen, waar men den Heere vreest? Goddelooze practyk. En zoo doen sommigen met kinderen van 15, 16 jaar, ze overleve rend o, Kerk van Christus op Walcheren. Waak op en kies positie! Dr. W. Arnemuiden. Aan de monding van de Arne, die tot in 1535 Middelburg tot haven verstrekte, lag sinds oude tijden Arne-muiden. Reeds in de 13e eeuw was er een heerlijk huis en straks werden kerk en klooster gebouwd, en verrees er een stedeke, dat handel dreef tot op Noorwegen toe. Dan ach de bodem, waarop 't gebouwd was, ver zonk, en de zilte wateren der Schelde golven nu, waar eens oud-Arnemuiden stond. Dan in 't laatst der 15e eeuw werd een nieuw Arnemuiden gebouwd, 't Verbrandde wel eer lang, doch rees schooner uit zijn asch, en, dank zij zijn goede reede, werd het de bloeiende ha venstad van Middelburg, dat met afgunst en bekommering Arnemuiden's uitbreiding gade sloeg. Toen dan ook de 80-jarige oorlog vrij spel aan vele hartstochten gaf en met Vlissingen en Veere ook Arnemuiden zich voor den Prins en de vrijheid verklaarde, liepen de Middelbur gers uit, om met behulp van Spaansche knech ten de havenstad uit te moorden en te ver woesten. Slechts één huis stond nog in heer en veer, toen eindelijk Middelburg overging, doch wederom rees uit het puin een nieuwe stad, door Prins Willem met privelegies begun stigd, en door nering en scheepsbouw werd Arnemuiden ryk. Dan ach 't schijnt, dat deze plek nimmer tot bloei en voorspoed komen mocht. Verzonk het oude Arnemuiden, het nieuwe verzandde en de arme stad moest klagen 'k Was bloeiende voorheen door koopman schap en vaart, De grootste schepen zag ik liggen op mijn [stroomen, Doch door 't verzanden van myn reê ben [ik veraard En tot dien lagen val, als men nu ziet, [gekomen Allerbanppt was voor de Arnemuiders de Fransche tijd. Toen mochten ze zelfs niet meer gaan visschen. Doch 't klokkenspel speelde 't Wilhelmus door alles heen en de vrije vaart kwam met Oranje terug. Thans leeft 't stedeke weer wat op. Zal *t tot nieuwen bloei geraken? Gods ontferming bleek Arnemuidens Kerk gedachtig te zijn. Ook hier brak in het midden der 16e eeuw het licht door, dat de Roomsche nevelen weg vaagde. Pastoor Jan Baek die er sinds 1563 stond, schijnt hervormingsgezind te zijn ge weest. De eerste predikant heette Hubrecht Fransenlichamelyk een week mannetje, dat in 1585 overleed.7 Toch viel hij beter in den smaak dan zyn opvolger Thomas Brusken, die Arnemuiden klein Turkije noemde en voor f100.— werd afgekocht. Godfried Zuerbach en zyn Martha werkten er met zegen. Joost van Laren kreeg het in zijn eersten tijd met den Magistraat te kwaad en schold de Heeren voor scheurders en ruineerders der kerke Christi." Deze resolveerden, dat Minister Joos „een rechte muitmakerzou heeten. Doch de twist bekoelde en in 1608 scheidden ze als goede vrienden. Toen was heer Nicolaas Sael ouderling te Ar nemuiden en hij vertegenwoordigde in 1610 Walcheren ter Zeeuwsche Synode. Onder de latere predikanten zijn bekende mannen. Johannes Teelinck, uit Utrecht ver bannen, vond er goed onthaal en na zijn ver trek werd zyn collega Abraham van de Velde een paar jaar predikant te Arnemuiden. Zijn boek over de „Wonderen des Allerhoogsten" werd zeer bekend. Jan Snoep was eerst scheeps- prediker op 't schip Vlissingen van Cornelis Evertsen en hij huwde later met diens dochter. Een soort doleerend predikant trad in 1673 te Arnemuiden op, een oude kruis-dominé uit Gent, een wakkere Voetiaan. Hij was in '73 door schout en dienders Middelburg uitgezet, omdat hij Johannes de Meij had aangevallen wegens diens cocceijaansche gevoelens, en vond in Arnemuiden een toevluchtsoord en een werk kring. Hij catechiseerde by zich aan huis en preekte soms ook, doch in '76 kreeg de kerke- raad bevel, hem niet meer op den stoel te laten 't Was voor de cocce\jaansche heeren een lastige opponent, die heel wat te doen gaf, en 't volkje blijkbaar op zijn hand had. In 1718 werd Arnemuiden onder 't baljuw schap van Pieter Wildschot „een schuilplaats en broeinest van de heillooze en goddelooze en atheïstische libertijnen." Toen de baljuw stierf werden zijn boeken suspect verklaard en ter vierschaar binnen Middelburg verbrand. In 1756 werd een vrouw, die den dominé belasterd had, by vonnis van stad en schepenen uit de stad verbannen, die toen ter tijd weer goed Voetiaansch was. Van de invoering der psalmberijming wilden de Arnemuiders niets weten. De magistraat moest menig placcaat uitvaardigen, eer de nieuwe boeken „in de bochten" lagen van ouder lingen en diakenen. Andries Hoffman was een eerste patriot. Hy kwam in 1795 met een hoop volk op 't stadhuis, dankte de vroedschap af en droeg aan 12 Repre sentanten de regeering op. Doch deze Fransch- man was zulk een vriend van Wijntje en Tryn- tje, dat hij moest worden afgezet. Ds. Hondius was voor 't arme Arnemuidsche visschersvolk in de laatste dagen der Fransche overheersching een redder uit den nood. Geestelijk echter ging by de verwaterde pre diking der toenmalige „afgekoelde rechtzinnig heid" de kerk des Heeren droevig achteruit, doch een keer bracht hierin de overkomst van Ds. Jacob Wanrooy, die van 1824 1839 Arne muiden diende. Hij preekte naar het hart van Jeruzalem, en van alle kanten stroomde 't volk naar de groote oude kerk. Soms stond zelfs de voor-kerk vol menschen. Van hem ging voor Walcheren den stoot uit ter herleving der al oude rechtzinnigheid, die straks door van Rhee en Buddingli werden voorgestaan. Zeer geliefd is te Arnemuiden nog altoos de na gedachtenis der teere verschyning van den god zaligen Jan van der Meulen en ook werkt de invloed na van Gobius du Sart, een Kohlbrüg- giaan. Van '70—'74 was Arnemuiden vacant en ook thans zyn 't reeds weer 25 jaar, dat geen her der en leeraar zich aan deze kudde Christi heeft gegeven. In '87 ging, nadat door eenige lidmaten, krachtens het ambt der geloovigen, de zittende opzieners waren vermaand, en na hunne wei gering om in de reformatie voor te gaan, nieuwe waren verkozen, de hervormde gemeente in doleantie. Aangezien de kerkvoogden by 't Genootschap bleven, moest de gemeente een nieuwe kerk bouwen. Ze kwam er, doch is van zeer poover aanzien. Straks werd een woning bereid en na menig vergeefs beroep stiet thans de Heere des oogstes eenen Dienaar tot dezen wijngaard uit, die eerlang den herderstaf hoopt op te nemen in den Naam des Heeren. Hij geeft zich als pre dikant van Arnemuiden en wenscht geen onderscheid te maken, tusschen wat meeging in de reformatie of nog achter bleef. Hy wenscht overal te komen en zijn dienst aan te bieden in prediking en onderwys, in krankenbezoek en besturing van 't geestelijk leven. Vinde hy open deuren en waardeerende harten overal En beproeve ieder, die tot dusver achterbleef, of hij 't voor Christus kan verantwoorden, den dienst te weigeren van dezen Dienaar, wiens voeten liefelijk moeten zyn, omdat hy goede boodschap brengt van het goede Uit enkele andere plaatsen van Walcheren werd de blydschap der broederen, dat Arne muiden een dominee krijgt, vertolkt door een toegezonden gift voor den kerkedienst der alles behalve rijke gemeente. Ook wij stellen ons gaar ne beschikbaar,dergelyke blijdschapsbetuigingen te ontvangen en in deze kerkbode te verant woorden. Gods zegen sterke en bemoedige onzen vriend en broeder Ds. Boeyenga en wekke leven en schenke wasdom aan de kerk van Arne muiden Dr. W. Dr. John Owen. Er is onder onze oude schrijvers geen dege lijker auteur dan de even wetenschappelyk als practische John. Owen. Al wat hij geeft, is gedegen goud. Een juweel is zijn klein werkje over den Hei ligen Geest. Doch ook 't groote en zijn commentaar op de Hebreeën zijn werken van waarde. Ds. H. van Dijk Major (onze collega schryft zich Senior, doch 't is nog een jonge man hoor geen oude vader, slechts een oudere broeder van een anderen Ds. H. van Dyk en daar om geen Senior, doch Major) zond ons ter recensie twee predicatiën van Owen over 2 Sam. 23 5, door hem uit het Engelsch vloeiend vertaald. 'tZyn waarlyk kostelijke preeken, die tot stichting kunnen worden gelezen en overdachtook nog wel voorgelezen in den dienst des Woords. W. Beroepen te Tiel ds. C. B. Schoemakers te O. en W. Souburgte Bleiswyk ds. H. R. Nie- borg te Witmarsum. Aangenomen naar Arum door ds. C. J. Bos te OpeindeNijeganaar 's Gravenhage B door ds. C. Oranje te Berkel en Rodenrys.naar Aalst door ds. R. van Giffen te Vledder. Bedankt voor Balk door ds. H. W. Felder- hof te Doesburg; voor Delft door ds. J. vHae- ringen te Katendrecht. Bedankt voor Sloterdijk door dr. H. Franssen 5 te Winterswijkvoor Stryen door ds. A. Voo- gel te Gouda. Benoemd tot curator aan de Vrije Universi teit te Amsterdam Dr. H. H. Kuyper predikant bij de Geref. kerk te Leeuwarden. Christelijke Lectuur voor Indië. Geachte Lezer of Lezeres! Evenals vorige jaren komen wij u beleefd verzoeken om een milde bydrage om de Mili tairen in onze Oost-Indische Bezittingen van Christelijke lectuur te voorzien. Wij hopen dat velen zich gedrongen zullen gevoelen aan de dringende bede der broeders, die onder onze soldaten in Indië arbeiden, gehoor te geven en ons eon milde gave zullen willen toezenden om daarvoor weer een groot aantal Chr.-Scheur- kalenders, Traktaten enz. naar Indië te. ver zenden. De aanvragen vermeerderen jaarlijks veel is er noodigmaar wanneer de liefde tot Christus dringt, kan er zooveel gedaan worden, daar vele handen licht werk maken. Dat dan de rijkbeweldadigden hun goud en anderen hun zilver en koper zenden en wij twyfelen niet, of we zullen aan de vermeer derde aanvragen althans eenigzins kunnen voldoen. Niemand zal het nut van onzen arbeid in twyfel trekken, indien men het volgende uit treksel uit een brief van broeder H. Drost te Gomhong leest. Deze toch schryft: „Waarlijk, broeder Gruysgij verricht op uw krankbed een zeer goed werk met de bezorging van

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1899 | | pagina 2