varia. Eén in wezen en slechts verscheiden in de wyze van bediening, staat dus bij die mannen, als naar de leer der Schrift, als een paal boven water. „Sommigen stellen het Avondmaal gelijk met het Pascha, als het tweede sacrament van de kerk des O. Testaments" schreef eenmaal, zijno reserve makende, een mijner opponenten. En ik schreef daaropzegt gij„Sommigen stellen het als sacrament gelijk''ja, dat doet, zooals we gehoord hebben, bijvoorbeeldde groote Augustinus, alsmede de Vader der gereformeerde leer, de man, naar wien wij Calvinisten heeten, dat doet Brakel en dat doet Dr. v. d. Berg en en ik heb de eer, dat in navolging van hen te doen. Juist omdat het als sacrament gelijk is, was ook de overgang, de vervanging van het Pascha door het avondmaal, in den nacht der nachten, dan ook zoo zacht, zóo weinig merk baar, dat slechts dit éene duidelijk gevoeld werd, dat men gekomen was aan den avond van de oude- en aan den morgen van de nieuwe bedeeling des genadeverbonds. Littooij. De stemming voor leden van den gemeente raad te Middelburg is nog niet afgeloopen. Een tweede vrije stemming moet er plaats hebben, omdat de heeren van Dunné en van der Harst, die met onze candidaten in herstemming kwa men voor het 3e district, besloten voor het le district, waarvoor ze reeds zijn gekozen, zit ting te nemen. De aanvankelijke uitslag is Ten eerstedat wy één zetel wonnen, doordat de heer W. A. de Rijcke in de vacature, ontstaan door het overlijden van den heer de Stoppelaar, gekozen werdten tweededat twee onzer candidaten, de heeren Mr. A. A. de Veer en D. Wisboom Ver stegen in herstemming kwamen, en nu alzoo by de tweede vrije stemming kunnen meedin gen. Want dat onze Kiesvereeniging hen hand haafde, ligt voor de hand. 'tls eigenlijk zoo, dat wy candidaten hadden en dientengevolge daarvoor nauwelijks behoefden saam te komen. Wij hebben slechts zóó te werken, dat zij, onder den zegen van Hem die alles bestuurt, verkozen en mitsdien drie zetels door ons gewonnen worden. Mag het zoo wezen, dan hebben wij vijf le* den, die in den gemeenteraad den Christus der Schriften belijden. Wie had vóór een tiental jaren durven denken, dat nu reeds daarvoor de mogelijkheid zou bestaan Immers niemand. Dat in het bolwerk der liberalen zulk een bres zou kunnen geschoten worden, was toen schier ongelooflijk. Als deze dingen bij ons maar niet ongemerkt voorbijgaan, als wij er, m. a. w., maar Gods hand in mogen zien, verheu gen ze ons en geven ze on3 moed. Ja zulk een hoogen moed dat zij ons voor overmoed bewa ren en tot ijver prikkelen. Is dat het geval, dan werken wij allen mede en laten niemand thuis; opdat hetgeen kan geschieden, door onze ijverloosheid niet achterwege blijve. Bij een zoo hoogen ijver had wel in eens kunnen geschieden, hetgeen nu een herhaalden gang der getrouwen naar de stembus vraagt. Doch de getrouwen hebben er dat voor over en zij die verzuim pleegden zullen dat thans, naar wij hopen, niet doen. Immers zij willen het niet voor hunne rekening hebben dat niet worde verkregen de belijdenis van Gods naam en het opkomen voor de rechten en inzettingen Gods in den gemeenteraad, gelijk die nu kan verkregen worden. De handen van de |heeren Koole, Yerhage en de Rijcke moeten gesterkt worden, door de kiezers die daarvoor de gelegenheid ontvangen. De heeren de Veer en Wisboom Verstegen moeten, nu de kiezers in district III voor eene geheel nieuwe verkiezing staan, niet minder maar nog wat meer stemmen ontvan gen dan op den heer de Rijcke werden uitge bracht. Dat de heer van Dunné gekozen werd in het district waarvoor hij zat, verheugde ons, om dat er hem door verschillende zoogenaamd liberalen een grief van gemaakt is, dat hij ter kerk gaat, en ook, omdat hij voor open baarheid bij de behandeling deralgemeene be langen pleitende, werd tegengestaan. Waar er sprake is om recht te doen op het gebied van het onderwijs is daarenboven van den heer van Dunné veel meer te verwachten dan van vele anderen. Omdat er reeds meer deren zjjn in den gemeenteraad, die daarvoor genegenheid betoonen, is het des te meer roe ping alles te doen wat mag en wat mogelijk is, om de handen der reeds genoemden te sterken, door de verkiezing van de heeren Mr. de Veer en Wisboom Verstegen. Littooij. De vereischten voor den waren Avondmaalganger. Er is nog altoos veel verschil in den boezem onzer kerken over de vereischten van den waren Avondmaalganger. Laat ons mogen herinneren aan het oordeel onzer vaderen. Bij de voorbereidingspredikatie werd voorheen op vele plaatsen door alle ten avondmaalgerechtigden telkens weer openlyke geloofsbelijdenis gedaan voor God en voor mal kanderen, en de gemeente deed dit in de vol gende bewoordingen Na afloop van de preek sprak de leeraar „De Christelijke gemeente wille zich nu stel len voor het aangezicht des Heeren, en ter be lijdenis haars geloofs op de navolgende vragen ongeveinsdelijk antwoorden." Dan stonden allen op en de leeraar vervolgde „Ten eerste vraag ik u, of gy niet met my van harte gelooft en bekent, dat de boeken des O. en N. T. Gods eenig en waarachtig woord zynen dat in dezelve, naar aanwijzing van de artikelen des Christelijken geloofs, de eenige volkomene en genoegzame leer der zaligheid begrepen is en in onze Kerken geleerd wordt „Die dit bekennen en gelooven, die zeggen met mij ja En uit aller mond weerklonk luide dit ja. „Ten tweede, of gij niet met my van ganscher harte gelooft en bekent, dat wy, in ons zeiven, door de zonde gansch bedorven, en tot alle goed onbekwaam zijnde, de zaligheid uit en door ons zeiven of eenige onze bekwaamheid en waardig heid onzer werken geenszins verkrygen kunnen? „Die zulks gevoelen en bekennen, die zeggen met mij ja „Ten derde, of gij met mij van ganscher harte gelooft en oprechtelijk beliidt, dat wij alleen uit loutere liefde en genade Gods, vanwege de waardigheid der verdiensten Jesu Christi, onzes eenigen en volkomen Zaligmakers, door de ver lichting en krachtige werking des H. Geestes, de zaligheid ontvangen, en in dezelve tot het einde toe behouden en bewaard worden? „Die hetzelve gelooven en belyden, die zeggen met mij ja „Ten laatste, of gij met mij van voornemen zijt, bij dezelfde zuivere leer en belijdenis des geloofs, door Gods genade, tot het einde uws levens toe te volharden, en ook daar beneven alle naarstigheid aan te wenden, om de zonden te haten en verlatenen deze leer, in ware liefde jegens God en den evennaasten, door alle goede werken der godzaligheid, gerechtigheid en matigheid, ter eere Gods en stichtinge Zyner gemeente te beleven? „Die van zoodanigen voornemen zyn, die zeg gen met mij ja „Nu de God des vredes zelf heilige ons allen geheel en alen onze geheel oprechte geest en ziel en lichaam worde onberispelijk bewaard tot op de toekomst onzes Heeren Jesu ChristiHy, die ons geroepen heeft, is getrouw, die het ook doen zal. Hem zij de eer en prijs in de eeuwig heid Amen." Laat ieder, in 't bijzonder de kleinmoedige en bekommerde deze vragen eens als voor Gods aangezichte overwegen en luisteren, of niet in 't diepst zijner zielmeetrilt dit ja der gemeente. W. Het misverstand. Uit een briefwisseling tusschen de hoogleer aren Rutgers, Bavinck en Kuyper, gedrukt in Bazuin en Heraut blijkt, dat pas op den 5den Januari 1899 prof. K. en prof. R. voor het eerst hoorden van het voorstel-Bavinck. Prof B. berichtte toen aan de Amsterdamsche Heeren, dat hij een brochure geschreven had en daarin een voorstel opgenomen, dat de algemeene in stemming verworven had van de Curatoren én Hoogleeraren der Theol. School. En hij vervolgde„De brochure gaat daarom de volgende week de wereld, of althans de kerken in. Vooraf wilde ik gaarne weten, of het ook uwerzyds aanbeveling en steun kan vinden. Daarom verzoek ik u vriendelyk, van het volgende kennis te willen nemen, er met Kuyper over te willen spreken en my dan uw oordeel kortelijk te doen weten." De Amsterdamsche Hoogleeraren begrepen uit deze woorden, dat de brochure reeds kant en klaar en gedrukt ter verzending gereed lag. Nochtans verklaarden zy zich tot samenwerking bereid, mits ook zij hun curatoren en collega's er in mochten kennen. Hiervoor werd echter geen tijd gegund en zoo ging de brochure- Bavinck onveranderd de wereld en de kerken in. Uit eene mededeeling van den curator voor Zeeland op de Classe en prov. Synode bleek, dat curatoren besloten hadden om nog weer opzettelijk saam te komen, wanneer prof. K. en prof. R. hunne bezwaren dadeiyk hadden willen indienen. Hiervan heeft prof. B. hun echter niets bericht. Dit is een verdrietige geschiedenis. Doch de hoofdschuld zit o. |i. bij Dr. van Goor, die met Ds. Bos en Dr. Bavinck 't voorstel heeft ont worpen. Deze, blykbaar expresseiyk in die commissie van driëen gekozen, om de B.-groep te ver tegenwoordigen, had met zijne vrienden in 't vertrouwen moeten spreken. Dan ware veel verdrietigs voorkomen Toch kunnen er te Groningen nog wel maat regelen genomen worden om een oplossing, die beide zienswijze in hooger eenheid samen vat, voor te bereiden en zoowel Kuyper als Bavinck verklaren zich hiertoe bereid. De hope leeft en de liefde blijft! Dr. W. P.S. Zooeven verscheen een brochure van Ds. A. Brummelkamp, lid der 2e Kamer. Deze vraagt zeer ernstig, dat men eens kalm en na wetenschappelijk onderzoek de vraag overwege of een eigen inrichting toch eigenlyk wel noo- dig en wenschelijk is, nu de Heere ons iets beters gaf: eene van den Staat onafhankelijke Gereformeerde Universiteit. Hij komt tot de slotsom, dat God in zijne goedheid ons, Neder landers, in beginsel weergegeven heeft het bruikbaar Universitairezoodat ook de studie der Theologie, lang bij wijze van vluchtheuvel of noodhaven onder dak gebracht by een Eigen Inrichting aanvankelijk wêer kan opgenomen worden in het Universitaire kader. Natuurlijk met inachtneming van het zeggenschap der kerken in de benoeming van hoogleeraren en de contróle van het onderwijs. Schoon teekent de schrijver de roeping onzer predikanten en dan vervolgt hyAan den Dienaar des Woords, die tot zulk een hooge taak zal wor den geroepen, mag in zijn opleidingstijd de gele genheid niet onthouden worden om in aanra king te komen met de fijne bloem van weten schap en beschaving op elk gebied. Hij moet reeds als student meeleven met zijne natie. Daarom laat zich de vraag niet afwijzen, of wij het isolement, waarin de Theologie haars ondanks heeft moeten verkeeren, met opzet mo gen bestendigen. Daar is ook op 't gebied der opleiding te bespeuren een voortgaande hande ling Gods. Art. XIII D. K. in het licht der Hei lige Schrift en der historie. Referaat op de Zeeuwsche Predikanten-Conferentie. IV (Slot.) In een breed historisch overzicht toonden wij de eerste en eigenlijke beteekenis aan van het in art. 13 D. K. bepaalde in zake de verzor ging der Emeriti en der predikants-weduwen en weezen. Dit artikel wil, dat de uitgediende predikan ten een pensioen ontvangen zullen uit de goe deren der kerk, die ze dienden, of op verzoek- dezerkerk uit de geconfisceerde kloostergoede ren en dergelijke. Van onderhoud door de ge meenteleden is geen sprake. En de verzorging van de weduwen en weezen der dienstdoende of emeriti-predikanten in 't ge meen, moet mede van overheidswege geschie den. Hierbij is zelfs van de plaatselyke kerk geen sprake, 't Is het Bestuur van het gewest, dat op voorspraak van classis of provinciale synode iets voor de weduwen doet boven en behalve het annus gratiae. Nu rest ons de vraag of deze regeling by- belsch is. En ons antwoord isneen. 't O. T. leert ons in dezen niets, 't Priester- argument snydt ganschelyk geen hout. De lOden voor den priesterstand waren een ver goeding tegen 't gemis van landbezit, het pri vilegie der andere stammen. Doch het N. T. leert, dat zij „die onder- wyzen" verzorgd zullen worden door de onder- I wezenen, en dat zy, die in 't Evangelie arbeiden, zoó van 't evangelie zullen leven, dat de herder geniete de melk der kudde. Zonder male gaan ze uit, en levend op kosten der geroepenen tot vrede. De gemeenten zullen dus de leeraars onder houden. Nu heeft de overheid in dezen geen roeping. Zelfs niet van uitkeering uit geconfisceerde

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1899 | | pagina 2