ZENDING.
met Izaak en Jacob besprokenmaar vooral
met de Israëlieten onder de hand van Mozes
vernieuwd wordt.
De Heere verlevendigde, ontwikkelde en be
vestigde slechts het oude verbond.
Ook gaf Hij den Israëlieten, ten einde hun
een afzonderlijk volk te doen blijven en Zyn
werk het penseelen van het Christusbeeld
te voltooien, en om meer andere redenen, vele
en lastige wetten. Doch weldra gaf Hy hun ook
het land Kanaün tot een onderpand van de be
loofde erfenisse in den hemel.
„Mozes", zegt Calvijn, „is niet gesteld tot
zulk een wetgever, die de zegening, den huize
Abrahams' beloofd, zou te niet doen hij ver
ver scht den joden de gedachtenis van het genade-
verbond, hetwelk met hunne vaderen gemaakt was
en waarvan zij erfgenamen warenhij was ge
zonden om als Abraham het verbond te ver
nieuwen."
Ook in zijne aanteekeningen op Rom. 9 4
is het„De Wet is niet anders dan de vernieu
wing van dat Verbond
Bij Exodus 6 2 wordt door hem opgemerkt
„Dat de eer en majesteit van Gods naam nog
heerlijker schitteren in der Israëlieten verlossing
dan in het begin van het Verbond.
En gelijk overal, zoo wordt ook nu weder de
geschiedenis van het Bondsvolk als die der Kerk
beschouwd.
Ten overvloede vestig ik ook daarop nog de
aandacht, dat zij als vóór en na Abraham weer
kinderen Gods heetenalsmede dat de groote
belofte van het genadeverbond weer wordt
herhaald.
„Ik ben de Heere uw God", dat zijn 'sHee-
ren eerste woorden tot het volk. En daar het
„uw Godin het enkelvoud staat, kan het wel
niet collectief genomen, maar moet het, als tot
elk en een iegelijk gesproken, worden opgevat.
Hij was dat, wijl Hij met hen reeds in het ver
bond stond.
Om nu te zien dat er van geen ander ver
bond sprake is, lette men vooral op de (gelijk
ook Calvijn aanmerkt) veelzeggende Schriftuur
plaats, Deut. 29 10—13: ..Gij staat heden
allen voor het aangezicht des Heeren uws
Gods opdat Hij u heden Zichzelzen tot
een volk bevestige, en Hij u tot een God zy,
gelijk als Hil tot u gesproken heeften gelijk
als Hij uwen Vaderen, Abraham, Izaak en Jacob
gezworen heeft."
Gaan we nu een schrede verdergaan we
van Mozes tot David dan zien we alweder den
eenen en zelfden heilsweg, het eene en zelfde
verbond doch klaarder in het licht gesteld,
nader ontvouwd, maar ook bij vernieuwing be
krachtigd.
Calvljn verzuimt niet op te merken, zegt te
recht Dr. v. d. B., „dat naarmate de geschiede
nis van het genadeverbond dichter tot Christus
nadert na schemering tijdens Abrahamen
het morgenrood onder de wet, sedert David de
eerste lichtstralen zichtbaar worden, die de zon
der gerechtigheid voorspellen
„Het is niet te betwijfelen," zegt Calvijn bij
1 Kon. XI12, „dat het Verbond hetwelk God
gemaakt hadin David en zijne opvolgers besten
dig moest blijven
Ook hebben de Koningen en profeten na
David, wanneer onder hen het Verbond ver
nieuwd werd niet van een ander verbond ge
sproken.
In zyn praefatio voor Jesaja zegt Calvijn aan
gaande de profeten„Dat zij veel duidelijker
zijn en het volk veel meer in het Verbond beves
tigen. Altijd roepen zij de vromen daarheen
terugals zij hen willen troosten en Christus
komst aankondigendie en het fundament des
Verbonds was èn de band der wederzijdsche ver
binding tusschen God en Zijn volk
We zien dus dat de Heere aan de Kerk door
al de eeuwen heen slechts één verbond, het
Verbond der genade heeft gegeven.
Van Gods zijde is het onverbreekbaar, wijl
de grond er van in Zijne eeuwige, vrije liefde
ligtmaar de menschen kunnen het verbreken
en alzoo er uit geraken.
En nu is het wel gebeurd, dat Abrahams'
nakomelingen zóó afweken van den Heere, dat
het verbond hunnerzijds verbroken lag en zie,
dan sprak de Heere wel van „een verbond op
richten" of van hun „in het verbond aan te
nemen," doch dat was dan slechts om hun te
laten gevoelen, dat zij verbroken hadden, en
er, om zoo te zeggen, buiten stondenmaar
het was niettemin het eigen verbond, waarin
ze dan krachtens Gods groote goedheid en om
der vaderen wil, weer werden opgenomen.
Calvijn zegt
Waar een der beide partijen van de bepalin
gen des verbonds afwijkt, bestaat dit niet meer
(Ezech. 16 59Wie de wet geheel of gedeelte
lijk hadden overtreden, waren der vervloeking
waardig. {Lev. 26 14.J Greep dit nu plaats,
dan trachtte God, door aankondiging der straf,
het vólk en zijne dwaasheid te breidelen, of anders
door de straf eindelijk tot bekeering te brengen.
Dan volgde er tevens, dat God het verbond door
zijn vólk verbroken; 3) maar zijnerzijds onver
breekbaar, 4) herdacht of deed herdenken5) Zie,
dat ivas hun dan deunjl het hunnerzijds verbro
ken lag als een nieuw verbond
Het eene, aloude verbond was, tengevolge
dier wederopname, dus als een nieuw verbond.
1) Vertaling van Dr. v. d. Berg, zie pag. 21 Cal
vijn over het genade verbond.
2) Redelijke godsdienst 2e deel, pag. 118 en 119.
3) Jer. 31 32, Ezech. 16 7, Zach. 11 12. 4)
Jes. 45 25 en Rom. 3 3. 5) Ps. 89 35106
45, Dr. v. d. B. pag. 46.
Littooij.
Ook in de rubriek voor „Belijdenis en School'
plaatsen wy een paar volzinnen over den Uni
versiteitsdag. Het was de eerste maal dat ik
hem van het begin tot aan het einde mocht
bijwonen. Den indruk nu die ik vroeger uit
het lezen van de verslagen er van ontving,
heb ik ook thans gekregennamelijk, dat men
er gesticht, geleerd en alzoo verrijkt wordt.
Daarenboven smaakt men op dien dag het ge
not van veel broeders en zusters te ontmoeten.
Dat ik evenwel op alles geen ja en amen
kan zeggen, kunnen velen weten, en spreek ik
hier openlijk uit.
Het warme, bezielende woord, door Ds. Klaar
hamer gesproken, deed ook mij goeddoch
dat „de gemeente" en niet „de geïnstitueerde
Kerk" voor de heiliging van Gods Naam by de
opleiding voor den dienst des Woords heeft
te zorgen, is, onder meer, wel een en ander
maal door onzen broeder gezegd, maar met
geen enkel woord bewezen evenmin is gezegd,
waar het adres dier gemeente is te vinden
In het verband, waarin het gezegd werd,
kwam dit echter wel uitwel uit, dat het adres
der Gemeente Gods, genomen als organisme, niet
de geïnstitueerde Kerken maar de Ver-
eeniging voor Gereformeerd Hooger Onderwys
is. De gemeente dus die voor die heiliging
zorgen moet, is in casu de evengenoemde Ver-
eeniging en niet de geinstitueerde Kerk. Dit
nu beaam ik en beaamden velen met mij niet.
Wij gelooven dat de gemeente Gods, dat m.
a. w. de Kerk als otgauisme zich het rijkst
openbaart in de geinstitueerde Kerken, en dat
zij zorgen mogen voor alles wat tot haar wel
wezen onmisbaar isen wel door mannen, die
tot hare leden behooren. Zooals Dr. Bavinck
bijname in zijne tweede brochure geschreven
heeft, gaat het om het recht der Kerken. Bij
de Vereeniging der Kerken nu gaf de Heere
ons twee stichtingen voor de opleiding: één
die aan de Kerken toebehoort, en één waarvan
zij, gelyk vóór de Vereeniging slechts door
een der voormalige Kerkengroepen geschiedde
de candidaten onderzoeken en beroepen mogen.
Maar dat nu de eene stichting feestvieren
kan, zonder bij die gelegenheid aan de andere
in gebed of woord een oogenblik te gedenken,
zie, dat hindert hun, die beide liefhebben, ook.
Zij vinden dat niet zusterlijk, ach, dat heeft
iets van negeeren.
Ik herinner mij niet, dat te Kampen sinds
de vereèniging der Kerken ééne samenkomst
gehouden is, waarin niet gebeden is ook voor
de zuster te Amsterdam.
Geen wonder, dat het mij dan ook goed deed,
ja deed opstaan, toen Dr. Kuyper aan het einde
van den maaltijd en dies van het feest, met
die hinderiyke gewoonte brak, door ook met
een enkel woord aan Kampen, bijname aan Dr.
Bavinck te gedenken. Als wij beide niet kunnen
liefhebben, moeten wij er wel één weg wen-
schen, en dat zal voor den vrede der kerken
slecht werken.
Ten slotte zy hier nog medegedeeld dat Dr.
Wagenaaar de verledene week vergeten heeft
te zeggen, dat Dr. Rutgers toen hij zeer handig
prof. Bavinck met zich zei ven in tegenspraak
gebracht had, zeide, dat, hetgeen door Dr. Ba
vinck bij gelegenheid der Middelburgsche Sy
node onderteekend is, door hem was gedicteerd,
en daarom de mogelijkheid bestaat dat Dr. Ba
vinck, slechts in zyn functie van secretaris ge-
teekend heeft. Vaak onderteekent een secretaris
iets, waar hij het niet zoo volkomen mee eens is.
Zeker zal Dr. Wagenaar mij dankbaar zijn
dat hetgeen hem ontgaan schijnt te zijn, hier
door mij aan het zijne toegevoegd wordt.
Littooij.
De Medische Zending.
Onlangs gaf onze bekende Zendingsman Ds.
de Gaay Fortman als feuilleton in De Heraut
een opstel over de Medische Zending,
waaruit we onzen lezers enkele gegevens wil
len herinneren.
De Medische Zending is pas 70 jaar oud.
Een zekere Zendingsvriend Douglas is vader
van deze lieflijke gedachte. Hij stelde haar aan
de orde in een geschrift, dat den nederigen
titel droeg van „wenken inzake de Zending."
Nu is het de gewone geschiedenis, dat nieuwe
ontdekte waarheden in 't belang van Gods Ko-
ninkryk eerst sterven, voor dat ze levensvat
baarheid krijgen.
Zoo ging het ook met deze kostelijke ge
dachte van Mr. Douglas. Ze stierf en werd
begraven. Doch twintig jaar later stond ze
weer op. En Parker, een Amerikaansch Zen
deling, riep, in Edinburg gekomen, uit, dat
Douglas' denkbeeld behoorde te worden verwe
zenlijkt. Nu vond dit woord weerklank. Ten
huize van eenen Dr. Abercrombie werden
tal van zendingsvrienden saamgeroepen, en op
gericht de „Edinburgsche Vereeniging tot het
zenden van Medische hulp naar vreemde lan
den." Aber crombie was de eerste president
en de contributies bedroegen het eerste jaar
een goede duizend gulden. Doch het klom en
vermenigvuldigde. Tien jaar later was het
denkbeeld in breeden kring gepropagandeerd
en waren er reeds 13 Zendingsartsen aan't
werk gezet.
Was het eerst de bedoeling aan den missi-
onairen Dienaar des Woords een dokter toe te
voegen, eerlang bleek de groote beteekenis der
Medische Zending vooral te bestaan in het
winnen van 't vertrouwen der heidenen voor
den prediker en de prediking des evangelies.
Dit bleek heerlijk in China. Hier was 't
wantrouwen tegen den vreemden prediker on-
ono ver winbaar, doch de dokter, die in liefde de
ellendigen hielp, opende huizen en harten en
eerlang heette men den evangeliebode als vriend
des geneesheers met vreugde welkom.
Merkwaardig is de mededeeling omtrent de
vestiging der Medische Zending te Tientsin in
1879.
Hier werkte Ds. Mackenzie, de leermeester
en vriend van dokter Scheurer, die ook in der
tijd fcte Rotterdam by Scheurers inzegening
tegenwoordig was.
De echtgenoot van den bekenden Chinees
Li, die voor een paar jaar Europa bezocht, werd
zoo ziek, dat de Chineesche geneesheeren haar
opgaven. Doch nu werd Mackenzie er bijge
haald en met behulp van een dokteres, Mej.
Howard (de Chineesche kuischeid verbiedt
rechtstreeksche behandeling van een vrouw
door een dokter) werd onder Gods zegen de
hooge patienee behouden.
't Gerucht liep uit naar alle zyden en de
groote Li schonk niet alleen een hospitaal,
doch gaf ook volle vrijheid voor de verkondi
ging van het Evangelie. W.
YARIA.
Gemeenteraadsverkiezing.
Een man, die God vreest, weet, dat hij een
roeping bezit van 's Heeren wege om het goede
te zoeken niet alleen voor zijn huis en voor zijn
kerk, maar ook voor zijn volk en zyn stad. Nu
heeft het den Heere behaagd om velen onzer
lezers een stem in het kapittel te geven en
daardoor invloed op den gang van zaken te
gunnen, en voor die bevoegdheid zullen ze re
kenschap hebben te geven aan Hem, door wien
de koningen regeeren en de stad wordt be
waakt en gebouwd.
Het is Gods wil, dat met name ook in het
bestuur van stad en dorp gelet wordt op de
ordinantiën, die Hij stelt in zijn heerlijk Woord.
En daarom heeft ieder, die wat te zeggen
heeft, van Gods wege de onafwijsbare roeping
om zyn stem zoo te geven, dat in Raden en
Magistraten mannen zitting nemen, die het
koningschap van den Christus Gods beiyden en
practisch willen voorderen.
Nu^is er by zeer trouwe opkomst der stem-
hebbenden in het derde der Middelburger
districten mogelijkheid om in de Regeering der
stad te brengen een drietal mannen, die open-
ïyk beiyden, dat zij gekozen zijnde zich
om Gods wille verplicht zullen achten om re
geringsmaatregelen te beramen, waardoor de
opentlyke ontheiliging van den Dag des Heeren
zooveel mogelijk worde gestuitde onbillijke
noodelooze uitgaven voor het Christus-verzakend