varia. Weduwen-Pensioen. dat ieder niet-gecensureerde voor de gemeente gerechtigd is. Ten 2e, op de woorden „Die naar uwe over tuiging krachtens belijdenis hiertoe verplicht is." Ten 3e, op de vraag: „Hoe staat de zaak voor den persoon, die te gaan heeft, wanneer de belijdenis eens niet oprecht was, en de zonde en de wereld met geheel het hart, alhoewel meer in 't verborgen, gediend wordt Ten 4e, op de vragen aangaande de voorbe- reidingspredicatie, het al of niet aangaan in zulk een toestand en het formulier van het Avondmaal. Hoe de zaak voor den persoon staat, althans moet staan kan eigenlijk eerst duidelijk voor ons zyn, wanneer wij met hetgeen ten eerste en ten tweede genoemd is in het reine, d. w. z. tot een helder inzicht en alzoo tot eene meer afgeronde en vaste overtuiging gekomen zyn, dan onze vriend, blijkens zijn schrijven, geko men is. Het is daarom dat ik mij veroorloof, daarover eerst iets te zeggen. Bezien wij het gaan ten Avondmaal van de zyde der gemeente, ndan zal het wel zoo zijn, dat ieder niet-gecensureerde gerechtigd is," schrijft onze vriend. De woorden „Dan zal het wel zoo zyn," zag ik gaarne veranderd, door de woorden dan is het zoo. Immers voor de gemeente en voor de leer aren en de ouderlingen der gemeente hebben alle niet gecensureerde leden gelijke rechten gelijke rechten, omdat God hetgeen Hij haar en hen in bediening gaf, volgens dengeheelen Bijbel niet ter bediening gegeven heeft aan de onzichtbare, maar aan de zichtbarende belij dende, geïnstitueerde kerk. Ware het eerste het geval, dan zou de Heere de bedienaren hartekenners hebben gemaakt, en ook hebben móeten maken, teneinde de ware bekeerden te kunnen uitlezen. Als men hier, in den geest van de Labadie, uitlezen wil, begaat men eene veel grootere zonde dan in het algemeen wordt ingezien. Men handelt dan in strijd met de ordeningen Gods men sluit velen, in zijne gewaande wijs heid buiten, die God de Heere nu en in de toekomst aanneemtmen verheft zich, zonder het te willen en te weten, op het standpunt van Hem, die gezegd heeft: „De verborgene dingen zijn voor den Heere onzen Godmen I loopt vooruit op de toekomst van Christus en grypt in, in het werk van den verhoogden Middelaar, men wil doen en stelt zich aan of men kan doen wat de Zone Gods in Zijn leven op deze aarde en daarna de op buitengewone wyze door den Heiligen Geest verlichte apos telen des Heeren niet hebben gedaan. Dat deze handeling en deze aanstellerij in- plaats van ernstig, eenvoudig en vroom, eigen willig, hooghartig en diep zondig is, moest ieder duidelijk zijn. Maar, helaas, dat is het, zelfs na alles wat er over geschreven en op den kansel door onze leeraren over gesproken is, nog niet. Dat de leden der Oud-Testamen- tische kerk, die niet onrein waren, allen de zelfde rechten en dezelfde verplichtingen had den is ontegenzeggelijk. My is geen enkel be wijs bekend, dat, bij het toedienen van de Sacramenten des Ouden Testaments, zelfs maar een poging gewaagd werd, om, naar subjectief oordeel, deze te doen komen en gene af te hou den. Integendeel men gaf, overeenkomstig Gods Woord en bevel, alle leden dezelfde rech ten; ja men drong er in Gods naam daaren boven op aan, dat zy van die rechten ook ge bruik zouden maken. Als ik, in de tweede plaats, over de verplich ting schrijf, hoop ik dit nader aan te toonen. Daarenboven hoop ik dan aan te toonen, dat het Oude en het Nieuwe Testament ten dezen in wezen één zynteneinde de bewys- voering nog meerdere kracht by te zettenin wezen één, óók hierin, dat de Heere tóen zoo wel als nü, geloof en reinheid en heiligheid des harten bij het gebruik maken van die rechten, eischte. Aan de poort des hemels en in de toekomst van Christus dan treedt de bediening en toe lating naar de gesteldheid des harten eerst in maar het is, gelijk reeds gezegd is, vooruit te loopen op dien tyd en in te grijpen in het werk des Heeren van dien tyd, indien men zelfs maar eene poging waagt, om hier het hart te beoordeelen en naar dat oordeel rechten toe te kennen en uit te deelen. Dewyi zy, die géén hartenkenners zyn, door God zyn uitverkoren tot uitdeelers der ver borgenheden Gods, en om nog meer andere redenen, wil de Heere, dat zy, die wel by de goede en de kwade aar worden vergeleken, ook wel by koren en kaf, geiyke rechten zullen hebben, en dat alzoo, zoolang er van geen onkruid sprake is, de wan door ons niet in de hand mag worden genomen. Littooij. Door de Prov. Synode van Middelburg in 1898 gedeputeerd met de brs. Ds. Littooy, M. de Jonge, D. Mulder en J. P. van Herp, om haar opvolgster te dienen met een voorstel inzake de verzorging van emeriti-predikants-weduwen en weezen, kwamen wij in zake de emeritie tot eenparigheid, doch een afzonderlijke nota inzake de weduwen en weezen wordt door ondergeteekende ingediend. Zij luidt als volgt Ondergeteekende, van oordeel, dat de bezoldi ging van Dienaar des Woords zóódanig behoort te zijn, dat hij in den loop van zijnen dienst lo zyne studiekosten vergoed krijge en 2o zooveel kan overleggen, dat hij op 64-jarigen ouderdom nog een jaar of 16 van het orergegaarde kan leven, en ook by vroeger overlijden zijne weduwe niet geheel onverzorgd achterlate, acht alle kerkelijke regeling van emeritaats-tractement en weduwe-pensioen principieel fout en een soort onder curateele plaatsen van den Dienaar, waar door zijne eere als man en hoofd des huizes wordt gedeerd. Aangezien echter by na overal de tractementen zóó laag zijn, dat nauwelijks gedurende den diensttijd een predikantsgezin met eere bestaan kan, is het geen weldaad, doch eenvoudig resti tutie ofte ook verschuldigde aanvulling van het tractement, als er van emeritaatsgeld of weduwe pensioen sprake valt. Dewijl verder eene kerk een dienaar beroept voor zyn nog volgend leven, hierbij echter reke nend op eventueele emeritaatsverklaring, en be looft voor des dienaars onderhoud te zullen zorgen, is het 4in beider belang noodig een af spraak te maken omtrent het dienst-tractement en emeritaats-tractement. Tot dit laatste behoort echter de predikant van zijn dienst-tractement niets af te staan. Dit vervalscht alle besef van verplichting. Onder geteekende heeft dus in de gegeven omstandig heden geen overwegend bezwaar om met de meerderheid uwer Deputaten mee te gaan in de voorgeslagen regeling der emeritaats-tracte- menten. Met het weduwe-pensioen en de ondersteuning der weezen tot hun 20ste jaar of „ook boven dien leeftijd als ze niet in staat zyn om in eigen onderhoud te voorzien" is het naar het oordeel van ondergeteekende een andere zaak dan met 'tEmeritaats-tractement, als dat woord erop door kan. In zoover de bezoldiging van Dienaren zóó karig is, dat ze onmogelijk zelf voor hunne weduwen iets kunnen doen, is er wel recht op eenige tegemoetkoming vanwege de ontrouwe kerken. Aangezien echter in vele onzer kerken voor 'tovergroote deel der gemeenteleden ook de strijd om 't bestaan zoo zwaar is, dat er geen besparing voor de weduwe kan geschieden, is het naar het oordeel van ondergeteekende een te harder zaak om van die broederen te vergen, dat ze hunne eigene huisvrouwen onverzorgd achterlatende,de echtgenoote van hunnen dienaar tegen de financieele gevolgen van diens over- lyden, tot op eene niet onbelangryke hoogte zullen verzekeren; een te harde zaak dat zij eigen kinderen bij hun versterven in armoede zullen achterlaten en onderwijl hun bydrage storten voor de nagelaten kinderen van hunnen leeraar of erger nog een van een vroegeren leeraar, dien ze misschien nauweiyks meer hebben gekend, want de voorgeslagen regeling heeft biykbaar een terugwerkende kracht. Het komt ondergeteekende voor, dat althans onder de huidige sociale verhoudingen deze eisch aan de Kerken niet mag worden gesteld. Anderzyds oordeelt hij, dat er een zedelijke roeping tot eerebieding en beweldadiging ligt op de gemeente, wanneer haar leeraar sterft en een gezin in werkelyk hulpbehoevende om standigheden achterlaat. Ook oordeelt hy, dat er een lieflijke roeping ligt by de dragers van hetzelfde ambt in het zelfde kerkverband om elkanders arme weduwen te helpen verzorgen. En daarom geeft hy in overweging de ver zorging der weduwen en weezen uit 't voorstel te lichten en in plaats daarvan by de Generale Synode de volgende voorstellen in te dienen De Generale Synode van Groningen;] Overwegende, dat het emeritaats-tractement der Dienaren door onderlinge samenwerking der Kerken voldoende geregeld zynde Oordeelende, dat er op de kerken een lieflyke roeping ligt om uit waardeering voor den ge noten dienst de verweesde gezinnen der predi kanten te gedenken in liefde Van meening, dat ook de Dienaren gezamen- lyk behooren te dragen de geldelijke schade, verbonden aan de smartelijke berooving der weduwen en weezen als sommige hunner ge troffen worden door den dood besluitlo dat in elke kerk jaarlijks voor de weduwen en weezen der dienaren in 't gemeen een vollen Zondag zal worden gecollecteerd. 2o. dat van alle predikants-tractementen 2 pCt. in een Algemeen Weduwen-kas zal worden gestort en benoemt 3 deputaten met opdracht om deze zaak te behartigen in samenwerking met de Classen en Kerkeraden en uit te keeren naar werkelijk bestaande behoeften, waarbij het, in dien er tekorten zyn, deputaten aanbevolen is, den stand van zaken met discretie open te leg gen voor de Kerken en ook van particulieren geschenken en erflatingen voor de algemeene weduwenkas enz. in ontvangst te nemen. Dr. L. H. Wagenaar. Zeeland leest in den bijbel. Onlangs vonden we in een Fransch tijdschrift een merkwaardig opstel van een Fransch schil der en letterkundige, Emile Claus, die een be zoek bracht aan Yeere en er vond onzen Zeeuw- schen Zondag. Zoo begint hij. „Veere Ik kwam onlangs in dit miniatuurtje van een oude stad bij Middelburg en Domburg. Ik kwam er om dicht bij de zee te zijn. Wel, wèl, wat was het daar een keurig fijn hoekje van de wereld dat arme stadje, dat wegschuilt achter zijn antieken wal, doch dat met zijn Kampveerschen toren, die een halve maan be schrijft in de kleine haven, en met die hooge antieke woning van Karei den Vijfde, als met juweelen is versierd. En dan hebt ge de kaai van Veere met haar reeks van voorgeveltjes, prijkend in de zon met een verve als rype abrikozen, gekookte garnalen en bruine thee; met die oude ver weerde, uitgebrokkelde steenen rondom de rustige venstertjes met kanten gordyntjes ach ter de heel kleine ruitjes van groen flesschen- glas en die luikjes blauwachtig als moer van wijn. De schaduw van oude boomen weeft een donker kantwerk over het plaveisel van scherpe steenen en over de huisjes, die gebouwd schij nen te zijn voor poppetjes met witte mutsjes en voelhorentjes van koper, die er op week dagen uitkomen en met kleine stapjes naar de duinen trippelen, voortschommelend in hare zware lange rokken, die uitstaan als een klok. Voorts is er nog die enorme kerk, heelemaal leeg van haar Godover de groene akkers in 't rondom werpt ze een groote schaduw, die omdraait als 't licht van een vuurtoren en ze vertelt, dat hier eertyds een groote haven zag binnen vallen de vloten der wereld Als men aankomt met de Zierikzeesche boot, ziet men allereerst dien machtigen dom en vervolgens gaat 't oog langs muren, theebruin en kreeft-rood als alle oude steenen van Veere, muren, waar het mos aan groeit en de wilde jasmijn overkruipt. Gaat ge 't stadje door, dan dempt ge uw stem, als in een plaats vol relikwieën, alsof ge bang zijt iets te breken van de stilte, den sluimering en het beetje broos leven, dat er nog overge bleven is in deze eenzaamheid van Veere. Ik kwam aan op een Zondag. Het heele stadje scheen dood te liggen achter zyne ge sloten gordyntjes. Niets was er dan het klok kenspel van het oude stadhuis, dat nog de uren sloeg van het leven. Als een zomer avondregen viel een fijne kronkeling van zachte langzaam wegstervende tonen van het koe peltje, en zweefde over de huizen als een me lodie van tranen. En niemand was er op straat, niets zaagt ge dan hier en daar door 't groene flesschenglas der ruitjes een zich voor uw blik terugtrekkend gelaat, dat op u den indruk maakte van de schim van een vroegeren bewoner. Zeeland, lutheraan en protestant sluit zich des Zondags thuis op en leest in den by bel. Op de kaai dezelfde stilte, de huisjes sliepen onder de boomen en weerspiegelden in heur groene venstertjes de schuiten met gevouwen zeilen, de visschersschuitjes van Arnemuiden, die uitzeilen als de vloed komt.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1899 | | pagina 2