VARIA, te eischen. Mocht geen enkel gymnasium zich daarvoor laten vinden, dan zouden de kerken met volle vrijmoedigheid met de zorg voor de litterarische vorming harer aanstaande predi kanten kunnen voortgaan. Dat verband en dat toezicht zou dan minstens hierin moeten be staan lo dat Curatoren van het gymnasium allen de Geref. belijdenisschriften onderteeke nen en, althans voor de meerderheid, leden zijn van eene der Geref. Kerken 2o dat dezelfde eisch geldt voor al de leeraren, die aan het gymnasium onderwijs geven3o dat alleen leerlingen van Christelijke belijdenis en wandel worden toegelaten tot het gymnasium4o dat de kerken op het Gereformeerd karakter van het gymnasium toezicht houden door twee deputaten, te benoemen van jaar tot jaar door de Classis, binnen welke het gymnasium ge vestigd is; 5o dat bij benoeming en ontslag van leeraren genoemde Classis het recht van veto bezit, terwijl in laatster instantie de Sy node beslist, en 60 dat de kerken harerzijds zulke gymnasia, over welke zy toezicht oefen den en met welke zij in verband stonden, ze delijk en desnoods ook stoffelijk steunen." Waar de Hooggel. schrijver gekomen is tot de bespreking van „de roeping der kerken" in betrekking tot de Theol. opleiding, daar zegt hij „Veel moeieiyker is het, de roeping der ker ken te bepalen in betrekking tot de Theolo gische opleiding van toekomstige dienaren des Woords." Na voorts de geschiedenis der opleiding door de Kerken besproken, alsmede herinnerd te hebben, dat Dr. Kuyper in De Herautnr. 809, schreef„De Kerken moeten eene eigene inrich ting hebben, omdat zij niet van de universiteit kunnen of mogen afhankelijk zijnHeraut nr. 828al zeiden allen, dat de eigen inrichting moest verdwijnen, de Heraut zou eraan vasthouden de Theol. School moet blijvende Kerken mogen de opleiding tot den dienst des Woords niet uitsluitend in handen laten van de we tenschap", vervolgt Z.H.G. aldus „Dat de Kerken, ook al is er nog zulk eene uitnemende Theol. faculteit, eene Theol. School onmisbaar noodig hebben. En dat niet om die reden en in dien zin, dat de Theol. School den dienst van een Predigerseminar verrichte en praktisch aanvulle, wat de Theol. faculteit theoretisch en wetenschappelijk leert. Want heel deze tegenstelling is valsch gedacht en mag niet bestaan. Het is onjuist, dat eene Theol. faculteit er alleen zijn zou voor de we tenschap, en eene Theol. School alleen voorde opleiding. Beide zijn niet te scheiden, noch in theorie noch in de werkelijkheid. Eene Theol. School kan naar den eisch der Geref. beginse len niet waarlijk en ten volle opleiden tot den dienst des Woords, tenzij zij ook in weten- schappelijken zin de Theologie beoefene. En eene Theol. faculteit kan de Theologie niet be oefenen en doceeren, tenzy zij van het begin tot het einde ook rekening houde met het practisch doel, waarvoor de studenten zonder uitzondering en zelfs in de eerste plaats de hoogeschool bezoeken, om n.l. straks werk zaam te zijn in den dienst des Woords. Meer dan tijd is het daarom, dat heel deze tegen stelling verdwyne. Of eene Theol. School of eene Theol. faculteit in waarheid een weten schappelijk karakter draagt en goede leeraren vormt, hangt niet daarvan af, of ze een school of een faculteit zijn, maar hangt af van het gehalte der Hoogleeraren en der studenten." Zóó hebben de mindere goden ook gespro ken, wanneer op soms stuitende wijze deze tegenstelling met het oog op Kampen en Am sterdam werd gemaakt, niettegenstaande ze bij gelegenheid der examina niet alzoo uit kwam. Generaal genomen, was het verschil niet waar te nemen. „Alles pleit er voor," zegt de hooggeachte schrijver, „dat de Geref. Kerken in den tegen- woordigen tyd eene eigene inrichting in stand houden voor de opleiding tot den dienst des Woords." Immers„De Overheid is neutraal en be schermt de Gereformeerde religie niet meer hare hoogescholen zijn voor de epleiding van predikanten in de Geref. Kerken onbruikbaar. Eene Gereformeerde Universiteit kan hier te lande alleen opgericht en in stand gehouden worden door eene particuliere vereeniging. Wat waarborg biedt zulk eene vereeniging, dat zij zal blyven bestaan, dat zij de reuzentaak, die zij op de schouderen nam, eenigszins naar be hooren zal kunnen volbrengen Boven by het bespreken van de gymnasiale opleiding merk ten wy op, dat de Kerken, voordat zij van deze afzagen, waarborgen moesten zoeken, dat er een Gereformeerd gymnasium in het leven zou blijven. By een gymnasium is dit nu nog mogelijk. De behoefte daaraan wordt nog in wijden kring gevoeld. Het instandhouden van een gymnasium gaat de draagkracht niet te boven. Maar met eene Universiteit is heuge lijk later nog nader blijken zal, een ander ge val. Allerlei voorvallen en gebeurtenissen kunnen de vereeniging in haar bestaan bedrei gen, het aantal leden doen verminderen, de sympathie doen verliezen, de contributie doen inhouden. Geen leven zoo onzeker, dan dat van eene vereeniging En als eene vereeni ging zich ontbindt en haar arbeid staakt, wie kan haar ter verantwoording roepen Vry ontstond zij, vry gaat zij heen. En niemand kan haar beschuldigen. De Kerken mogen zich dus tienmaal bedenken, eer zij de opleiding tot den dienst des Woords laten va ren en aan eene particuliere vereeniging over laten." In dezen zelfden geest sprak en schreef de ondergeteekende meer dan eenmaal. Bij ongeveinsde liefde voor de Vrije Univer siteit en een hoogachting, die niet onder doet voor die van anderen, voor hare professoren, plaatsten wy ons, waar er sprake was van de opleiding voor den dienst des Woords, steeds op het standpunt der Kerken Gods. In de Kerken Gods woont de Heilige Geest in de eerste plaats. Een onfeilbaren waarborg heb ben wy evenwel in haar niet, dien hebben wy alleen in God. Doch, in vergelijking met Staat en Vereeniging, het allermeest in de Kerken Gods. Althans in de Kerkboden, zou men zoo zeggen, moest dit uitkomen, zij moesten vóór alles deze zaak uit het oogpunt van het belang en de roeping der Kerken bezienmaar, dat het belang en de roeping der Vereeniging bij het bespreken van Dr. Bavincks brochure op den voorgrond staat, valt bij het lezen van schier alle Kerkboden onwillekeurig in het oog. Het is opvallend, dat schier alle de zaak be zien en bespreken uit het oogpunt der Vereeni ging. Dr. Bavinck nu beziet haar met het oog op het belang en de roeping der Kerken. Hij gelooft blijkbaar dat wij door dat te doen aan onze roeping beantwoorden, dat wij door dat te doen de tweeheid inzake de opleiding kwijt raken, en ook, dat wij door haar kwijt te raken de Vrije Universiteit voor het heden en de toekomst beter verzekeren. Littooij. Schriftuurlijk argument. IV. Drie gronden uit de Schrift gaf de Zuider- Kcrkbode voor het rechtmatige, zoo niet plicht matige van het uitstellen van den doop, tot dat de moeder by de bediening tegenwoordig kan zijn. En op grond daarvan, kwalificeerde Ds. L. in No. 5 van dezen jaargang niet zonder eenige warmte den eisch der Kerkenorde als „een ongemotiveerd en willekeurig beperken van de rechten en vrijheden der moeder." Wij hebben aangetoond, hoejalle drie Schrif tuurplaatsen, heel iets anders leeren dan er door den in dezen tegen de Kerkenorde ten onrechte doleerenden broeder uit werd afgeleid. Op de a. s. Predikanten-Conferentie te Goes, hoopt Ds. L. zijn stelling in dezen in te leiden voor een collegiaal debat. Dan blyke, wiens exegese dezer plaatsen ook naar het oordeel der broederen den toets kan doorstaan. Nu heeft de geachte Redacteur er nog iets bijgevoegd, schrijvend „En er is nog meer. Ja er is nog meer, waardoor de Heere God ons te verstaan geeft, dat ook de moeder met het oog op hetgeen met de besnijdenis en daarna met den doop in onmiddelijk verband stond, zoowel al3 de vader gekend en erkend werd en hare rechten had." Bedoeld is de naamgeving. De persoonsnaam toch werd officieel uitgesproken bij de besny- denis; zooals dit nu nog geschiedt by den H. Doop. Nu leert ons de H. S. dat somtijds de moe der den naam noemde van haar kind. Denk aan Eva met Seth en Hanna met Samuel. Doch wij zagen dat bij Johannes' besnijdenis het gezag van Zacharias besliste. En dat de naamgeving door de moeder aan de besnijdenis voorafging, blijkt heel duidelijk uit Genesis 35 18. Daar noemt Rachel haar zoontje, dat ze koopt met haar eigen leven Ben-Oni. „Maar zyn vader noemde hem Benjamin." En zoo werd hy later besneden. Ons resultaat staat dus op ieder punt in tegenspraak met dat van Ds. L. en luidt lo. Het knaapje moest besneden worden, zoo dra de moeder het niet meer Levietisch ver ontreinigde, dus zoodra het kon. 2o. Aan die besnijdenis als sacrament kou de moeder geen deel nemen, reeds omdat haar persoonlijke onreinheid voortduurde tot den 40sten dag 3o. Waar het lossen van den eerstgeboren zoon wachtte op het opgaan der moeder, om heur reinigingsoffer te brengen, doch de be snijdenis geschieden moest, terwyl de onrein- heid haar nog van alle heilige handeling uitsloot, daar leeren wy veeleer, dat de doop juist niet wachten mag, doch zoo spoedig mogelijk be hoort te worden toegediendterwijl daarna de moeder haar kerkgang doet en haar dank offer brengt. 4o. De naamgeving geschiedde door Eva zeker, afgedacht van de besnijdenis, en zoo ook door Rachel. Elisabet sprak om een drei gende verkeerde naamgeving te voorkomen, doch het vaderlijk gezag besliste. En daarom kan ook uit deze „voordaden" niets tegen de Kerkenorde worden afgeleid. Dr. W. Dc Utrechtsche Zendingsvereeniging. Den 13 April gedacht de Utrechtsche Zen- dingsvereeniging haar 40-jarig bestaan. Vijftien „Zendboden" verkondigen in hareu dienst het evangelie onder de heidenen. Tien hulppredikers gingen van hier uit en arbeiden nu in Gouvernementsdienst in Indië. Mocht 't de zending onzer kerken tot jaloerach- heid verwekken! Dr. W. Geen naam-christendom Mr. Bergsma uit Apeldoorn doet mij onrecht. In zijn belangrijk overzichtwaaruit ik voor dit kleine blad vrij breede aanhalingen gaf, verhaalde Mr. B. met ingenomenheid, dat te Modjowarno vele Mohammedaansche kinderen op zendingsscholen bybelsche geschiedenis lee ren en godsdienstige liederen zingen, „zonder dat er rechtstreeksche pogingen worden aan gewend om hen tot christenen te maken." Ik noemde en noem dit „een twyfelachtigen lof'. Nu vat Mr. B hier vuur op, en schrijft in de „Nederlandsche Zendingsbode", dat mijn ergernis gewekt is daarover, dat de zendelingen Kruyt geduld oefenen en het zaad strooien, in de overtuiging dat de Heere het zal laten ont kiemen, en dicht mij de dwaasheid toe, dat ik door overgang van breede scharen een naam- christendom op Java zou willen kweken. Maar dit is schande van Mr. Bergsma. Dit is de zaak. Hij schrijft in zyn overzicht, dat er door de zendelingen geen rechtstreeksche pogingen wor den aangewend om de Mohamedaansche leer lingen der zendingsscholen tot christenen te maken. Hieruit vloeit dus voort, dat zij met die arme kinderen, wier aanhankelijkheid en vertrouwen ze winnen, nooit eens rechtstreeks spreken over hun ellende en de verlossing, die er alleen in Christus is. En dit acht ik op zyn zachtst uitgedrukt een twijfelachtigen lof! Zegt nu Mr. B.maar ik bedoelde, dat de zendelingen die kinderen niet ompraten en niet omkoopen om toch maar uitwendig 'tChristendom aan te nemen; dan wordt de geachte schrijver gebeden voortaan wat duide- ïyker zyn meening te zeggen. Eindelyk beklaagt zich Mr. B., dat ik onvol doende citeerde. Mr. Bervoets verhaalde van hare ziekenver pleegsters, niet slechts: „de zwachtel rolt als van zelf in hare handen en zenuwachtig heid is haar vreemd," doch zy voegde er ook by„zij volbrengen getrouw elk bevel en zullen het later doen ook uit drang des harten Dit laatste liet ik weg. En waarom? Och, 't was me te doen om het tegenwoordige te verhalenals de profetieën van Mevrouw Bervoets van wat later wezen zal, uitkomen, dan hoop ik nog wel gelegenheid te vinden, hiervan met ingenomenheid melding te maken. Overigens waardeer ik zeer den arbeid ook van Mr. Bergsma in 't belang der Zending. Laat echter dat kruidje-roermenietachtige on der ons overbeteren en laat op Java zooveel mogeiyk m goede harmonie door alle geloovige protestanten de komst des Godsrijks ernstig worden gezocht! Dr. W. Universiteitsdag te Middelburg. Verleden Dinsdag heeft onder leiding van den Correspondent voor de V. U. te Middelburg,

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1899 | | pagina 2