VARIA, Schriftuurlijk argnment! nasium aan eene vereeniging wordt overge dragen en niet langer voor rekening der kerken staat, zyn de gewone inkomsten ruimschoots voldoende, om in de behoeften der School te voorzien. Vrijmaking van het gymnasium schijnt de beste weg tot levensverzekering van de Theol. School te zyn." „Deze mannen der losmaking van het gym nasium krijgen nu van tegenovergestelde zijde steun van hen, die het onbillyk vinden, dat het gymnasium te Kampen, hetwelk zakelyk geheel met dat te Amsterdam en te Zetten overeenkomt, bij de kerken zulk een voorliefde en zulke groote voorrechten geniet." „De stroom beweegt zich duideiyk in de richting van losmaking van het gymnasium. En de kerken zullen op hare aanstaande Synode ongetwyfeld geroepen worden, om deze zaak ernstig in behandeling te nemen en tot beslissing te brengen. De ondergeteekende veroorlooft zich hieraan toe te voegen, dat de bakens moeten verzet worden, wanneer het gety verloopen is. Dat kan men ook doen, bijaldien het voor ons staat, geiyk het voor hem steeds gestaan heeft. Eene eigene inrichting te behouden voor de opleiding in de theologische vakken waren en zijn de kerken aan zich zeiven verschuldigd. Zoo was van meet af zijne overtuiging. En wat de litterarische vakken betreft, daarin on derwijs doen geven, dat kunnen en mogen zy doen. Vooral, wanneer de opleiding ook in deze vakken ten behoeve is van hen, die voor den dienst des Woords worden opgeleid. Dan toch hebben de kerken de geheele opleiding in handen, en daarvoor is inderdaad nog al een en ander te zeggen. Haar geheel in handen te hebben was noodig, toen de Gymnasia ge moderniseerd waren en dus groot gevaar op leverden, dat onze jonge menschen er bedor ven werden of verloren gingen voor de Waar heid Gods. De kerken van '34 zijn dientenge volge niet alleen begonnen, maar zy moe-sten beginnen, om de geheele opleiding voor hare rekening te nemen. Nu er een Gereformeerd Gymnasium én te Amsterdam én te Zetten is, en, volgens Dr. Bavinck's voorstel, dat te Kampen daarenboven blijft, (zy het dan niet „verbonden" aan, maar dan toch in verband met de Theol. School, in geval deze te Kampen blyft?) bestaat niet meer de dringende reden van weleer, om na- meiyk de geheele opleiding in handen te hou den. Indien de opleiding in de Theologische vakken, dus de eigene inrichting der kerken, die én volgens Dr. Kuyper én volgens Dr. Bavinck, zoowel als door ons, zekeriyk móet behouden worden, door de losmaking van het Gymnasium van de kerken de gewenschte vastheid kan verkrijgen, kan en wil de onder geteekende, voor zoover hem dat mogeiyk is, daartoe wel meewerken. Hy veroorlooft zich daarby echter de opmer king, tegenover de broederen, die publiek heb ben beweerd, dat het veel beter en voordeeli- ger ware geweest, indien deze losmaking reeds op de Middelburgsche Synode ware geschied, dat daarvoor toen de tyd, ja het volk, nog niet rijp was. In dergeiyke, d. i. niet absoluut noodzake- lyke dingen moeten de kerken naar Gods "VVoord, tyd en wyze weten. Daarenboven heeft niemand op deze Synode voorgesteld, om de geheele litterarische oplei ding maar op eenmaal, byv. als eene zekere verrassing, te royeeren. Zulk een voorstel zou ook een storm hebben doen opgaan. Niemand, denk ik, dacht er dan ook aan. Alleen het „verbonden aan", had men overeenkomstig het voorstel slechts van één broeder, terstond kun nen prijs geven. Maar wat zou men, zoo vraag ik ieder, die zich de moeite geeft de za ken in te denken, daarmee hebben gewonnen Immers op de Middelburgsche Synode stond er geen enkele Gereformeerde Vereeniging ge reed, om het Gymnasium over te nemen. Zonder dat „verbonden aan de Theol. School," dat trouwens, volgens Dr. Bavinck, niet meer dan een woord is, zou daarenboven het ver band tusschen beide toch hebben moeten biy- ven, zoolang de Theol. School te Kampen is, ook zouden de kosten compleet dezelfde zyn gebleven dewyi de kerken, zonder dat „woord", de verbeterde litterarische opleiding toch zou den hebben moeten bestrijden, totdat eene Gereformeerde Vereeniging gevonden was, die haar voor hare rekening kon en wilde nemen. Daar komt nog by, dat men het thans zoo goed ingerichte Gymnasium natuuriyk eer en beter kan overgeven, dan men de litterarische opleiding kon overgeven, gelyk die vóór en tydens de Synode was. Men zou immers geen enkele Vereeniging gevonden hebben, die haar voor hare rekening nam. Littooij. III. Twee bewijzen uit 't Woord werden tegen onze kerkenorde ingebracht. Gods Wet beval de besnijdenis van 'tkind uit te stellen, totdat de moeder er by wezen kon. En Johannes' besnydenis leert ons, dat de moeder er by wezen moet. Wij hebben beide beweringen getoetst aan wat blykens verband en samenhang de duide lijke meening des Geestes is. En beide malen bleek het zonneklaar, dat de Wet Gods de reiniging der moeder niet afwacht, doch zoodra deze slechts in zooverre getemperd is, dat ze den zuigeling niet meer mêe bezoedelt, aan het kind dadeiyk het teeken en zegel des Verbonds moet worden toege diend. Ook zagen we, dat 't beweren, dat „de moe der boven de getuigen staat" niets te maken heeft met Elisabeths protest, tegen een ver keerde naamgeving door de buren en vrienden aan Johannes, waarby ten slotte Zacharias optreedt als het hoofd des huizes. Doch nog een derde argument werd byge- bracht en dit schijnt van eenige kracht te zijn. Men leest in Lukas 2 22—24 aldus: „En als de dagen harer reiniging vervuld waren, naar de Wet van Mozes, brachten zy hem te Jeruzalem, opdat zy hem den Heere voorstelden. 23. (Geiyk geschreven is in de Wet des Heerenal wat mannelijk is, dat de moeder opent, zal den Heere heilig genaamd worden.) 24. En opdat zy offerande gaven naar het geen in de Wet des Heeren gezegd is, een paar tortelduiven of twee jonge duiven." Ds. L. merkt hierby opOpmerkelijk en leerryk voor de zaak, die ons thans bezig houdt, is het evenwel, dat het opgaan naar Jeruzalem, het voorstellen van het kindeke Jezus aan den Heere, het brengen van het veelzeggende losofifer voor den eerstgeborene met het reinigingsoffer voor de moeder op Maria wachten moest en mitsdien eerst op den veertigsten dag plaats had. De Heilige Geest immers zegt ons„En als de dagen harer reiniging vervuld waren Nu is hier al dadeiyk een critiek puntje. Er staat eigeniyk in 'tGrieksch in de beste handschriftenen als de dagen hunner reini ging vervuld waren. Harer in 't enkelvoud staat eigeniyk in geen enkel vertrouwbaar handschrift. Zijner reiniging, en dan ziet 'top Christus, leest men in den Claromontanus, dien Beza gebruikte. Calvyn heeft in zyn ver taling: hunner reiniging en hy teekent er by aan„Lukas betrekt de reiniging zoowel tot Christus als tot Maria, (want in het woord hunner kan Jozef op geenerlei wijs begrepen zijn) Ook de Engelsche Godgeleerden houden de lezing hunner voor de ware en zoowel Calvyn als Wels en Whithy leiden hier kosteiyke be stieringen uit af omtrent het borgtochteiyke van Christus in verband met onze erfzonde. En in 't prachtig uitlegkundig werk, dat op gezet is door prof. Meyer, stelt men ook het hunner boven alle bedenking vast en brengt het volgens 't onmiddeliyk verband tot Jozef en Maria, die immers samen het kindeke te Jeruzalem brachten, en er wordt bygevoegd „die reiniging op zich zelve betreft wel is waar alleen de moeder, maar in het geval, waarmee we hier te doen hebben, is tegeiyk sprako van het voorstellen des eerstgeborenen Zoons en daarin had Jozef een roeping." Om die nu dadeiyk te laten gevoelen schreef Lukas hunner. Als nu in de lezing „hunner" al de geleer den, van Origenes af tot Weiss toe, geiyk hebben, dan is dit duidelyk, dat de H. Geest ook in deze daad de moeder niet op den voor grond stelt, maar zelfs in een zaak, die haar persooniyk raakt, haar doet optreden in de schaduw van haar echtgenoot. Doch ik heb ook niet met al tegen de lezing harer, die woordeiyk terugslaat op Levi ticus 12. Die dingen gebeurden er. Maria bracht het offer harer reiniging naar de wet een paar duifjes. En Jozef en Maria samen losten haren eerst geborene met 8 sikkelen naar 't Mozaïsch gebod. Zy brachten het kindeke mêe en de Heere deed op den arm eener princesse uit David's huis Zyn eersten intocht in Zynen tempel, en werd er door de O. T. Kerk by monde van Simeon en Anna erkend en begroet! De hoofdpersoon is dus ook hier de Messias. Nu redeneert Ds. L. aldus: Deze plechtigheid moest wachten op de herstelling der moeder. Ergo moet men ook by den doop wachten tot dat de moeder er bij kan zyn. Maar eilieve. De doop is toch niet in de plaats gekomen van de reiniging der moeder en de lossing der eerstgeborenen Myn hooggeachte ambtsbroeder stelt zelf zeer nadrukkelijkde besnijdenis werd vervangen door den doop. Maar wat is dan de conclusie? Waar de Heere voor de vrouw een af- zonderlyk opgaan eischte na de herstelling, en dus ook expresselijk met de moeder rekent, daar mpcht het sacrament hierop niet wachten. Dat geschiedde, lang vóórdat de moeder kon opgaan naar de voorhoven Gods. Onder het tegenwoordig Jodendom geschiedt de besnydenis in de 'Synagoge en is de moe der natuuriyk nimmer bij deze eensdeels pyniyke, anderdeels zeer zinryke en plechtige schaduwdienst tegenwoordig. Dit staat dus vast, lang vóór dat de moeder mocht opgaan, moest het kind besneden zijn. En als ze opging, dan liet ze doorgaans haar kind thuis. Alleen de eerstgeboren zoon werd gelost. De dochtertjes en de volgende zonen niet. Twee geheel verschillende zaken zijn dus de besnydenis van het kind en het voor 't eerst opgaan der moeder. En als er in dezen leeringen te trekken zyn uit het heilig verhaal van des Heeren eerste komen tot Zynen tempel, dan geeft m. i. de Schrift hier geen waarschuwing tegen, {maar juist een aanbeveling voor het oud-gerefor meerd gebruik. Zoodra het kind des Verbonds de groote wel daad van het Heilig Sacrament kon ontvangen, zorgden de godvreezende ouders, dat dit ge schiedde. En zoodra de moeder uit het kraambed was opgerezen en aan den kring harer huisg;e- nooten teruggegeven, dan was het eerste uit gaan een opgaan. Geen ouderwetsch gereformeerde vrouw zou op straat komen voor en aleer ze haar kerk gang gedaan had. Dan werd in 't midden der gemeente Gods Naam gedankt en geprezen. En als 'teen vrouw was uit een huisgezin, dat nog iets meer had dan het dagelykseh brood, dan merkten de diakenen ter dege dat er een lofoffer en dankoffer gebracht werd. Ziet, dat zyn de oude gereformeerde zeden. En zyn ze niet waarlyk goed? Dr. W. „CampveerCampt voor 'tGeloov." Campveer zoo was eens de naam van (Ter Veere; Campt voor 't Geloov" werd de leuze der eere, Gegrift in 't Cachet van des Heilands Gemeent, Aldaar onder 't kruis op het innigst vereend. Campt voor tGeloovzoo sprak een Miggrode, Hy Reformator, van Christus een bode, Stond pal voor zyn Heer, zoo in stad als gewest Door d' ernste der tijden tot stryden geprest. Campt voor 'tGeloove! gij Zeeuwen van heden, Die met uw harte Gods Zoon hebt beleden! Zy 't zegelschrift Veeres, gegrift in metaal, O, zonen dier Vaadren, uw blyvend signaal Dr. W. (Vrij gevolgd naar een vers van J. J. B in de Nieuwe Zondagsbode.) MERKWAARDIGE UITSPRAKEN. Prof. Dr. B. J. Kouwer geeft in zyn Rede over het verband tusschen vrouwen-ziekten en andere ziekten, waarmee ZHG. op 20 Januari jl. het Hoogleeraarsambt te Utrecht aanvaardde als opvolger van den beroemden professor Hal- bertsma Prof. Kouwer, zeg ik, geeft in zyne Inaugureele oratie eenige merkwaardige uitspra ken, die toonen, hoe 't materialisme, dat tyden lang de medische studie en de medische stu denten zoo veel kwaad gedaan heeft, begint te wyken en over 't algemeen een onbevangenheid in 't bekyken van allerlei zaken en toestanden doorbreekt, die weldadig aandoet. Ik wil eenige zyner uitlatingen mededeelen. „Reeds op de lagere school, zoo weinig bere kend voor kinderen van verschillenden aanleg en van verschillende vermogens, wordt de kiem gelegd voor later optredend zenuwiyden." De verdere studie tyd, met zyn dikwyis als

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1899 | | pagina 2