Schriftuurlijk argument? Officiëele Berichten. te duwen, en deze als door en door wetenschap pelijk hemelhoog te verheffen". „De staaltjes" zoo gaat de Hooggel. schrijver voort „die men nu en dan daarvan te hooren krijgt, gaan soms de grenzen van het geloofbare te buiten. Klakkeloos wordt het neer geschreven, tot in de bladen van onze jongelingsvereenigingen toe, dat de Theol. School weinig beteekent. Zulke uitingen doen ontzaglijk veel schade, houden toenadering en vereeniging tegen en bestendi gen de gedeeldheid en de verwijdering. Een staaltje uit vele. De studenten van het corps Fides quaerit InteUectum te Kampen en die van het corps NU desperandum Deo duce aan de Vrije Universiteit te Amsterdam hebben onlangs eene vereeniging getroffen en geven saam een Almanak en een studentencourant uit. Maar dit beviel niet aan die studenten aan de Vrije Universiteit, die leden zijn van den Gereformeerden Studentenbond. In hun orgaan Gereformeerd StudentenbladDec. 1898 bladz. 3, 2e kolom staat althans letterlijk het volgende te lezen „Een student is iemand, die zijn weten tracht op te voeren tot wetenschap. Nu is het alleen maar jammer, dat men den naam van student ook is gaan geven aan een categorie van menschen, wien het volstrekt niet om wetenschap is te doen. Aan de Polytechnische school te Delft b. v. streelt men niet naai- wetenschap, maar be kwaamt men zich voor ingenieur, etc. Aan de Theologische School te Kampen wordt men niet opgeleid voor theoloog, maar voor predikant. Toch spreekt men èn te Delft èn te Kampen van studenten. Meer noghet onderscheid tusschen Univer siteit en vakschool wordt ook door de eigen lijke studenten zóó weinig in 'toog gehouden, dat ze zich maar voetstoots met deze on-eigen- lijke studenten in studenten-vereenigingen gaan organiseeren, en zelfs gezamenlijk een orgaan uitgeven". „Begrepen?" vraagt Dr. B En daar de opleiding voor den dienst des Woords op de a. s. Synode ter sprake moet komen, „is het natuurlijk veel beter" zegt Dr, B., „dat de kerken van te voren ernstig over deze zaak nadenken en zich helder rekenschap geven van wat haar te doen staat, dan dat z(j in stilzwijgen hare kracht zoeken en bijna on voorbereid in Synode vergaderen. „Het is meer dan tyd, dat de kerken in de gewichtige zaak der opleiding tot eenheid ko men. En dit is mogelijk, als over en weer eenige bescheidenheid en inschikkelijkheid wordt getoond, en allen zich laten leiden door de eere van Gods naam, door de belangen van zijn koninkrijk, door den vrede en den bloei zijner kerken in Nederland. 'in het vervolg dezer brochure zal daartoe eene poging worden aangewend en een voor stel gedaan. Ik stel mij daarbij op het stand punt der Kerken. De vraag is toch niet wat de Theol. School of wat de Vereeniging voor Hoo- ger Onderwijs en hare Vrije Universiteit mis schien wel wenschen zoudenmaar wat is de roeping der kerken hoe kunnen zij zich het best verzekeren van eene opleiding, die aan de eischen voor den dienst des Woords in haar midden beantwoordt?" Littooij. (Wordt vervolgd.) VARIA, IL De kerkenorde, waarnaar wij elkaar beloof den en anderen, tot de koningin toeverklaar den, te zullen leven, gebiedt, dat zoo haast men de doopsbediening bekomen kan, deze weldaad Gods aan 'tkind des Verbonds worde toegediend. Maar Ds. Littooy overtreedt in dezen de ker kenorde en hij doet zoo omdat z. i. de Heilige Schrift, die natuurlijk boven de kerkenorde gaat, aangeeft, dat de doop aan het kind be hoort te worden onthouden, totdat de moeder genezen zy. Z.W.E.w. las dit allereerst in Leviticus 12 2 en 3, doch wy toonden in ons vorig artikel aan, hoe Ds. L. zich vergist. Stelt Z.Ew. dat de besnydenis wachten moest op het weer rein zijn der moeder, opdat zy in de heilige hande ling kon deelen, ons bleek, dat deze opvatting in ïynrechten stryd is met vers 4 en dat Ds. L. verzuimd heeft op te merken, dat de eerste trap ran onreinheid der moeder, het kind, dat ze zoogde, Levietisch onrein maakte, en de tweede slechts haar zelve belette tot het hei ligdom te komen en iets reins, als b. v. het pascha aan te roeren. Waariyk, dit bewys, waarop de geachte schryver voornamelyk bouwt, smelt by nauw keurige beschouwing weg als Maartsche sneeuw. De tweede Schriftuurplaats, waarop Ds. L. zich beroèpt, staat in Luk. 1 59 en 60 ze luidt aldus: 59. En het geschiedde, als zij op den acht sten dag kwamen om het kindeke te besny- den en noemden het Zacharias, naar den naam zijns vaders. 60. En zyne moeder antwoordde en zeide: Niet alzoo, maar hij zal Johannes heeten. En dan volgt er „61. En zy zeiden tot hemEr is niemand in uwe maagschap, die met dien naam genoemd wordt. 62. En zy wenkte zynen vader, hoe hy wilde, dat hy genaamd zou worden. 63. En als hy een schryftafeltje geëischt had, schreef hy, zeggende: Johannes is zyn naam." Naar de Engelsche Godgeleerden in hunne Bijbelverklaring terecht opmerken, kwamen ze ten achtsten dage,en niet eerder, omdatde moeder zeven dagen onrein was „en derhalve ook het kind door haar aan te rakenwaarom het on bekwaam was om in het Verbond toegelaten te worden." De tijd nu gekomen zijnde, kwamen zy (amici ad earn rem vocati) d. i. de buren en magen. Wie de besnyder was, is onbekend. Ook was geen bijzonder persoon daartoe gesteld, maar ieder mocht dit doen, want dus luidt het voorschrift der Joden „allen zyn bekwaam om te besnijden, zelfs een vrouw en een min- deijarige." De besnydenis van Johannes schynt verricht te wezen in Zacharias' huis, in tegen woordigheid van Elisabet, gelyk de wet ook geen byzondere plaats daartoe stelt, en door een van die daar kwamen, want alzoo Zacharias stom was, kon hy den zegen, dien de besnijder spreken moet, niet zeggennoch ook zelfs 't gene hem als vader van het kind aanging." a) Als dus in dit verhaal Elisabet eenigszins verrassend op den voorgrond treedt, dan staat dit kennelijk in verband en wordt dit verklaard uit het stom zyn van Zacharias, maar die desondanks de hoofdpersoon, de gezaghebbende, bleef, blijkens vers 62. Zoo weinig telden zelfs de getuigen de moe der mee, dat zij (vgl. ook Ruth IV 17) I wyl Zacharias doof en stom was, 't kind den naam gaven zonder er zelfs Elisa bet in te kennen. Er staat niet, dat zy het Zacharias wilden noemen, maar dat zy het zoo noemden Doch als Elisabet op haar beddetje in den hoek van het ruime vertrek, dit verneemt, dan mag zy, die spreken kan, niet zwijgen, doch moet ze geloofsgehoorzaamheid oefenen aan het woord des engels, ook haar door Zacharias' 3chryftafeitje niet onbekend, en eischen, dat't kind besneden zal worden onder den naam Johannes Zoo merken ook prof. Meijer en prof. Weiss op „De besnyder sprak den naamZacharias uit, doch de moeder (want de vader was im mers nog stom) „that Einsprache dagegen." En wat nu aangaat de huiseiyke inrichting, dan wijzen wij op de mededeeling van Ludwig Schneller, die vele jaren predikant te Bethlehem geweest is, en over de huizen aldaar schrijft in zyn boeiend boek Kent gy het land, op bl. 7. „Om u dit duideiyk te maken, verzoek ik u mij te volgen in een ouderwetsch huis te Bethlehem. Zulke huizen bestaan gewooniyk alleen uit een benedenverdieping. Soms heb ben zy nog een tweede verdieping. Elke ver dieping bestaat uit een groote ruimte, door de geheele familie bewoond. Zoo heeft de leeraar van onze gemeenteschool in Beith Djola, eenige jaren geleden een huis gebouwd, dat ook slechts uit één groot vertrek bestaat. De kale wanden zyn zwart van den rook, want een afzonderiyke keuken is een overbodige weelde, evenals ven sters en een schoorsteen. Wie hier een pen ning verliest, moet ook by dag een licht ont steken om hem te zoeken." [En dan beschynt de kaars allen, die in huis zyn.] „Men begrypt, dat er in zulk een huis geen a) Die vaderlijke zegen luidt: „Gezegendzijt Gy, o Heere onze God, koning der wereld, die ons door uwe geboden geheiligd en ons bevolen hebt, hem in het verbond van Abraham, onzen vader in te ljjven." Na de besnijdenis zeggen de omstanders: Gelyk gij hem in 't Verbond gebracht hebt, zoo breng hem tot de Wet, tot het huwelijk en tot goede werken, en daarna zegent de vader of de besnijder of een der getuigen, zeggende: Gezegend zyt gy, o Heere onze God, koning der wereld, die den geliefden Izaak heiiigdet van de baarmoeder af, enz." afzonderlyk kamertje is voor een nieuwen we reldburger en zyne moeder." Zie hier de eenvoudige, ik vlei my, klare toelichting van 't verhaal van Johannes'besnij denis. Doch daardoor verdwynt alle grond voor 't bewerener moest gewaeht worden met de besnydenis, totdat de moeder er by kon zyn.'! En ook is geheel willekeurig de leering die Ds. L. uit dit verhaal wil trekken omtrent de verhouding tusschen de moeder en de getuigen, dat n.l. „de moeder vóór de getuigen ging en in dezen boven hen stond." Wy zouden het tegen deel niet gaarne beweren, doch hier staat een voudig: De getuigen besneden het kind en noemden zyn naam. Doch Elisabet komt hier tegen op uit geloofsgehoorzaamheid. En Zacha rias gewenkt zynde beslist: Johannes is zyn naam. Ook dit tweede Schriftuurlyk argument is werkelyk niet houdbaar. En omtrent de ke ringen, die Ds. L. er uit wil halen, zou prof. Meyer zeggen: rein eingetragen Voegt Ds. L. hier het verhaal bij van een doopsbediening, waar by absentie van den va der de geloovige moeder heur kindeke ten doop hief en de leeraar 't formulier gebruikend, rekening hield meten sprak van getuige, zonder de ware moeder te noemen, dan is dit m. i. een ongelooflyke dwaasheid en ergernis. Doch ik vermoed, dat 't hier geen vrome Elisabet gold, doch een vrouw, die of onder censuur stond of geen beiydenis deed van 't geloof. Anders is toch de regel, wanneer óf vader óf moeder een geloovige is, dan moet 'tkind als „in Christus geheiligd" gedoopt wezen. Voor dit maal tot hier. Een volgenden keer toetsen we D. V. het derde argument uit Lukas 2 22—24. Dr. W. Gereformeerd Schoolonderwijs. De Gereformeerde school in de Gravenstraat heeft weer een jaar doorworsteld en zich door Gods goede gunsten niet alleen boven gehouden, maar als de palmboom groeit ze in den druk. 't Is een heele inspanning en zorg, een school voor ruim 250 kinderen tot bloei te brengen, doch de Heere schynt dit lieflijk voorrecht aan 't Middelburgsch gereformeerde volk te willen gunnen. Ruim 4000 gulden was er noodig, doch het zou er gekomen zyn, indien het niet noodig gebleken ware, een honderdtal banken aan te schaffen en wy hopen, dat men al gaande weg, ook deze extra-uitgave nog wel te boven komen zal. Op de jaarvergadering gisteren avond, by ongesteldheid van den voorzitter, br. Verhage. door br. Ie Cointre geleid, heerschte dan ook een opgewekte stemming, en met biydschap werd vernomen, dat door eendrachtige toewij ding van allen, die onderwys geven, de resul taten gunstig zyn en de aanvragen zoo talryk worden, dat men onmogelijk alle kinderen kan bergen. Plannen tot uitbouw zyn in overweging. Eer lang zal een afzonderiyke ledenvergadering over een voorstel, door 't bestuur in te dienen, be slissen. Een financiëele commissie van 5 broeders werd benoemd met Mr. Dieleman tot modera tor. Staande de vergadering werd voor 't tekort honderdvyfentwintig gulden ingeschreven, en dringend bevelen wy allen gereformeerde man nen en vrouwen te dezer stede aan, om de po gingen der benoemde broederen met groote vriendelijkheid te steunen ten einde 't tekort geheel te delgen en de contributiën minstens te verdubbelen, want die zyn verwonderiyk laag. Zegene de Heere den arbeid van onderwij zers, bestuur en leden. Bloeie de Middelburg- sche Gereformeerde school! Dr. W. Ds. C. Hoek te Schettens is op 33 jarigen leeftyd overleden. Tot correspondent van het gesticht „Eudokia" voor Vlissingen is benoemd de Heer P. G. Laernoe8, Walstraat. Tot het ontvangen der plaatsengelden over het afgeloopen kwartaal zal D. V. worden -zit ting gehouden in de bewaarschool, Korenstraat, Zaterdag, 1 April, van des avonds zeven tot acht ure. J. Pzllb, Boekh.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1899 | | pagina 2