Uit de Heilige Schrift.
Belijdenis en School.
YR1JDAG 30 DECEMBER 1S98.
No. 52.
Ds. J. HULSEBOS, en Ds. A. LITTOOIJ.
7e Jaargang.
EEKBLAD GEWIJD AAN DE ^ELANGEN DER pEREFORMEERDE J^ERKEN
IN ^EELAND, j^OORD-j3RABANT EN J^IMBURG.
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behouden.
Jesaja 33 22.
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeideHeeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van destem desHee-
ren"? Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 15 22.
Abonnement per 3 maanden f 0.85. Afzonderlijke nos.
8 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den
Uitgever in te zenden.
OUDE JAAR.
En zijns KoDinkryks zal geen
einde zijn.
Lucas 1 336.
Het is de vooravond van, of de Oudejaarsdag
zelve, waarde lezer! wanneer u dit nummer
van ons blad in handen en onder de oogen
komt. En, hoewel wij niet willen vooruitloo-
pen op de verkondiging des Woords, die u aan
den uitgang des jaars en aan den Nieuwjaars
morgen en Nieuwjaarsdag beidt, zoo mag toch
ook ons blad niet achterblijven met getuigenis
te geven aan den ernst der roepstemmen, die
inzonderheid bij de wisselingen des jaars zich
voor ons vermenigvuldigen.
Ook ten opzichte van dit ons blad betaamt
het ons en is het ons eene behoefte in te stem
men met het accoord der dankzegging, waarin
de Gemeente Gods haar harte mag uitstorten
bij den terugblik op den wederom afgelegden
wegGeringer dan al deze weldadigheid en al
deze tromve. De Heere gaf èn redacteuren èn
uitgever èn drukker krachten en gaveu tot de
zen arbeid, die, hoe gering en veelszins ge
brekkig, toch de eere Gods en het welzijn der
kerken onder het heerlijk Koningschap van den
uit Bethlehem voortgekomen Heerscher bedoelde.
Week aan week mochten wij eerst met onzen
beminden ds. Feringa en daarna ds. Littooij en
ik, u toespreken en onderrichten, zoo uit Gods
Woord rechtstreeks, als uit dat Woord, toege
past op de tijdsomstandigheden, en uit de ge
schiedenis der Kerk. En of wij nu het genoemde
doel hebben gediend, zal de Heere beslissen.
Hy doe verzoening over het gebrekkige, dat
onzen arbeid aankleefde, doch wij zijn niet
zonder hope van toch iets ook in dezen weg
te hebben mogen doen voor Zijnen Naam en
zaak in dit zoo veelbewogen en snel wisselende
leven.
Maar breiden wy nu van dezen onzen arbeid
onzen gezichtskring wijder uit, beluisteren wy
de stemmen, die rondom ons zich verheffen,
dan zien wij hoe alles voorbygaat en niets
bestendig is hier op aarde, dan hooren wy de
stemmen der vergankelijkheid.
Ohoe ontzettend is de nietigheid, het voor
bijgaan van al wat groot en heerlyk is onder
de menschen. Dagelijks is dit op te merken,
maar inzonderheid aan het eind van een der
jaren, een der tydperken, waarmede wij den
tijd meten. Hoe is dit jaar ook weder als een
droom voorbijgegaan. Wat verwoestingen ook
nu, in die korte spanne tijds, door den dood
aangericht
Van wegen de zonde zijn wij aan de vergan
kelijkheid onderworpen, van wegen de zonde
is dat snel voorbijgaan en verwelken zoovree-
selyk voor den mensch.
Den mensch, van God vervreemd, ontzinkt
alles 1 Alles, wat hij doet en bouwt en verga
dert is ydelheid. Zie, wat er van de voorge
slachten overig is. Ook na den doed zet de
tijd zyne verwoestingen voort. Wat is er van
al die geslachten, uit vroeger eeuwen? Niets
dan een handvol stofs. En wat is er van de
werken hunner handen? 'tVergaat, 'twordt
opgeruimd, om voor 't nieuwe plaats te maken,
dat op zyn beurt wordt verdrongen.
En boven dit vergankeiyke troont de Heilige,
de Onveranderiyke, dfe alleen onsterfelykheid
bezit. Hij alleen kan ook die macht der ver-
anderlykheid temperejn, gelijk Hy doet, maar
ook stuiten, ja opheffen Hij verandert de tyden
en stonden. Hy, de Koning der Eeuwen, Hij
deed op Jozua's gebed de zon en de maan stil
staan.
Maar Hy, de Heilige doet ons ook veranderen
door zijnen toorn en voorbijgaan door Zijne
verbolgenheid.
Doch, in Zijne genade ontfermt Hij Zich over
Zyne kinderen. Hy delgt hunne schuld uit,
vernieuwt hun hart en neemt hen op in Zijn
onveranderlyk en eeuwig Koninkryk. Voor
'tkind Gods verliest de vergankelijkheid, waar
aan hij nog eenigen tijd onderworpen blijft, hare
beschuldigende en verdoemende kracht. De
Heere doet zich kennen als den Onveranderiyke.
Hy legt voor den Rechtvaardige weg een be
stendig wezen Hij 1.do Getrouwe en Ontfer
mende^ naar zyn eeuwige en onveranderiyke
liefde, zijne beloften falen niet.
Van het kindeke in Bethlehem, van Gods
eeniggeboren Zoon, in het vleesch geopenbaard,
van den Middelaar Gods en der menschen, den
lust en de liefde van al Gods arm volk, wordt
dan ook gezegdEn zijns Koninkrijks zal geen
einde zijn. Lezerbukt gij u ook waarlyk onder
zyn liefelyk juk, erkent gij als onderdaan Zijne
heerschappy O mochten ook de stemmen der
vergankelijkheid uitdryven tot Christus, uitdrij
ven tot den troon der genade en doen bidden
Verkwik mij eer ik sterf. In de veelheid der
onderdanen is 's Konings heerlijkheid Dat nog
velen de noodiging hooren en verstaan Wendt
u naar mij toe, en wordt behouden
Het rijk van Christus is bestendig, Zyne be
loften zijn waar. O wat hebben groote heer-
schers, als een Napoleon al niet beloofd? en
wat is er van geworden? Onze Koning roept
het ook heden zijn volk toeZoo wie den wille
Gods doet blijft tot in het eeuwige leven, en Zoo
wie in mij gelooft zal leven, al ware hij ook ge
storven. Hulsebos.
Wanneer de Middelburgsche Courant en ook
andere liberale couranten over het Kindeke Je
zus schrijven, verheugen zij zich over de ge
boorte van dit kind, omdat het zulk een groot
en edel en krachtig mensch is geworden. Zij
vergelyken Hem, groot geworden zijnde, bij de
eerste mannen uit het heidendom. Van Zyne
ontvangenis uit den Heiligen Geest spreken zij
niet, of zij spotten er mee. Dat de geboorte
van het Kindeke Jezus door den engel Gabriël
is aangekondigd, en dat eene menigte van het
hemelsche heirleger zijne geboorte in Bethlehem
Efrata heeft bezongen, gelooven zij niet. Dat
dit Kindeke de Immanuël, God met ons, God
geopenbaard in het vleesch is, houden zy voor
legende, en behoort dies voor hen tot de oud
wij fsche fabelen. Van aanbidding van het Kin
deke in geest en waarheid kan by deze schry-
vers en leiders des volks dan ook geene sprake
zyn. Hoe hoog zij Jezus ook roemen, vooral
als philantropisch mensch, toch vernederen zy
Hem diep. Immers Hij is volgens hen slechts
een voortreffeiyk mensch. Op het standpunt
der Joden plaatsen zy zich in betrekking tot
Hem; immers, nu zij niet gelooven, dat Hij
Gods eeniggeboren Zoon, d. w. z. God uit God
is, moeten zy den Joden, met het oog op en
gedachtig aan hunne wetten, gelijk geven, dat
zy Hem als een godslasteraar moesten dooden.
Als wij den Geborene te Bethlehem beschou
wen, gelyk het de Middelburgsche Courant op
Kerstfeest en op andere tyden doet, dan is Hy
niet de beloofde aan de vaderen en niet de per
soon, dien Hij zelf gezegd heeft te zyneen
godslasteraar en volksmisleider was Hij dan,
en dientengevolge moest Hij naar de wetten,
door God aan Israël gegeven, gedood worden.
De Joden hebben het goed gevoeld en inge
zien, dat de liberalen hun in den grond gelijk
gaven. Geen wonder dan ook, dat zij in den
stryd, dien de liberalen tegen ons, och ja, te
gen den Christus Gods en den Christelyken
godsdienst streden, getrouw en schier als een
eenig man aan hunne zyde stonden.
In bondgenootschap met deze afvallige Chris
tenen streden zij tegeu den door beiden uitge
worpen en gehaten Christus, die te Bethlehem
geboren en op Golgotha gekruisigd is.
Dat zij in een Christenland, in het land der
vrijheid, zulke voorname en zoovele bondge-
nooten zouden krijgen, hebben zij zich, toen
zij hier eene rustplaats vonden, wel niet kun
nen voorstellen.
Gewis is dit boven hunne verwachting geweest.
Wy kunnen het wel begrijpen, maar niet
edel en goed vinden, dat de Joden de liberalis-
ten zoo trouw en ijverig hebben geholpen, om
ons, belijders van den Christus Gods, vooral op
het gebied van het onderwijs te miskennen en
te verdrukken.
De Joden, die hier vryheid genoten en ge
vonden hebben, hadden zich voor de vrijheid
en tegen de dwingelandy der liberalisten in de
bres moeten stellen.
De Natie, die al het bittere en smadelijke
der miskenning en achteruitzetting allerwege
ervoer en doorleefde, had niet moeten kunnen
meedoen aan dit heillooze, kleinzielige en den
mensch onwaardige werk.
De mannen, behoorende tot de Joodsche
Natie, hadden, inplaats van daaraan mee te
doen, moeten zeggen„Wij hebben daarvan te
bittere ervaring, om er op onze beurt aan te
kunnen meedoen. Helaas die grootheid der
ziel hadden zy niet. Zy lieten zich niet onbe
tuigd. In den strijd tegen ons, anti-revolutionai
ren, waren zij meegenooten, waarop de afval
lige liberalisten konden rekenen. Eerst nu
daagt er in der Joden sfere eenig licht in dezen
voor ons duisteren nacht. Eerst nu het den
godsdienstigen Joden duidelijk wordt, dat ook
hun godsdienst, door middel van het gods-
dienstlooze onderwijs verloren gaat.
Om dat te voorkomen, vóór het te laat is
en ook hun volk van allen godsdienst beroofd
en ongeloovig is geworden, wenschen de
meeste Opperrabijnen, de heer de Pinto en an
deren, dat er gezindheidsscholen zullen komen
scholen dus, naar de godsdienstige belijdenis
hunner ouders.
Het spijt ons, dat zy zich nu eerst, ja
nu zy zich ook in hun godsdienst bedreigd
zien, daarvoor in de bres stellendoch het
verblijdt ons, dat zij tot dit inzicht zyn geko
men en met ons den strijd aanbinden tegen