vari a. Belijdenis en School. en onder eenig besprek en inbinding aangenomen. Andere provinciën volgden. In het Sticht van Utrecht werden de predikanten, die van de humeuren der St. Jacobskerk waren en zwarig heid maakten, om de Synodale besluiten aan te nemen, afgezet. Over het geheel heeft de Haagsche Kerken ordening veel invloed gehad en werkte krachtig mede, om het verband der Kerken onderling te sterken en te bevestigen. Aan de kosten der vergadering droegen de Staten van Holland de som van 240 ponden (1440 gulden) bij. Omtrent de werkzaamheden der Synode hopen wy in een volgend artikel nog een en ander mede te deelen. Hulsebos. Een amendement, om de gelden voor de hei- densche offerfeesten te Lombok te schrappen, door den heer Brummelkamp mede namens de anti revolutionaire leden der Tweede Kamer in gediend, is door den heer Makcay, afgevaardigde voor het district Kampen, bestreden bestreden op eene wijze, die hem, helaas, den bijval der li beralen, deed verwerven, 't Is zeer jammer, dat ook de heer Lohman deze bestrijding be zegelde. Zooals bekend is, heeft Dr. Kuyper het toe staan van deze gelden scherp afgekeurd. De heer Brummelkamp nu nam, bij afwezigheid van Dr. Kuyper, blijkbaar op wat deze had begon nen. Dat gevoelde en wist de heer Makcay natuur lijk even goed, ja beter dan wij. Daaraan gedachtig moet het leed doen, dat de heer Makcay in afwezigheid van Dr. Kuy per het amendement, waarbij het werk van Dr. K. werd voortgezet, zoo ingrijpend tol bestreed. Zij toch, die tégen het goedkeuren van de gel den voor deze offerfeesten waren, werden dooi den heer Makcay als ondankbare en onbijbel- sche menschen ten toon gesteld. Alzoo ten toon gesteld werden de heer Brummelkamp en zijne politieke vrienden, en niet het minst Dr. K., die zich zoo sterk tegen het verstrekken dezer gelden had verklaard. Maar voor alles is het de vraagverdienden zij het in dezen alzoo ten toon gesteld te worden? Naar het ons voorkomt, verdienden zy dat niet. De heer Makcay bestreed hen, én door een beroep op den heer Keuchenius en zich zel ve, èn op het uitnemende doel dezer offerfees ten én, wat voor anti-revolutionairen alles zegt, ja het einde van alle tegenspreken is, dooreen beroep op het woord des Heeren. Hetgeen de heer Brummelkamp c. s. met het amendement wilden, was, zoo beweerde hij en toonde hij, naar het leek, aan, in strijd met hetgeen de zoo trouwe en zoo ernstige heer Keuchenius had ge daan, toen hij Minister van Koloniën was. Doch hierin vergiste de heer Makcay zichimmers voor Lombok zijn in Keuchenius dagen geen gelden voor die offerfeesten op de Begrooting ge bracht. De heer Makcay heeft dan ook zijn beroep op den heer Keuchenius, in betrekking tot Lom bok, moeten intrekken. Alles wat hij dus ter bestrijding van het amendement over de hooge beteekenis van onzen Keuchenius had gezegd, verviel. Dat verviel, met het oog op Lombok ten minste zeker. En als men daarbij in het oog houdt, dat nieuwe gelden voor die offer feesten toe te staan, heel wat anders is, dan ze in Indië te ontnemen, dan is dit vooral van beteekenis. Keuchenius heeft, wat de heer Makcay eerst beweerde, geene nieuwe gelden daarvoor aan gevraagd. En de eenmaal elders voor die feesten toegezegde gelden, staan niet op zich zelve, ze staan in verband met overeenkomsten die zijn aan gegaan. Daar komt bij, dat het niet aan gaat, van iemand, die slechts eenige maanden Minister is, te eischen, dat door hem alles wat, neen. niet in jaren, maar in eeuwen bedorven is, hersteld zal worden. Dit toch is onmogelijk. Zelfs hebben dat *s Heeren apostelen niet gedaan immers de besnijdenis lieten zij nog een tijdlang toe, toen reeds de doop in de plaats er van door den Heere was gegeven. Daarbij komt nog, dat, waar er zooveel te verbeteren is, niet op alles in eens het oog valt, en men ook niet met alles tegelijk kan en moet aankomen bij onze Tweede en Eerste Kamer. Luther zag in zyn tijd ook al de ge breken niet op eenmaal. Langzamerhand, om maar eens iets te noemen, werd het hem dui delijk, dat hij ook den paus, het zoogenaamde zichtbare hoofd der kerk, niet langer kon en moest erkennen. En dat men in Nederland als Christen-staats man niet te veel moet eischen en niet met alles op eenmaal moet aankomen, wil men wat gedaan krijgen, weet de heer Makcay beter dan wjj. Ja, dat weet de heer Makcay, die, toen hy Minister was, de schoolwet indiende, welke niet gaf, wat vooral de armen, die de Christe lijke school begeeren, gewis, ook naar zijne gedachte, noodig hadden. Al heeft dus de heer Keuchenius, de weinige maanden die hij Minister was, niet alles in orde gebracht, wat in Indië te verbeteren is, en al is het, dat in betrekking tot de gelden voor de heidensche offerfeesten geheel anders behoort gehandeld te worden als in zijn tijd het geval was en thans nog geschiedt, nochtans heeft men gansch geen recht, daaruit af te leiden, dat Keuchenius niet tegen dat alles was en het niet wenschte te verbeteren en te veranderen, wanneer hem daarvoor maar den tijd ware gegeven. Doch gelijk de heer Makcay zich vergiste, met het oog op Keuchenius, wat Lombok aangaat, zoo vergiste hij zich ook in zyn beroep op zich zelf; want noch hy noch Keuchenius had de aanvraag dier gelden voor Lombok gedaan. Maar al ware het ook, dat deze aanvraag door den heer Makcay was geschied, of, dat door hem voor Bali daarvoor gelden, neemt aan, uit overtuiging op de begrooting zyn ge bracht, dan is daarmee, het spreekt van zelf, niet uitgemaakt, dat dit goed is, goed is voor God en voor de Nederlandsche Natie. Ter bestrijding van het amendement beriep de heer Makcay zich ook op het doel van de bedoelde offerfeesten. Zij dienen te Lombok en elders, om openbaring te geven aan de dank baarheid voor de zegeningen in den oogst ont vangen. En zou nu Nederland geen geld mogen geven, teneinde die dankbaarheid te doen uiten Maar afgezien nu eens van de Heidensche wyze, waarop zij hunne dankbaarheid kenbaar maken, is het de vraagWien zij voor die ze geningen eeren? Eeren zij den eenigen, wa ren God, die nog altijd ook door onze Overheid wordt beleden, of verloochenen zij Hem en brengen zij, Hem verloochenende, hunne offers aan hunnen zoogenaamden god Dat het laatste het geval is, weet de heer Makcay, de heer Lohman, de Minister, en we ten wij allen. En nu was het en is het de vraag: mag onze Overheid daaraan meedoen, door daarvoor geld te geven Het te verbieden of er aan mee te doen is, zoo als ieder weet, volstrekt niet hetzelfde. Wij mogen er niet aan meedoen, zoo was alleen maar de bewering van Dr. Kuyper en van de heeren Brummelkamp en zijne poli tieke vrienden. De heer Makcay, de heer Lohman, de Minis ter en anderen hebben, helaas, het tegenover gestelde standpunt ingenomen. Het beroep op de Heilige Schrift raakte, zoo als in dezen voor de hand ligt, dan ook kant noch wal. Wij hebben gaarne dat het Woord onzes Gods ten bewijze, ook in de Tweede Kamer, aangehaald wordtdoch wanneer het zoo ave rechts geschiedt, dan betreuren wij het. Op de bewijzen uit de Schrift komen wij D. V. terug. Nu zeggen wij nog slechts. als het aan de toepassing hunner beginselen toekomt, zijn de anti-revolutionaire kiezers van de dagen van Groen van Prinsterer af doch niet door de zen menigmaal diep teleurgesteld. Littooij. Uit De Volksvrienddie te Oranje City, in Amerika verschijnt, nemen wij over „DANKDAG PROCLAMATIE. Door den President. Washington, 28 Oct. De aannaderende No- vembermaand brengt ter onzer herrinneing de instelling onzer voorouders, bestendigd door alle tijden sinds, geworteld in onze heiligste traditiesom, namelijk, den Almachtigen God dank te betuigen voor de zegeningen welke Hij ons het afgeloopen jaar heeft geschonken. Weinige jaren in onze geschiedenis hebben ons zooveel dankensstof gegeven als dit jaar. Wy werden bevoorrecht met een overvloedigen oogst, onze binnen- en buitenlandsche handels belangen zyn op bewonderenswaardige wyze toegenomen, ons publiek crediet is verbeterd en versterkt, alle deelen van ons gemeenschap pelijk land zyn in inniger banden van nationaal streven en eenheid op het nauwst tot elkaar gebracht. Voor een korte periode was de lucht donker wegens oorlogswolkenmaar waar wy genood zaakt werden het zwaard op te nemen in het belang der menschheid, is het ons vergund ons te verblijden dat de stry'd zoo kort van duur was, en de verliezen die wij te betreuren hadden, schoon pijnlijk en beteekenis vol, zoo weinige zijn geweest, in aanmerking genomen de groote uitkomsten die verkregen werden dat wy wel bezield mogen zijn met danker kentenis en lof aan den Heere der Heirscharen. Het past ons Zijnen heiligen Naam te prijzen en groot te maken daarvoor, dat de vyande- lijkheden zoo haastelijk ten einde gebracht werden, zoodat beide zijden gevrijwaard werden voor de onberekenbare jammeren verbonden aan een langdurigen krijg. Daarom noodig ik al myne medeburgers uit, die binnenslands zyn en op zee, om den 24n November af te zonderen en waar te nemen als een dag van Nationale Dankzegging, om saam te komen in hunne respectieve plaatsen van eeredienst en lof en dank toe te brengen aan den Almachtigen God voor al de zegenin gen van het jaarvoor het gewenschte sei zoen, voor de vruchtbaarheid van den bodem, voor de voortdurende welvaart des volks, voor de vaderlandsliefde en dapperheid onzer land- genooten, voor de glorie onzer overwinningen de hoop op een rechtvaardigen vrede, en om te bidden dat de Goddelijke leiding, die ons tot hiertoe veiligheid en eer bracht, genadiglijk ons bijblijve in de jaren die volgen. Door den President. William McKinley. John Hay, Staatssecretaris". Welk een verschilOns Ministerie wilde zelfs geene ure van gebed en dankzegging uitschrij ven, toen onze Koningin de regeering aan vaardde; maar geeft wel geld uit 's Landskas voor, en laat alzoo Nederland meedoen aan, de heidensche offerfeesten in onze Indië. Littooij. s Gravenpolder 34 Nov. '98. Heden avond had alhier na bediening des Woords door Ds. van der Veen van Goes, onder leiding van den kerkeraad van Goes, bijgestaan door een drie tal Deputaten der Classis, nl. DD. Koopmana van Heinkenszand, Kerssies van Biezelinge en Oud. Louisse van Baarland, de institueering der Gereformeerde kerk plaats. Ds. v. d. Veen had tot tekst voor deze ge wichtvolle ure gekozen het middelste gedeelte van Openb. 3 8, en bepaalde ons in een boeien de leerrede op ernstige wijze bij Gods almach tige genade tegenover onze kleine kracht. Hierna had de instelling der ambten plaats. Tot Ouderlingen werden gekozen: de HH. W. de Schipper Cz. en J. van Liere, en tot Diake nen de HH. J. J. Oranje en Chr. Louisse, welke broeders daarna door Ds. van der Veen plechtig in hunne ambten werden bevestigd. Daarna trad namens de Classis Ds. Koop- mans voor ons op, die in eene korte toespraak de blijdschap der zusterkerken over ons voor recht vertolkte, den kerkeraad van Goes dankte voor den gewaardeerden arbeid alhier in pre diking en een reeks van jaren in Catechisatie verricht, en, na onze gemeente in den gebede den Heere te hebben opgedragen, dit plechtig samenzijn met het uitspreken van den zegen besloot. Wij zijn verblijd, dat de Heere onze God ons tot zoover heeft gebracht, en bevelen ons bij dezen in de liefde onzer zusterkerken in de Classis en van ons Vaderland aan, en hopen, dat de Heere zich over dit kleine kuddeke ont- ferme, door ook de Broeders en Zusters alhier, die met ons Zijnen Naam belijdenmet ons te vereenigen, en wy alzoo met hen in de plaats onzer inwoning ten rijken zegen worden ge steld. Namens den Kerkeraad Johs. van Liere, Praeses. W. de Schipper Ez. Scriba. P. S. Het adres dezer kerk is bij den laatst ondergeteekende. Volgens bericht in sommige bladen heeft het Bestuur der gereformeerde gem. B te Vlissin- gen (wij vermoeden het Bestuur der Kerkelijke Kas van de Geref. Kerk te Vlissingen B) haar gebouw (kerkgebouw?) verkocht aan de Maat schappij de Schelde en nu de z.g.n. Franscbe erve gekocht om daarop een nieuwe kerk te bouwen. Men hoopt, zoodra de toestemming van het gemeentebestuur enz. is verkregen met den bouw aan te vangen.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1898 | | pagina 2