Uit de Heilige Schrift.
Belijdenis en School.
7e Jaargang.
VRIJDAG 25 NOVEMBER 1898.
No. 46.
Ds. J. HULSEBOS, en Ds. A. LITTOOIJ.
^VEEKBLAD GEWIJD AAN DE j^ELANGEN DER pERE FORMEER DE JCERKEN
IN ^EELAND, OORD-j^RABANT EN j_^IMBURG.
Want de HEERE ie onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hij zal ons
behouden.
Jesaja 33 22.
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeideHeeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 15 22.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten ran 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
t\jdig, uiterlijk Vrydagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
PSALM L.
I.
GOD IS RECHTER.
Opdat wij steeds zouden leven onder den in
druk van Gods oordeel over ons zijn en over
alle onze daden, over onzen godsdienst en het
belijden van Zijnen Naam, zoo predikt ons Gods
Woord geduriglijk het gericht, het eindgericht.
Dit behoort onder de zaken, die wel het dui
delijkst en het uitvoerigst in de Schrift worden
behandeld en dat door alle tijden heen. Reeds
Henoch getuigde en zijn getuigenis wordt in
het laatst der Godsopenbaring door Judas her
haald. De Heere Jezus spreekt herhaaldelijk
van den dag des gerichts en beschrijft het
oordeel uitvoerig in zijne laatste redenen. En
aan den Ziener op Patmos werd ook een blik
gegund in het laatste gericht, als hij de doo-
den, klein en groot, zag, staande voor God, toen
de boeken werden geopend.
En gelijk wij dan in menig woord en in meer
dan een profetisch gezicht als verplaatst wor
den in het oordeel van den jongsten dag, zoo
stelt ons deze psalm den Heere voor als Rech
ter, gelijk Hij nu oordeelt naar Zijne gerechtig
heid en waarheid en eenmaal vonnis spreken
zal op den jongsten dag.
En wat nu bizonder moet treffen is, dat des
Heeren oordeel hier wordt vernomen over de
ware en de valsche kerk, over den oprechten
geloovige en den naamchristen. Maar tevens
wordt dan ook de ware dienst Gods in het
aangezicht van den Heere Christus Jezus voor
gesteld en aanbevolen eene rijke stoffe dus tot
biddend zelfonderzoek, eene ernstige aanmaning
tot bekeering, maar ook tot onderwijzing en
bemoediging voor de ziele, die God vreest en
voor Zijn Woord beeft.
God is in alle volmaaktheid Rechter. Dit
wordt betoogd in het eerste deel des psalms
tot en met het zesde vers.
De aardsche rechter verklaart bij den aan
vang van zijne rechtspraak, dat hij recht spreekt
in den naam des Konings. Hij verklaart, op
welken grond zijne autoriteit steunt en wat
de waarborg is voor de uitvoering van het
vonnis, dat hij zal uitspreken. Ook verklaart
de aardsche rechter welke het gebied is, waar
toe zijne rechtspraak is beperkt.
Maar de Heere heeft zijn rechtsgrond in zich
zei ven en niets beperkt zijn gebied
Hoort het: De God der goden, de Heere spreekt,
en roept de aarde van den opgang der zon tot
aan haren ondergang. Zijne wet kent geene
grenzen, en welk menschenkind zou zich aan
zijnen rechterstoel kunnen onttrekken? Maar
het komt er op aan nu in dit heden zich aan
zijne wet en oordeel te onderwerpen en Hem
met onze schuld te voet te vallen. Ik zal mij
nen Rechter om genade biddenMaar wee, wie
zich aan het oordeel Gods niet storen, ja zich
daaraan meenen te kunnen onttrekken en zeg
gen De Heere hoort het niet en ziet het niet.
De Heere houdt gericht als vorst van Zion,
als Die zijnen zoon heeft gezalfd tot Koning
over Zion, den berg zijner heiligheid.
Naar zijne wetten en rechten, op Zion ge
openbaard, is zijn oordeeltot vreugde en uit
redding van zijn gekend volk zal dat oordeel
uitloopen.
Uit Zion, de volkomenheid der schoonheid, ver
schijnt God blinkende. De Heere en zijn Zion
zijn als 't ware een. Als Hij verschijnt ten ge
richte, zal ook de schoonheid en glans van Zijne
gemeente, van zijne zaak hier op aarde uitko
men, voortvloeiende uit Christus. Gelijk de
glans van de heldere middagzon zal de heer
lijkheid en de rechtvaardigheid Gods, maar ook
het goed recht en de gelukzaligheid zijner kerke
uitblinken. Niet onwaarschijnlijk zinspeelt de
psalmist hier op de schittering van den wolk
kolom in den duisteren nacht. De kerk Gods,
zijn Zion, is daar tot een blijvend teeken door
alle eeuwen heen, dat de Heere ten gerichte
komt.
En nu het komend gericht zal maar niet
eene schijn vertooning zijn. Hoe zullen de spot
ters beschaamd wordenWy hebben met
eenen levenden en waarachtigen God te doen
Onze God zal komen en zal niet zwijgeneen
vuur voor zijn aangezicht zal verteren, en rond
om Hem zal het zeer stormen.
Gods Woord is de daad. Het vuur vertegen
woordigt zijne heiligheid, de storm zijne almach
tige kracht.
En de geheele schepping, engelen en men-
schen, zullen getuige zijn van dit oordeel, waar
van geen appèl meer overblijft. Dit zal met
recht een oordeelen zijn met geopende deuren.
Hij zal roepen tot den hemd van boven en tot
de aarde, om zijn volk te richten. Het oordeel
begint met het huis Gods. Voor aller oog zal
deze dorschvloer worden doorzuiverd, het koren
worden ingezameld, het kaf met onuitblussche
lijk vuur verbrand.
Dan zal de eenheid van Gods Kerk op 't heer
lijkst uitblinken. De Heere zal het dan in alle
volheid openbaren, wie de zijnen zijn. Het
kostelijke zal van het snoode worden uitgetrok
ken Verzamelt Hij, mijne gunstgenooten, die
mijn verbond maken met offerande'. Het zijn
die allen, die vrede hebben gevonden door de
offerande, het bloed des kruises, en alsgekoch-
ten met dat bloed den Heere toebehooren.
Hemelsche geesten en de geesten der volmaakt
rechtvaardigen zullen het onfeilbaar oordeel
verheerlijken van de goddelijke vierschaar!
En de hemelen verkondigen zijne gerechtigheid
Want God zelf is Rechter. Sela
Sela. Pauze. Hier mogen ook wjj wel ver
vuld met diep ontzag eene wijle rusten, terwijl
wy met ootmoedig gebed tot God ons eigen
hart onderzoeken
Hulsebos.
De jeugdige natie. Zelfs in de verstrooiing
zit er kracht in de oude, Joodsche natie, maar
deze zit er ook in de jeugdige natie, hoewel
zij door emigratie uit zoo vele andere landen
is saam gesteld.
Dat bleek in den oorlog tegen Spanje. Toch
valt zij ons tegen. Haar zedelijke kracht is
niet zoo groot als in de proclamatie, waarmee
zy den oorlog aanving, zich verluiden liet.
Menschlievendheid deed haar, zoo sprak ze, het
zwaard uit de schede halen. Ook wij schreven
vóór eenige maandenlaten wy, zooals de
Amerikaansche bladen van ons verlangen, zoo
lang het tegendeel niet blijkt, in de menschlie
vendheid. dezer jeugdige natie gelooven.
De Christelijke staatkunde lachte ons altijd
toe, terwijl wy de baatzuchtige politiek ver
foeiden. Veroveringszucht nu was er, zeiden
de Amerikanen, niet in het spel.
Velen, daaronder ook Ds. Gispen en Prof.
Noordtzij, opperden, ten spijt van de Nederlan
ders, die naar Amerika gingen, twijfeldoch
van achteren blykt het, dat zij, die over die
menschlievendheid den schouder ophaalden,
geen ongelijk hebben gehad.
De Amerikanen toch willen, nu de oorlog
hun gunstig was, niet alleen den Cubanen
vrijheid geven, maar naar zich laat verluiden
èn over Cuba èn over Portorico èn zelfs ook
over de Phillipijnsche eilanden de heerschappij
hebben.
Teneinde deze te verkrijgen zetten zy den
Spanjaarden, die machteloos zyn, het mes op
de keel. Immers te Brooklijn moet men op
houden met de oorlogsschepen te herstellen,
omdat deze schepen niet op de helling zitten,
maar gereed liggen moeten, teneinde onder
den admiraal Schley zee te kunnen kiezen, in
dien de Spanjaarden niet alles toegeven. De
jeugdige natie wil dus ook koloniën hebben.
Natuurlijk verlangt ze dat uit menschlievend
heid. Ze redeneert zeker, als volgt: Het zou
onmenschlievend zyn, wanneer wij deze arme
volkeren onder de uitgeleefde, wreede Span
jaarden lieten, en ook onmenschlievend, wan
neer wy deze onmondigen zich zeiven lieten
regeeren, en daar wij ons nu eenmaal hun lot
hebben aangetrokken, kunnen wy ze evenmin
aan andere, beschaafde natiën overgeven, dien
tengevolge kunnen wij wel niet anders dan ze
zelf onder opzicht nemen".
Dat is oorlogsrecht zeggen anderen. Doch
zoo wordt hetgeen in de proclamatie stond
vergeten.
Littooij.
H. P. Oggel, uit Orange City, Jowa, in Ame
rika, redacteur van „De Volksvriendin Zee
land, inzonderheid in Axel, waar de familie
woonde of nog woont, welbekend, schrijft in
even genoemde courant, van 3 November
„I)r. Abraham Kuyper,
godgeleerde, staatsman, journalist en gevierde
redenaar, zal ook onze nederzetting een bezoek
brengen. Wat nauwelijks kon gehoopt, en nog
minder verwacht worden, dat Z.II.G. ook hier
zou optreden, zal toch, zoo de Heere wil, ge
schieden. Het zal ons voorrecht zyn om a. s.
Vrijdag, om half twee, in het kerkgebouw der
Eerste Geref. gem. dezen beroemden kampvech
ter voor zuivere beginselen op het gebied der
wetenschap, der politiek en der theologie, ja
op alle levensgebied te hooren. Velen onzer
lazen sommige van zijne geleerde werken, of
vergastten ons aan zyne stichtelijke overden
kingen en het is zeker met de grootste be
langstelling dat deze zeldzame gelegenheid
wordt tegemoet gezien. In Michigan en elders
werden de vergaderingen door hem toegespro
ken, over de onderwerpen waarin sedert een