Uit de Heilige Schrift. Belijdenis en School. 7e Jaargang VRIJDAG 4 NOVEMBER 1898. Ne. 43. w Ds. J. HULSEBOS, en Ds. A. L1TT00IJ. EEKBLAD GEWIJD AAN DE ^ELANGEN DER jjEREFORMEERDE JCERKEN IN ^EELAND, OORD-BRABANT EN j^IMBURG. Want de HEERE ia onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ona behouden. Jeaaja 33 22. ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeideHeeft de HEERE luat aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hoe ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22. Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 8 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tydig, uiteriyk Vrijdagmorgen, by den Uitgever in te zenden. VERANDERING. Wordt dezer wereld niet gelijkvor mig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds. Romeinen 12 2. Met deze wereld wordt bedoeldhet leven en streven naar de beginselen dezer Eeuw, naar de wisheid der menschen met verwerping der wijsheid, die uit God is. Het is een gevaar voor de kinderen Gods, om dezer wereld gelijkvormig te worden, dat wil zeggen zich deze wijsheid der wereld ten voorbeeld te stellen, zich daarnaar te vormen. Die wisheid heeft schijnbaar zooveel succes, is vaak zoo verleidelijk. En zoo ligt valt men in hare strikken, wanneer men het gebied van het stoffelijke en aardsche leven afscheidt van den Dienst Gods, welke kwaal, meer dan wij den ken, in onze kerken heerscht. In de tijdelijke dingen, zoo meent menigeen, mag men veilig de beginselen van de wijsheid dezer eeuw volgen. En toch is dit beslist niet zoo. Deze scheiding is ongeoorloofd, is zonde, brengt nadeel aan het geestelijk leven en aan de eere Gods toe, ja, is verderfelijk. En toch blijft die wereld aanhouden, die wereld nog in ons en om ons, om te trachten het fijne goud te verdonkeren en de kinderen Gods aan de aarden vaten geiyk te maken. De Heere is de getrouwe, maar toont dit in de vermaning en haar te doen verstaanWordt dezer wereld niet gelijkvormig. Hij wil, dat zijn volk wakende en biddende zij tegen deze ver andering, die op den geestelijken dood zou uitloopen. Toch moeten zy veranderen, maar met eene andere verandering. Wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds. Zoozeer als de we- reldgeiykvormigheid moet worden gemeden en afgebeden, zoozeer moet er biddend worden uitgezien naar de vernieuwing des gemoeds. Het oude, dat nog overig is, moet worden af gelegd, het nieuwe leven, dat uit God is door den Heiligen Geest, dat in Christus is, en dat zich op ieder gebied moet openbaren, dat leven moet dageiyks toenemen. En, gelyk nu de wereldgelijkvormigheid niet in de eerste plaats in het uiteriyke, maar in de innige overleg gingen des harten is te zoeken, zoo is ook de verandering, die moet worden nagejaagd, niet te zoeken in de uiteriyke gedaante, maar in de voortgezette vernieuwing des gemoeds. Dan volgt ook van zelve, gelyk by de verloochening der wereld, het uiteriyk. Deze verandering kan nimmer stilstaan. Dieper inzicht in de waarheid moet worden verkregen, het nieuwe leven moet in practyk worden gebracht, het gebed moet daarhenen worden gericht en de middelen gebruikt, die de Heere schenkt. Het nieuwe leven van vrede en biydschap en de harteiyke begeerte, om God te dienen heeft alzoo een dubbele worsteling, eene wor steling tegen de wereld in en om ons en tegen de onvolmaaktheid van het beginsel. Maar in «lezen stryd geeft de Heere Jezus de over winning. Eenmaal geen stryd meer, maar de volheid van het nieuwe, zalige leven. Hulsebos. Dr. L. H. Wagenaar, bedienaar des Woords te dezer stede, schreef vóór eenige weken, in De Nieuwe Zondagsbode, weekblad voor het volk, onder redactie van verscheidene predi kanten der „Ned. Herv. Kerk", onder meer, het volgende Hooggeachte lledaetie. Toen ik onmiddeiyk na myne intrede in een Zeeuwsche gemeente de broederhand uitstak naar u en uwe vrienden, is me dit wel op eenige klappen te staan gekomen, doch ook heeft my meer dan een harteiyke handdruk verkwikt, en waar uwe heuschheid mij zal toe laten, een tweeden voorslag in dezelfde rich ting te doen, daar vlei ik my thans met al- gemeene toejuiching. Aangezien Zeeland een provinciaal leven bezit en Middelburg en Goes van de ellips brandpunten zyn, van "iiile kanten gemakkelijk te bèreiken, zou ik wenschen dat we -— beur telings in een dier beide steden een jaar- ïyksche Zeeuwsche predikanten-conferentie moch ten genieten. Deze conferentie moet zich plaatsen op den grondslag van de onvoorwaardelijke erkenning van het goddelijk gezag der Heilige Schrift. Tot haar worden uitgenoodigd alle Zeeuwsche predikanten, die „van ganscher harte gelooven, dat Jezus de Christus is, de Zoon van God." (Handelingen 8 37.) In haar Moderamen wordt zitting verleend aan predikanten van onderscheidene kerkeiyke groepeering. Zoo mogelijk ook aan oud-gere formeerden en Lutherschen. Het komt my voor, dat de tyd voor een dergeiyk ontmoeten der broederen gekomen is en dat oor en hart opengaan voor de verma ning des dichters: toena'dring eischt der tyden nood Ik waag dit voorstel, bemoedigd door het geen onze Vlissingsche predikanten Voorhoeve en Hulsebos in den Zuider Kerkbode schreven." Dit schry ven werd het eerst beantwoord met het onwelwillend stukje van Dr. G. J. Weyiand, v. d. m. te Veere. Hierop nu volgde een geheel ander stuk van Ds. de Veer, te Middelburg. Deze schryft „Aan Dr. G. J. Weijland te Veere. A. Fr.In het laatste nummer van de N. Zondagsbode geeft Gij aan de Redactie Uwe bevreemding te kennen over de plaatsing van het ingezonden stuk van Dr. Wagenaar. Schoon ik nu wel niet behoor tot de Redactie in en- geren zin, toch mag ik U zeker wel vragen Waarom had de plaatsing van dit stuk gewei gerd moeten worden? Strekte het ons blad tot oneer, zulk een opstel ter lezing aan te bieden Ik kan het niet inzien. Wel kan ik my voorstellen dat hetgeen Dr. W. daarmede beoogde niet by een ieder gereede instemming zou vinden. Ook by U blykt dit het geval te zyn geweest. Nu zal ik U daarover niet hard vallen maar wel deed my minder aangenaam aan de toon van Uw schrijven, en vooral dat „van zóó onbetrouwbare zyde." Aan U het recht om U van medewerking te onthouden en Uw gevoelen in deze ook by anderen ingang te doen vindenmaar niet om op deze wyze W's voorstel te beantwoorden. Ik meen dat het belang van onze kerk, dat U en ook my ter harte gaat, daardoor niet wordt gebaat maar geschaad. Indien wy kunnen, laat ons medewerken om het „dat zy één zyn" van onzen Heer en Zaligmaker te helpen verwezeniyken. Het is pyniyk genoeg dat er telkens gewezen wordt op de verdeeldheid die er tusschen Christenen bestaat. Laat ons de kloof niet grooter maken, maar haar helpen dempen. Dat is de eisch des Christendoms en ook de eisch van den nood der tyden. 't Is toch duideiyk te zien dat de stryd tusschen geloof en ongeloof hoe langer hoe he viger zal worden. En naar mate het beginsel „de materie is de bron van alle verschijnsel," zijn verwoestende werking meer en meer zal openbaren, en het Christendom hier alleen redding kan bieden, wordt het hoog-tyd dat de Christenen niet hopeloos verdeeld tegenover elkander staan, maar „vergetende hetgeen ach ter is en zich strekkende naar hetgeen voor is," de handen ineenslaan, en hun roeping in en tegenover de wereld vervullen. Daarom vind ik den voorslag van Dr. W. zoo verwerpeiyk niet. De toekomst die wij tegengaan dringt, aan de vervulling van zyn wensch mede te werken." Omdat wy nog meer hebben, laten wy slechts dit gedeelte afdrukken van het schrijven van Ds. de Veer. Dr. Weyiand toch antwoordt: „aan Ds. G. W. A. DE VEER, te Middelburg. Geachte Ambtsbr. Het was myn voornemen niet, nog iets toe- te voegen aan hetgeen door mij zoo kort mo- gelyk is gezegd in het no. van 8 Oct. jl.maar uw schry ven verplicht mij tot eenig antwoord. Allereerst verzoek ik U met het oog op wat ik toen schreef te willen bedenken, dat het soms gemakkelijker valt hoffelyk en onop recht te zyn, maar dat het altyd beter is, hard en eerlijk te wezen. Bovendien ook met z.g, broederiyke vriendelykheid kunnen bittere slagen worden toegebracht. Wat uwe overige opmerkingen betreft, be hoef ik zeker evenmin over sociale toestanden, als over de verwoestende werking van het on geloof, evenmin over het Fransch-Duitsche so cialisme als over het Nederlandsche liberalisme in repliek te treden. Het geldt hier alleen de vraag, of wy hen die sinds jaren, bedekt en openlyk, in woord en daad, onze Kerk en ons weik op bittere wyze bestryden, of wy hen in een onbewaakt oogenblik als onze vrienden mogen beschouwen en vertrouwen. Waaruit blykt, dat de Heer Dr. Wagenaar en de zynen geen bittere vyanden meer zyn van onze kerk, aan welke wy in heilige uren trouw hebben beloofd? Waar is de helft van den zegelring dien deze vredegezant ons heeft te vertoonen, opdat wy de zekerheid mogen hebben, dat hy waariyk vrede wil? Op welke synode en in welke resolutie van deputaten werd uitdrukking gegeven aan eene gewyzigde beschouwing van de Kerk, die door ons wordt gediend?

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1898 | | pagina 1