Uit de Heilige Schrift.
Belijdenis en School.
7e Jaargang.
VRIJDAG 9 SEPTEMBER 1898.
Wo. 35.
Ds. J. HULSEBOS, en Ds. A. LITTOOIJ.
K. LE COINTRE
y/EEKBLAD GEWIJD AAN DE ^ELANGEN DER pEREFORMEERDE J^ERKEN
IN pEELAND, J1!OORD-BRABANT EN j^IMBURG.
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behouden.
Jesaja 33 22.
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 15 22.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1-5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familiel>erichten van 1 5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent
Uitgever:
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tijdig, uiterlyk Vrijdagmorgen, by den
Uitgever in te zenden.
DES VOLKS VREUGDE EN DES VOLKS GEBED.
En al het volk zeide: de koning
Salomo leve! En al het volk
kwam op achter hen en het yolk
pijpte met pijpen en verblijdde
zich met groote blijdschap, zoo
dat de aarde van hun geluid
spleet.
1 Kon. 1 396, 40.
Dit Schriftwoord getuigt van des volks vreugde
en des volks gebed bij de zalving en kroning
van Salomo, Davids zoon. Salomo was toen nog
een jongeling, die het in oprechtheid beleed,
dat hij niet wist uit of in te gaan, en die, waar
hem de Heere de keuze stelde tusschen groote
gaven, wijsheid begeerde, en hem toen met het
begeerde ook eere en r\jkdom van God werden
toegezegd.
David, zijn vader, vermaande hem aan het
sterfoed aldus Zijt sterk en wee» een man en
neem waar de ivacht des Heeren, uivs Gods' om
te wandelen in zijne wegen, om te onderhouden
zijne inzettingen en zijne geboden en zijne rech
ten en zijne getuigenissen, gelijk geschreven is in
de wet van Mozes, opdat gij verstandelijk handelt
in al wat gij doen zult en al waarheen gij u wen
den zult.
Wij brengen deze gebeurtenis in herinnering,
waaronder ons harten en monden nog vervuld
zijn van de troonsbestijging onzer jeugdige en
geliefde koningin, en nu ook voor Gods aange
zicht de belofte van trouw door haar aan het
volk en door het volk bij monde zijner verte
genwoordigers) aan haar plechtig is gegeven.
Dat in onzen tekst van eenen koning en niet
van eene koningin sprake is, maakt hier geen
bezwaar. In hun ambt is geen verschil, hetzij
een koning of eene koningin dit bedient. Eén
recht, één plicht is er voor beiden, gelijkelijk
behooren z(j te deelen in de liefde des volks.
Ook onze Grondwet, die slechts van den koning
gewaagt (zie b. v. de artikelen over de „Inhul
diging",) behoefde daarom geene wijziging, toen
eene koningin de teugels van het bewind aan
vaardde. Al wat van den koning wordt gezegd
geldt ook van de koningin.
Maar wat leert ons dan, hetgeen van de aan
vaarding van het koningschap van Salomo staat
geschreven, nu ook wij en immers zoo van gan-
scher harte, onze jeugdige koningin inhuldigden
Let eens op, dat daar staat: „En al het volk
zeidede koning Salomo leveHet volk was
dus één, één in het pryzen van dezen koning,
in het biyde zyn over dezen koning, zy waren
een in hem als hun hoofd. Al het volk, zoo le
zen wij, al was het ook, dat ginds eenAdonia
met zijnen aanhang kwaad brouwde. Ook bij
de troonsbestijging onzer koningin is eene een
parigheid gezien, die zeldzaam als zij was, aan
genaam aandeed. En al werd zy maar eens een
oogenblik gezien en genoten, toch dient zy op
hoogen prys gesteld als eene weldaad bij al
onze gedeeldheid en als een liefelyk beeld van
de eenheid, die Gods volk in Christus zyn hoofd
en koning onverderfeiyk bezit.
En ook nu heeft al het volk met vereende
stem gejuicht en geroepen de Koningin Wilhel
mina leve! Zulk eene stemme is niet vreemd
op dezen bodem. Van geslacht tot geslacht weer
klonk hetVivat Oranjeniet 't minst ondér
de ZeeuwenHoezeeOranje bovenNeen het
is ons niet vreemd. De kinderen behoeft het
niet geleerd te worden, het is met ons bestaan
saamgeweven, het is ingezogen aan moeders
borst. Het is door ons volk herhaald onder aller
lei omstandigheden, tegenover allerlei tegen
stand ook zelfs in hetAl is ons prinsje nog zoo
klein.
Maar nu moeten wij ons ook rekenschap ge
ven van de beteekenis dier bede„De koning
leve. En wy voor ons hebben ons daarvan re
kenschap te geven naar Godes Woord.
Zy leve Dit is eene bede, niet slechts bedoe
lende een tydelyk voortbestaan, maar den vol
len rijkdom des levens, van dat leven, dat God
aan zijne mensehenkinderen verordineerde, dat
door de zonde is bedorven en verbeurd, maar
waarvan de Heere nog zooveel goeds in zijne
lankmoedigheid heeft overgelaten. De Hesre
schenke haar veel in zijne gemeene gratie, maar
bovenal de schatten in het rijk der genade wor
den haar gegeven De Ia ere schenke haar alles
in zijne particuliere genade, en worde aan haar
alzoo in alle volheid de bede vervuld O koning,
leef in eeuwigheid!
Leve Koningin Wilhelmina als vorstin geluk
kig en voorspoedig, ziende den voorspoed en
de welvaart van haar volk. En bevordere zij de
komst van Gods koninkrijk bieren in de Indien.
Met plechtigen eed heeft zij zich aan de Grond
wet verbonden. Maar dit verhindert haar in
't minst niet, om te zijn eene in waarheid god
vruchtige koningin. Gy ziet: dat zijn andere
dingen, dan de theoriën, door het ongeloof in
de laatste jaren uitgevonden, waarbij de koning
werd aangeduid in den constitutioneelen staat
als het vliegwiel of als ornament van het staats
gebouw.
En dat: leve de Koningin! wordt recht gebe
den als het geschiedtom Christus wilom Gods
verbond, waarvan de vaderen getuigden en va
der Willem sprakIk heb met den potentaat
aller potentaten een vast verbond gemaakt.
En nu mocht er en mag er hartelyke blijd
schap zijn, gelijk toen het volk riep De Koning
Salomo leveOok mogen er naar den aard der
tijden muziekinstrumenten (toen waren het pij
pen, waarmede men pijpte) worden gebruikt.
Maar mengt er zich steeds veel zondigs in
zulke vreugdebetooningen, Gods volk heeft den
rechten toon aan te geven, en die invloed is
meer op te merken dan wij wel vermoedden.
En voorts, van zulk een biddend en juichend
volk wordt ook verwacht, dat het een getrouw
volk zal zijn,, gehoorzamende de Overheden, als
Gods dienaresse, gehoorzamende en liefhebbende
de koningin bij de gratie Gods.
En tot die gehoorzaamheid behoort ook het
oprecht beiyden en beleven van de rechte be
ginselen op elk gebied des levens, geiyk ons
nog dezer dagen een voorbeeld werd gegeven
door Voorburgs gereformeerden kerkeraad, die
het met eerbied en liefde, doch ook moedig uit
sprak voor de kroon, dat de dag des Heeren be
hoort heilig te worden gehouden. Zulk belyden
zal niet zonder zegen en zonder vrucht geschie
den. En moge dan het thans levend volk en
de opkomende geslachten vele tijdelijke zege
ningen van God, den Heere, onder en met Ko
ningin Wilhelmina genieten.
Maar kenne en smake vorstin en volk ook
en bovenal de geestelijke zegeningen van Chris
tus, onzen hemelschen Koning.
Zoo zy het! Hulsebos.
Het gaat hier alles voorby. De vacantie-dagen,
die door jong en oud meestal in de warme
Augustusmaand genoten worden, behooren weer
tot het verleden. Op het veld was het even
wel geen vacantie. Door de felle warmte werd
alles in weinige dagen ryp, en er moest dien
tengevolge medelydenswaardig hard gewerkt
worden. Sommigen bezweken. Ze zyn niet
meer, en worden door hunne betrekkingen be
treurd. Van den oogst, die zoo gezegend bin-
nenkwaip, kunnen zij, die er zoo zwaar voor
arbeidden en bezweken, niet meer eten. Doch
welgelukzalig zijn zij, die in den Heere stierven.
Met de Augustus- en de eerste dagen van de
Septembermaand ging ook de dag, waarop onze
Koninginne meerderjarig, en de dag, waarop zij
gekroond werd, voorbij.
Uitgelezen dagen gaf daarvoor de God onzer
vaderen. Het weder was zacht en schoon.
De stemming van het volk was van den
Dollart tot de Schelde in betrekking tot de
jeugdige vorstinne zoo, dat zij reden heeft, om
tevreden en dankbaar te zijn. Tegenover de
vorsten van andere landen, die haar persoonlijk
of door hunne gezanten hulde en eere brengen,
behoeft zij zich niet te schamen voor haar
volk; ja op de gehechtheid, die aan haar per
soon en huis zoo algemeen en ongedwongen
aan den dag gelegd werd, kan ze bogen.
Welk eene macht de geschiedenis is, en hoe
ze nawerkt, zie, dat bleek.
De gedachtenis der rechtvaardigen en der
helden was in zegening.
Toen Saul koning werd riep, volgens 1 Sam.
10 *24, het geheele volk„De koning leve
De stemmen der enkelen („Belials kinderen"
geheeten) die van den door God verkorenen
en gezalfden niet wilden weten, verstomden
immers ze werden, gelijk 1 Sam. 11 12 ons
leert, tot zwygen gebracht. Te zwijgen was
zaak ookwant indien zij bij de inhuldiging
te Gilgal zich nog geroerd hadden, dan zouden
zij, die te Mizpa zeiden„Zou deze ons verlos
sen", gedood zijn geworden. Ja niettegen
staande zij zich te Gilgal niet meer hooren
lieten, waren er toch nog heetbloedige man
nen, die het feest der inhuldiging ontsieren
wilden, door hen van het leven te berooven.
Saul, die gelukkig nog in zijne eerste goede
dagen was, belette het.
Het inhuldigingsfeest onzer Koningin, is Gode
zij dank, voor zoover wij weten, noch in het
Noorden, noch in het Zuiden, noch in het Mid
den onzes lands door dergelijk geroep verstoord
en ontsierd geworden.
Het was of er geen Belials mannen, d. w.
z. geen ontevredenen in betrekking tot het
gezag, waarmee de Heere God de ons overge
blevene spruite uit het onvergetelyke Oranje
huis bekleedde, waren.
Het deed goed aan het hart, dat er eenstem
migheid was en in dit opzicht geen wanklan
ken werden gehoord. Dat behoort tot de rijke
beteekenis, die deze dagen voor ons hadden.
Daartoe behoort insgeiyks en waarlijk niet
het minst dat onze bedehuizen in zulk een
grooten getale zijn bezocht geworden. Het is
niet buiten God om gegaan. Dat onze ver-