Wilhelminalied.
Belijdenis en School.
VOLKSLIED.
31 Augustus 1898.
uitkomst. Oranje keerde weder! Nederland
herleefde
En als Nederland, zooals het deze negen
tiende eeuw veelszins deed, voortgaat zich van
God af, ja tegen God te keeren, welk oordeel
zal dan wel te wachten zyn.
O de eenige hoop is dan wel een ware refor
matie al is ze ook door velen in hiinne dwaas
heid miskend, veracht, bespot een terugkeer
tot Gods Woord en inzetting in het kerkelyk,
het huiseiyk, het maatschappelijk léven. En is,
hetgeen hiervan gezien wordt, nog als een
wolkje van eens mans hand, de Heere kan den
hemel zwart van wolken maken en een over-
vloedigen regen des Geestes geven.
Maar by dit alles, lezer! Waar de Heere
ook spreekt geiyk in onze, gelijk in deze dagen,
daar is er eene roepstem tot persoonlijke be
keering. Het oordeel wacht iederen onbekeerde.
Nog is het heden der genade. Verlaat de
paden der werelddienst. stelt de bekeering niet
uit, bidt om den Heiligen Geest. En zij God
u genadig.
De vreeze des Heeren is het beginsel der icijs-
keid, allendie ze doen, hebben goed verstand.
Vrij en r\jk zyn wy alleen in waarheid, als
wij door genade des Geestes bekeerd, God,
den Heere kennen door Jezus Christus.
Dan zal het ook zijnWie zou ons scheiden
van de liefde Gods welke is in Christus Jezus
onzen HeereDe weg, waarin God Zijn volk
leidt, al is die ook smarteliik voor het vleesch,
is een beproefde weg. Wat ook verkeere, Hy
heeft Zyn Verbond in eeuwigheid geboden.
En zoo mag dan de slotsom zijn voor die
God vreest
Ik zal den Heere loven van ganscher harte,
Hallelujah. Hülsebos.
Aan onze geliefde Koningin
op den dag der Kroning
Wijze Het Wilhelmuslied.
Wel U, zoo Ge in dit leven
De Wysheid zoekt en vindt:
Dat maakt in al Uw streven
U bovenal bemind.
Die Wijsheid daalt van boven,
Verlicht verstand en hart;
Zy leert in Hem gelooven,
Die troost in alle smart.
Is U die schat gegeven,
Dan zyt Gij rijk in God,
De Bron van 't eeuwig leven
Dan kent Ge waar genot
Dan zult Ge goed regeeren
Het volk, U toebetroawd
Dan zal het volk U eeren,
Waar Ge op dien Rotssteen bouwt
Laat veel hier wank'len, wyken,
En met den tyd vergaan
Wat dan ook moog' bezwijken,
Die Wysheid blijft bestaan
Die Bron zal eeuwig vloeien,
Gaat meê ook over 'tgraf;
Die plant zal eeuwig bloeien
Dat zy Uw Steun, Uw Staf!
Het deel der voorgeslachten
Is dan Uw ryke Schat
Als zy moogt Gy verwachten
Gods zegen op Uw pad
Schoon niet bezaaid met bloemen,
Al wondt de doorn Uw voet,
Dan kunt Gij toch nog roemen,
Als zy met biy gemoed
Een Willem van Oranje,
Uw voorzaat, rijk en vroom,
Streed moedig tegen Spanje,
En biddend zonder schroom.
Staar op dat beeld der trouwe,
Dien Redder in den nood;
In lyden en in rouwe
Was hy in waarheid groot!
Laat al de heldendaden
Van Zijn en Uw geslacht
Op 's levens donkre paden
U geven moed en kracht
U stalen in het stryden
Voor waarheid en het recht,
U troosten in het lijden,
Den trouwen toegezegd.
Met hen zult Ge overwinnen,
Zoo Gij den Heere vreest,
Die hart en ziel en zinnen
Vervult met Zynen Geest
Hy zal U trouw bewaren,
U leiden aan Zyn hand;
U sterken in bezwaren,
Tot heil van volk en land I
Is U dat heil beschoren,
Dan moedig voortgetreen
Dan, tot den troon verkoren,
Regeert Gij ,niet alleen
God zal U wysheid geven,
U steunen met Zijn raad
Zijn trouw Uw troon omzweven,
Hy zelf, Uw Toeverlaat
Naar 't Heilig Woord des Heeren,
Naar 't Heilig Wetgebod
Zult Gij dan 't volk regeeren
Ter eer van Neêrlands God
Die God zal U behoeden.
Verblijden door Zijn daan,
En, moog' de vijand woeden,
Hij zal diens kop verslaan.
Als eenmaal 't uur zal naad'ren,
Dat Gij Uw troon verlaat,
Verzameld by Uw vaad'ren,
Waar 't sterfuur voor U slaat,
Moogt Gij die kroon ontvangen,
Zoo onverwelkbaar schoon,
Waar Gij met hemelzangen
Dan juicht op englentoon 1
Ermelo,
1898. C. v. d. Velden Jz.
Den 31sten Angustus van den jare 1880 werd
er een kind geboren. Voorspoedig groeide het
op. Door geene krankte werd de kracht onder
mijnd en haar jeugd geleek het liefelijk mor
genrood, dat ons zoo weldadig kan stemmen
en ons bekoren blijft, ook al zijn wy zelf op
jaren gekomen. Heden is het achttien jaar,
en die jaren deden haar ontluiken tot eene
schoone roos. Doch door 's Heeren goedheid
is dit op deze zondige aarde nog geene
zeldzaamheid. Hoe menig kind geniet deze
voorrechten. Welk eene biydschap vervult
nog dikwerf het hart van eene moeder, als zy
den dag beleeft, waarop het kind, dat zy ont
ving, het negentiende jaar intreedt, gezond en
vol levenslust Nochtans' op dezen dag is
er blijdschap in het hart van geheel ons volk
ons gansche Vaderland juicht. Is dit niet
vreemd
Is het dan soms een kind, dat reeds vroeg
uitmuntte, en door deze of gene kloeke daad
of zeldzame ontdekking de aandacht op zich
vestigde en een gansch volk aan zich ver
plichtte? Wat zullen wy zeggen? Met nauw
lettende zorg is zij bewaaktmet meer dan
gewone bekwaamheid zijn hare eerste schreden
geleidt; voortreffelijke mannen hebben haar
onderwezen eene moeder, die geheel voor haar
leefde, heeft haar opgevoed, en dit alles ge
paard by een' gelukkigen aanleg heeft haar
eene ontwikkeling bezorgd, geiyk aan weinigen
te beurt valt, maar hoe hoog men de waarde
daarvan ook moge schatten, onmogelijk kan
dit een gansch volk bezielen, zoodat het be
hoefte heeft om het volle hart op allerlei wijze
te uiten. Nochtans zoo is het, van den Dollar
tot de Schelde viert Nederland feest. Is dit
niet onbegrijpelijk?
Maar het is ook een Vorstelyke, eene Ko
ningsdochter, eene Dochter, het eenig overge
bleven kind van haar Vader, en daarom ge
roepen tot den Troon. Nog enkele dagen en
de kroon siert hare slapen. Evenwel op zich
zelf geeft dit nog geen antwoord op de vraag,
waarom het geheele volk zoo vervuld is van
deze gebeurtenis, en vooral niet, wat de gere
formeerden m den lande zoo met enthousiasme
vervult. Immers, zy zyn de geesteiyke nako-
melingen van Geneve's grooten Reformateur,
op wiens voetspooor zy nog altijd uitspreken,
dat zy in geen enkelen regeeringsvorm den
eeniggoeden kunnen zien. Zelfs als zy de
verschillende met elkander vergeiyken, geven
zy aan de Republikeinsche de voorkeur. Wy,
die in de confessie nog altyd beluisteren, wat
God in Zyn Woord heeft geopenbaard, wy ge
looven, dat ook de kinderén dor Koningen van
nature even bedorven zyn, als alle andere,
en hoe licht kan het arglistig hart iemand, in
wiens hand veel macht gelegd is, verleiden, om
ze té misbruiken. Misschien echter leeft de
hoop in de ziel der Calvinisten, dat deze jeug
dige Vorstin voorstaan zal, wat zij dierbaar
achten en vloeit daaruit de ingenomenheid met
dezen dag voort.
Of die hope in ons hart leeft, wil ik niet
beslissen, wel weet ik, dat de afwyzing Van
des kerkeraads verzoek te Voorburg om den
voorgenomen rytoer niet op Zondag, maar op
een anderen dag te houden een pynlijken in
druk heeft gemaakt, want daaruit blijkt, dat
wij voor de heiliging van den Dag des Heeren
weinig op onze Koningin rekenen kunnen.
Nochtans ook wy deelen van harte in de vreugde
welke alom in onze landen heerscht. Is dit
niet raadselachtig?
Doch wy willen zoo niet voortgaan. Al
wat in ons is dringt ons om een anderen toon
aan te slaan. Gaat in uwe gedachten terug.
Het is 10 Juli 1584. In ons land is diepe ver
slagenheid algemeen. De kinderkens weenen
op de straten. Wat is er gebeurd Toch niet
iets vreeselijks? Dit hebben zij gewis niet ge
loofd, die in de Domkerk te 's Hertogenbosch
saamvloeiden, en het „Te Deum" hoorden zin
gen want men pleegt alleen uit een vol
hart aan te heffen„Wij loven U o God
als de Heere eene daad heeft volvoerd, die de
droefenis bant en de angst doet vluchten.
Zullen zij dit nog gedacht hebben, toen des
avonds de bliksem op diezelfde kerk viel en
den toren verbranden deed In elk geval ge
heel anders oordeelde men, waar ook de schare
saamvloeide om des Heeren woord te hooren,
want zy vonden de textkeuze treffend„Zalig
zyn de dooden, die in den Heere sterven, ja
van nu aan zegt de Geest opdat zij rusten
mogen van hunnen arbeid en hunne werken
volgen met hen". Mocht zulk een woord ooit
toegepast worden bij het sterven, dan mocht
dit thans waar Willem I, Prins van Oranje
gevallen was door de hand van Balthazar
Gerards. Wel mogen de kinderen op de straten
weenen, wel mogen de kloeke mannen hun
hoofd buigen, wel mogen de godvruchtigen de
eenzaamheid zoeken, wel mag het gansche volk
rouw bedryven, want waarlijk er is een Groote
in Israel gevallen, een Man, van wien zonder
o verdry ying op zyn praalgraf getuigd wordt
hij heeft den dienst van de Nederlanden meer
geacht dan de welvaart en de voorspoed van
zich zelf en zijn geslacht, want hij heeft al
zijne have, zich zelf en de zynen geofferd op
het altaar van ons Vaderland. Op zynen on-
vergetelijken sterfdag scheen de val van ons
land nabij menschelykerwijze gesproken was
er geen uitzicht meermaar later zal het blij
ken, dat de Vader des Vaderlands niet te ver
geefs een verbond heeft gesloten met God, die
trouwe houdt en eeuwig leeft; en de roerende
bede, met stervende lippen gesproken: „Heere
'God, wees myne ziel genadig; ik ben zeer ge
kwetst Heere God, wees mijne ziel en dit
arme volk genadig" is opgeklommen tot de
ooren van den Heere Zebaoth, die ons land en
volk gesteld heeft tot een toonbeeld van Zyne
wonderlijke barmhartigheden.
Nooit mag ons volk vergeten, wat het aan
dien eersten Willem dankt, nooit mag het lied
„Wilhelmus van Nassauên" op onze lippen
besterven, nooit mag het ophouden van dien
edelen Prins op te zien tot Hem, die ons in
dien Oranjevorst zulk eene gave heeft ge
schonken, want door Hem heeft God ons volk
verlost van Spanje's wreede kluisters, uit de
macht van het by geloof, ja door Hem heeft
God „de ware Religie, mitsgaders de Privele-
giën van den Lande weder ingevoerd."
Is het nu nog vreemd, dat het gansche volk,
dat het nakroost der Geuzen dezen dag als
een heugelyken beschouwd en den Gever alles
goeds wenscht te danken, dat Hij den alouden
Oranjestam nog siert met deze jeugdige en
frissche Loot?
M. L. B.
Auteursrecht verzekerd
(Wijze Wien Neerlandsch bloed".)
Woorden van H. J. SMIT.
Volksuitga ve.
1.
Al wien de borst van liefde brandt
en Nederlandschen zin,
hef aan „het Lied van 't Vaderland
en onze Koningin