Uit de Heilige Schrift.
KERK
Belijdenis en School.
7e Jaargang.
VK1JDAG 19 AUGUSTUS 1898.
No. 93.
Ds. J. HULSEBOS, en Ds. A. LITTOOIJ.
^VEEKBLAD GEWIJD AAN DE BELANGEN DER pEREFORMEERDE JCERKEN
IN pEELAND, JtaoRD-j"$RABANT EN j_,IMBURG.
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behouden.
Jesaja 33 22.
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 15 22.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
PSALM CXXXVIII
'kZal u, Heer! uit al mijn harte,
Vrij van smarte,
Lovenwant Gij, naar Uw woord,
Mij genadig hebt verhoord.
'kZal, in 't aanschijn van Uwe Engelen,
Tonen strenglen,
U verheffen boven 't zwerk,
En aanbidden in Uw kerk,
Om uw goedheid en Uw waarheid,
Rijk van klaarheid;
Want Gij Uw Gezalfdens naam
Hooger voert dan iemands faam.
Hoor mijn bede 't allen tijden
Sterk me in lijden,
Als ik treurig bidde en smeek,
En aandachtig met U spreek.
Dat U alle Vorsten eeren,
Alle Heeren,
Die U uit Uw Heiligdom
Hooren donderen alom.
Dat ze op 's Heeren wegen zingen,
Opwaarts dringen
Want Gods glorie, groot van glans,
Overstijgt den hoogsten trans;
Want de Heer is hoog gezeten,
En kan weten,
Zien, wat laag is. Al het hoog
Ziet Hij, met zijn verziend oog.
Trede ik midden in gevaren
En bezwaren,
Gij verkwikt mijn ziel en geest,
Dat mijn hart geen onheil vreest.
Gy kunt 's vijands gramschap temmen
En beklemmen,
Uwe hand en arm bevrijdt
Mij doorgaans in angst en strijd.
HeerGij houdt me vrij van schade,
Uw genade,
Duurt oneindig, Ochvergeet
Niet uw werk, aan mij besteed.
J. van Vondel.
Uit de geschiedenis der kerk.
Nationale Synode van Middelburg 1581.
IV.
(Slot.)
Wij hebben nu nog iets mede te deelen van
den arbeid dezer Synode.
Veel tyd is besteed aan de vraag: van de
regeering der Kerken van de macht en invloed
der Overheid. Men kan bij het nalezen der ge
schiedenis zoo merken, dat deze vragen aan
de orde van den dag waren en meer en meer
gewicht kregen en naar eene oplossing henen
drongen, naarmate èn in Kerk èn in Staat alles
vaster vorm begon aan te nemen.
Niets is dan ook nadeeliger en meer belem
merend, bepaaldelijk voor den bloei en de ont
wikkeling der kerken, dan dat de betrekking
der kerken tot de Overheid niet juist en klaar
geregeld is. Gelijk men weet, blijft dien aan
gaande ook in onze dagen te wenschen overig.
En het is zeer juist gezien van onze leiders,
om daarop telkens weer te wijzen, waar zulks
pas geeft.
Wij mogen wel gelooven, dat de Synode van
Middelburg in deze zoo moeielijke ty'den met
veel wijsheid deze zoo ingrijpende kwestiën
heeft behandeld en zonder de rechte beginselen
prijs te geven, zich zeer gematigd in den strijd
heeft gedragen.
Toch maakte de Synode het velen niet naar
den zin. De Leijdsche magistraat onder voor
lichting van Coornhert had groote bedenking
tegen hare kerkenorde,rvig. Zijn vertoog daar
tegen bij de Staten ingediend, lokte een bondig
tegenvertoog uit van de leden der Noord- en
Zuid Hollandsche Synode. Hierin wordt onder
meer gezegdwy begeeren niet anders, dan
dat het Kerckelijke regimentgelyjck het Geeste-
lijck is, oock geheel ende onverdeijlt bij de Her-
ders ende Opsienders der Kercke blijve, en de dat
den Polüischen mannen, ja dengenendie genoegh
Professie deen, datse niet sjn van de Gerefor
meerde Relegie tot eene onbehoorlijcke jurisdictie
ende meesterschap over de Kercke geen wegh ghe-
baent werde, 'twelcke wij even soo wevjnich als de
Paepsche tyrannic aenncmen souden kunnen
ende liever wederomme in 't heijmelijck verkruj-
pen, om met vrijer consciëntie te genieten, 'tgene
den wederdooperen selven in hare valsche Religie
niet gheweijgert werdt.
Voorts heeft deze Synode ook de vrijheid der
kerken onderling gehandhaafd en streng den
nadruk gelegd op het vertegenwoordigend ka
rakter der meerdere vergaderingen. Geen su
prematie hoedanige ook, hetzij door kerken of
personen uitgeoefend!
Het voorbeeld, dat het toezicht over een aan
tal kerken (Drenthe) aan één man (Cornells van
Hilpredikant te Groningen) voor een tijd was
opgedragen, blijft eenig in onze geschiedenis.
Deze Synode eischt de onderteekening van
de Geloofsbelijdenis ook van de schoolmeesters
en de professoren der theologie. De andere pro
fessoren werden vrijgelaten.
Omtrent den Doop werd bepaald, dat in de
tweede doopsvraag, het woordje alhier, waaraan
sommigen aanstoot namen, ook kon worden
weggelaten. Nopens de psalmen hadden de voor
gaande Synoden bepaald, dat de overzetting van
Petrus Datheen in de Christelijke samenkomsten
der Nederduitsche kerken zou gebruikt worden,
maar deze Synode zegt eenvoudig, dat de Psal
men Davids zullen gezongen worden. Zij laat
dus vrij, om ook de overzetting van Marnix te
gebruiken, die ten vorigen jare het licht had
gezien onder den titelPsalmen Davits uit de
Hebreïsche spraecke in Nederduitschen dichte op
de ghewoonlijcke Fransoijse wijse overgheset.
In zake van Censuur houdt zich deze Synode
hoofdzakelijk aan de naastvoorgaande van Dor
drecht. Bepaalde formulieren van afsnijding en
wederopneming bestonden toen nog niet. Wel
waren er verscheidene in omloop. Hulsebos.
De worsteling der Oost-Cothen in Italië
vergeleken met die van de Calvinisten
in Nederland.
II.
En nu het tweede. Theodorik stierf. Spoe
dig stierf ook Athalarik. Wat nu? Zich te
rugtrekken en Italië overlaten aan de Italianen
en de Oost-Romeinen om deze te laten vechten
Want dit wisten zy Italianen en Oost-Rompi-
nen zullen zoolang samengaan en vrienden
blyven als ze tegenover de Gothen staan, maar
zoodra de Gothen den strijd om Rome opgeven,
zullen zij tegenover elkander komen te staan
en met elkander een stryd aangaan op leven
en dood, wijl geen van beide partijen Italië
opgeven wil. De voorzichtigheid moge het
raden, het heldenhart komt er tegen op. Heb
ben zij in vroeger jaren zich ook niet een weg
gebaand met den strijdbijl in handen en dwars
door alle vijanden heen Nog eens ontwaakt
het heroïsme en onder Totila scharen zich de
Gothen schouder aan schouder om eiken tegen
stander te verslaan. Het is waqr, menige
vesting heeft hare poorten voor hen gesloten.
Het is waar, de keizer Justinianus rust ge
duchte legers uit en kan deze plaatsen onder
veldheeren als Belisarius en Narses, die be
proefd zijn in menigen oorlog het is waar
Cetegus heeft zjjn Romeinen weder aan krijgs
dienst gewend en Isauriers aangeworven
het is waar, deze talrijke legerscharen zullen
zich vereenigen tegen den Goth en optrekken
onder de leus De laatste Goth moet van Italies
bodem verdwijnen, maar wat doet het er toe
ze zullen niet weifelen, maar strijden ze willen
waardige zonen zijn van hunne vaderen, die
vroeger dit schoone land uit elke macht hebben
genomen om het erfelijk te bezitten. Zoo ont
brandt de strijd en Totila, de vorst, uit wiens
oog altijd een vroolyk licht straalt, levert slag
op slag en steeds moeten de vijanden het on
derspit delven stad na stad opent de poorten
weldra is een groot deel van Italië weder in
hunne handen en het schijnt wel, dat nog
eens het geluk overal hunne schreden verge
zellen zal. De oorspronkelijke bevolking ziet
met eerbied op naar de mannen, die zoo dapper
zijn en zoo onversaagd eiken vijand tegengaan.
Is het wonder, dat de hoop in de borst der
Gothen herleeft, dat hunne jeugd reeds droomt
van eene volkomen zegepraal en den dag met
spanning verbeidt waarop de Gothische banier
wapperen zal van het Noorden tot het Zuiden
Zij gelooven zoo vast aan de triumf, dat zij
zich geene andere uitkomst méér kunnen voor
stellen.
Het is niet moeilijk om de gelijkheid te zien'
als gij deze bladzijde der historie legt naast
de geschiedenis van der Calvinisten strijd.
Was het bij ons anders? Ook onze vaderen,
hebben het zeer goed kunnen doorzien, dat,
indien zy zich uit het leven terugtrokken, het
een strijd zou worden tusschen de mannen, die
optrekken voor het .eeuwige Rome" en hen, die
wy met den naam .revolutionairen" plegen aan
te duiden. Wat zullen zij doen Het opgeven
Neen, neen, roept alles wat in hen is. Er moge
veel verloren zijn, er moge weinig kans op over-