Uit (1e Heilige Schrift.
Belijdenis en School.
VRIJDAG 5 AUGUSTUS 1898.
EEKBLAD GEWIJD AAN DE j3ELANGEN DER pEREFORMEERDE JCeRKEN
IN pEELAND, J^OORD_j3RABANT EN J_.IMBURG.
Ds. J. HULSEBOS, en Ds. A. LITTOOIJ.
7e Jaargang.
No. 31.
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hij zal ons
behouden.
Jesaja 33 22.
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeideHeeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 15 22.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentién van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. L E C 0 I T R E
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den
Uitgever in te zenden.
DIENEN.
Indien iemand dient, die diene
uit kracht, die God verleent.
1 Petri 4 JLlm.
De geslachtswapens der adelijke en vorste
lijke geslachten dragen vaak een onderschrift,
dat eene kernspreuk was van een voornaam
lid van het geslacht of eenen edelen karakter
trek van het geheele geslacht moet uitdrukken.
Zeldzaam schoon is het onderschrift van het
wapen van den prins van Wales. Het luidt:
Ich dien. Ik dien. Maar het schoone van dit
woord als kernspreuk voor het leven zal eerst
dan in waarheid uitkomen, wanneer het ook
waarlijk in praktijk mag worden gebracht.
En dit is de roeping en het voorrecht van
hen. die den Heere Jezus kennen, als Die zich
voor hen heeft overgegeven, opdat zij niet meer
zich zeiven zouden leven.
Zy dragen ook door zijne genade z\in beeld,
als Die niet gekomen is, om gediend te wor
den, maar om te dienen en zijne ziel te zetten
tot een rantsoen voor velen.
I Dienen is de goddelijke levenswet voor zijn
schepsel en is het, dat het eene schepsel het
andere dient, zoo is het toch al weder, opdat
die gediend wordt, zijnen God diene.
Dienen is het heerlijkste en grootste, dat een
Inensch doen kan en waartoe de Heere zijne
verlosten roept en verwaardigt. Er is een god
delijk dienen, waardoor de verlossing van zon
daren werd tot stand gebracht. De Vader gaf
Jen Zoon over, de Zoon diende door het geven
pan zijne ziel, de Heilige Geest bidtLaat u
met God verzoenen
En nu vinden ook de verlosten hun zaligst
voorrecht en kenmerk in het dienen, in het
iienon van God, den Vader, den Zoon en den
Heiligen Geest, in het dienen van elkander, in
het ook als dienend optredeD in de wereld.
En in dit dienen is Christus, die hun leven
8, alleen hun bron, hun kracht. Door den
leiligen Geest wordt het hun leven, waarin
:ij toenemen in den strijd tegen den ouden
uensch, om hierin den Verlosser meer en meer
relijkvormig te worden.
De apostel Petrus wijst in zijnen eersten
)rief ook op deze roeping van het dienen. Zal
le kerk, zullen de verstrooide geloovigen sterk
>taan door Gods kracht in den strjjd met den
'ijand, den Vorst der duisternis, de wereld en
iet eigen zondig vleesch, dan zal er ook inner-
ijke kracht en werkzaamheid uit den eenigen
pronChristus moeten worden ontwikkeld.
om wekt hy de geloovigen op tot gebed
p waakzaamheid, hen bepalende by het nade
rend einde en het oordeel des Heeren. Maar
fooral wekt hy op tot vurige lietde, waardoor
k invloed van zonde en zwakheid in de ge-
neente des Heeren wordt gestuit en tegenge-
an. En hoe openbaart zich die vurige liefde
n het oefenen der herbergzaamheid zonder
nurmureering, eene christelijke deugdsoefe
hag, die juist in die dagen van vervolging veel
'P de proef kwam. Maar ook moet de liefde
ich openbaren in het gebruik der gaven, om
ikander daarmede te dienen en alzoo 'den
ever der gaven, den Heere, in het rechte ge
bruik ervan te verheerlijken. De gaven mogen
niet onontwikkeld gelaten worden, of tot eigen
hoogheid en eigene eer worden aangewend.
En nu is het ontegenzeggelijk, dat de apos
tel hier vooral de ambtelijke gaven op het oog
heeft, maar ook zouden wij zeggen, even zeker
is het, dat de meening des Geestes naar het
geheele Woord Gods, niet is, om daartoe het
dienen en daartoe deze vermaning te bepalen.
Dit was juist de dwaalweg, dien men is op
gegaan, toen men het dienen alleen aan de
ambtsdragers over liet. Het gevolg is geweest,
dat èn de ambtsdragers niet meer dienden èn
de gemeente er aan ontwende.
Indien iemand spreekt, die spreke als de
woorden Gods, zoo heet het van de dienaren
des Woords inzonderheid, maar is niet ieder
geloovige ook als profeet Christus zalving deel
achtig, al profeteert hy niet ambtelijk. En zoo
nu verder. Indien iemaj-d dient, die diene ale
uit krachtdie God verleent. Ziet hier inzonder
heid de gave voor het Diakonaat genoemd, maar
is niet ieder geloovige alzoo de zalving van Chris
tus deelachtig, dat hij ook als priester zich den
Heere als een levend dankoffer moet opofferen
Zoo is er ook een veelvoudig dienen, al is het
bij de meesten niet op ambtelijk gebied. Gijzijt
een heilig volk, een Koninklijk priesterdom, op
dat gij de deugden zoudt verkondigen desgenen,
die u geroepen heeft uit de duisternis tot zijn
wonderbaar licht. Verstaan wij deze roeping?
Wordt zij met ernst aanvaard? Wordt ook dit
zachte juk van Christus opgenomen. Wordt in
de worsteling om hierin Christus geiykvormig
te mogen worden, gewaakt en gebeden. Vooral
geldt het hierNiet uit eigen kracht, maar uit
kracht, die God verleent. Het ware dienen is
vrucht des Geestes in een door genade bekeerd
en geloovig hart. Het ware dienen is uit God
door Christus. Daaraan gaat vooraf en daarop
volgteen gediend worden door Christus. Zoo
wordt God geprezen in allen door Jezus Chris
tus, Hy, wien toekomt de heerlijkheid en de
kracht in alle eeuwigheid, Amen.
Hulsebob, i
Wanneer wy van geloofsgenezingen spreken,
waarby zelfs, zooals door den heer Hazenberg,
de door God verordineerde middelen ter zijde
worden gesteld, dan vooral behoort ook reke
ning te worden gehouden met de bedeeling
waaronder wy leven. Deze bedeeling toch is
niet de buitengewone, maar de gewone. Tot
de buitengewone rekenen wy de bedeeling,
waaronder de profeten en de apostelen hebben
geleefd, en tot de gewone de bedeeling, die de
Heere deed intreden en gaf, toen Hy alles had
geopenbaard, wat Hij ons in Christus Jezus
openbaren wilde en tegeiyk het Christendom
zyn intrede in de wereld had gedaan en als
uit God, door zichtbare teekenen, was beves
tigd.
Als God op het geloof geneest, zonder de ge
wone middelen dan doet Hij wonderen.
Teekenen en wonderen deed Hy om wyze en
heilige redenen tydens de buitengewone bedee
ling; deze redenen nu bestaan thans niet;
mitsdien hebben wy o. i. ook geen grond om
te gelooven,- dat de Heere, gelijk toen, de hier
bedoelde zichtbare, lichameiyke wonderen ver
richten zal. Waarbij komt, dat de Heere zelfs
ook in die buitengewone tyden zeer dikwerf
door de natuur, hetzij dan door afwyking van
hare gewone wetten, de wonderen werkte en
ook middelen ten gebruike aanwees by de won
dervolle genezingen.
Wie denkt, wat het eerste aangaat, niet on
willekeurig aan Gibeon en Ajalon, waar de
Heere zon en maan deed stilstaanen wat
het laatste betreft, niet aan den klomp vijgen,
die Hiskia moest gebruiken, aan de wateren,
waarin melaatschen zich moesten wasschen
en aan het slijk, dat de blinde zich op de oogen
leggen moest.
Het buiten gebruik stellen der middelen is
mitsdien zelfs met het oog op die eenige en
buitengewone tyden nog geoordeeld.
„Maar welke waren de nu vervallene rede
nen, de redenoD, waarom God toen téekenen
en wonderen deed
Laten wy eerst mogen zeggen, dat, naar wy
meenen, wonderen zijn bovennatuurlyke daden
Gods, d. w. z., daden, die door de wetten en
krachten in de natuur gelegd niet verricht
worden. Het zijn dus aparte, hoogere werkin
gen des Heeren dan sinds de schepping door de
wetten en krachten der natuur dag aan dag
plaats hebben.
Dat zyn ze, ook als Hy de natuur gebruikt
om ze te verrichten en als wonderen te doen
dienen. By voorbeeld, als in Eygipte het water
in bloed, of, gelyk op de bruiloft te Kana, het
water in den besten wyn wordt herschapen,
dan hebben er werkingen of bovennatuurlijke
daden Gods plaats, werkingen of daden, die
door gewone wetten en krachten der natuur
niet plaats hebben. Zij, die niet boven de na
tuur staan, maar aan haar onderworpen en aan
haar wetten en krachten gebonden zijn, kun
nen ze mitsdien niet verrichten. Daarom heet
het dan ook: 'tis God, die alleen wonderen
doet. De Heere verrichtte dan ook de daad,
het wonder, ook, wanneer de kranken enz. ge
loofden dat aan hen, of de profeten en apos
telen dat door hen een wonder zou geschieden.
Wy brachten hier het wonder ter sprake,
omdat geloofsgenezingen, buiten alle middelen
om, niets anders zyn dan wonderendan
wonderen, op het geloovig gebed door den Heere
aan de kranken verheeriykt.
En nu zeggen wij niet zooals wy in ons
vorig artikel reeds uitspraken dat de Heere
deze wonderen niet kan verrichten; want Hy
kan al de eeuwen door wat Hy wil. Ons heeft
Hy aan de wetten der natuur onderworpen,
maar niet zich zeiven. Zelfs beweren wij niet,
dat de Heere onze God op het gebed des geloofs
in deze onze gewone bedeeling nooit een kranke
meer genas, zonder geneesheer en geneesmid
del.
Wel beweren wy, dat dit in deze bedeeling
tot de uitzonderingen behoort, en ook, dat God
ons aan de middelen gebonden heeft, en dat
wy er ons daarom niet van mogen losmaken.
Daarenboven kunnen op de genezing van
kranken, onder Gods voorzienig bestuur, mid
delen werken, waarop wy geene gedachte heb
ben ook kan de ziekte op een gegeven oogen-
blik zyn uitgewerkt en alzoo haar einde heb
ben verkregen en dan nog mag niet vergeten