Belijdenis en School.
Wy noodigen by dezen de ouderen en de
jongeren in Walcheren uit, om daartoe mee te
werken.
toe te zien, dat geene veranderingen in kerke
lijke zaken zonden worden gemaakt, maar de
generale synode worden afgewacht. De prins
bedankte de staten voor hunne bemoeiingen
en schreef naar Leijden, dat hy hoopte, dat
men zich ook aldaar naar den wensch en het
bevel der staten zou voegen. Dan te vergeefs.
Caspar bleef bij zyn dubbelzinnige houding.
De Overheid handelde hoe langer hoe strenger.
Twee van de afgezette ouderlingen werden, omdat
zij zich onderwonden om het werk van ouder
lingen te verrichten met het kleppen van de klok
uit de stad en het ambt van Rijnland en Haag
ambacht voor drie jaren gebannen.
Ook gaf de Magistraat een boek uit genaamd
Justificatie, waarin hy zyn gedrag trachtte te
rechtvaardigen. Als motto diende 1 Petri 3
16 en Judas 8, uit welken laatsten tekst wel
vooral de woorden en verwerpen de heerschappij,
dienst zullen hebben moeten doen voor deze
voedsterheeren.
Ook Coolhaes kwam in 1580 met een boek.
De titel wasApologie. Een christelijcke ende
bülijcke veranticoordinge Caspari Coolhaessen,
dienaar des goddelijcken woorts tot Leijden, daerin
hij hem nootsakelyjck sonder eenighe blamatie
met der waarheijt onschuldight teghen eenighe
quaetwillighe ende onverstandighe, die hem van
valscher leer ende onchristeljcken levens beschul-
dighen.
Maar door al dat geschrijf werd de zaak niet
beter. Caspar werkte zich er meer en meer in.
Hij had inderdaad remonstrantsche gevoelens
nog voor de tijden der eigenlijk gezegde remon
stranten.
Onder dit alles begonnen velen er op aan te
dringen, dat de generale synode zou samenko
men met goedvinden van prins en Staten. Doch
om verhinderingen werd het uitgesteld tot het
volgend jaar.
Caspar gaf intusschen nog maar weer eene
tweede apologie uit, een Breeder bericht van die
scheuringe der Kercken Christi tot Leijden. Mot
to Johannes 3 20.
Voor zijne leerstellingen werd hy straks voor
de kerkelijke vergaderingen en ter laatster in
stantie voor de nationale synode te Middelburg
1581 gedaagdHerroepen van zyne dwalingen
wilde hij niet. Hy werd toen afgezet en uit de
herv. kerk gebannen tot oen die tijd toe, dat hij
hem van herten bekeerde. Dit vonnis werd door
bartin Lydius, predikant te Amsterdam, te
Haarlem afgekondigd. De Magistraat van Leijden
liet Coolhaes zijne jaarwedde van twee honderd
en dertig guldens behouden.
Hulsebos.
Een zegen, die nog rijker worden kan.
Den zegen, dien de Heere ons geeft, te misken
nen is zoowel zonde als het miskennen van
zonde en ellende. Zy, die het eerste doen, zijn
ondankbaar en akelig somber, en zij, die aan
het daarna genoemde zich schuldig maken,
zyn luchthartig, oppervlakkig en vaak ydel. Wij
moeten ons daarom, zal het wel wezen, voor
beide wachten. Om ons voor beide te wach
ten is ons noodig een door den Heiligen Geest
verlicht oog en ontvangbaar hart.
De zegen, dien wij thans op het oog hebben,
dien wii ontvingen en die nog kan en moet
verrykt worden, omdat er nog te veel zonde en
ellende is, heeft in de eerste plaats betrekking op
Walcheren, en staat in verband metdeMiddel-
burgsche kermis, die reeds deze week aanvangt,
en eerst Zaterdagnacht van de volgende week
eindigt.
Dat wij ook met het oog op haar een zegen
ontvingen, kan door hen, die het weten, en
ook door hen, die ons willen gelooven, niet
worden tegengesproken.
In het begin dezer eeuw toch ging, naar ons
door betrouwbare mannen uit dien tyd meer
dan eenmaal en tot in de bijzonderheden is
meegedeeld, ieder naar de Middelburgsche ker
mis. Ook de enkelen, die zich destijds onder
scheidden en voor bekeerde menschen werden
gehouden, lieten hunne kinderen naar deze
kermis gaan, ja zy zeiven gingen er Donderdags,
op den marktdag, met hen korter of langer heen
en hoe zuinig onze landbouwers anders ook
op hunne schoone, zware paarden zyn, den
laatsten dag van kermis gaven zy, by na alge
meen, een span aan zonen of knechten, ten
einde met dochteren of dienstmaagden des
lands naar de stad te ryden.
En zy die denken dat het er, vooral op die
Zaterdagen, niet baldadig toeging, vergissen
zich. Wanneer menschen zich onbehoorlijk ge
dragen, zegt men weieens: ,'t Is of ze gek
zyn." Nu, zoo gedroegen de jeugdigen zich.
Deze jeugdigen, die anders, helaas, on-
tydig en op eenzame plaatsen, als schaamden
zy zich over hun onderling verkeer, samenko
men, stelden en stellen zich dan aan als losge-
latenen, van wie men walgen moet. Dat de
den en doen zy dan op den wagen en op de pu
blieke straten. Wat luidruchtigheid, brood
dronkenheid en ach ja, ook zedeloosheid aan
gaat, was er en is er, wat deze jeugdigen be
treft, geen verschil met hetgeen wy weieens
van de heidensche feesten gelezen hebben.
Menige Dina verloor, naar mij, biykens de ge
volgen, verzekerd is, by die gelegenheid hare
eer. Nu zij, die de losgelatene dartelheid zien,
kunnen zich daarover niet verwonderen. Het
zfin alleen de groepjes der minnen uit de stad,
met wie zy, die van de dorpen komen, zich dan
meten en voor wie zy dan niet onderdoen.
Maar het is ons tot vreugde en blydschap te
kunnen en te mogen zeggen, dat er, sinds er hier
meer opgewekt geestelijk leven en op kerke
lijk gebied reformatie kwam, eene groote ver
andering ten goede in dit een en ander is ge
komen.
Toen schryver dezes voor ruim dertig jaren
hier kwam» waren er ook onder hen die van
buiten komen reeds enkelen, die ganschelyk
geen deel meer aan de kermis namen, zelfs
bleven zij met opzet dien Donderdag uit de
stadook lieten zy hunne kinderen en dienst
baren er niet meer heengaan, en het spreekt
vanzelf, dat zy er Zaterdags paard en wagen
evenmin meer voor afstonden. Finaal hadden
zy er mee gebroken.
Doch dat waren in stad en dorp beide de
enkelen. De kring dergenen die overeenkom
stig de geboden Gods altyd, dus ook dan,
wenschte te leven was, helaas, nog klein. Maar
toen, onder den zegen Gods, op ons schoon
doch betrekkelijk klein eiland behalve de Kerk.
die wel naar Ds. Ledeboer genoemd wordt,
een tiental Christeiyke Gereformeerde Kerken
waren gekomen, en, niet zonder den invloed
van deze Kerken, in de stad en op de dorpen
rechtzinnige predikanten in de Herv. Kerk
kwamen, breidde de kring van hen, die deze
heidensche feesten niet meer bezochten, zóó
uit, dat het zoowel Donderdags als Zaterdags,
bij vroeger ven-geleken, stil was.
Van de 30 wagens, om maar eens een getal
te noemen, ziet men er nu geen 5 meer op
dien dollen Zaterdag Stadwaarts ryden. Wat
toen, in het geven van wagen en paard
regel was, is thans kunnen wij zeggen uitzon
dering.
Natuurlijk heeft de reformatie van 1886,
die hier, Gode zij dank van beteekenis was,
daartoe ook het hare bijgedragen. Doch daar
zy, die er mee meegingen, reeds lang voor de
gereformeerde leer en het leven daarnaar, wat
hunne overtuiging betreft, gewonnen waren,
was dat toch niet zooveelimmers zy, die
met de reformatie van '86 meegingen, bra
ken reeds vóór dien tijd, althans voor een
zeer groot deel, met het leven en de goddeloos
heden der kermis.
Dit is waar, dat de actie van '86 beslister
gemaakt en hef bewustheid gewekt heeft, dat
men nu ook als gereformeerden leven moet
waarbij komt, dat er sinds meer kerkelijk op
zicht en kerkelyke tucht is gekomen. Als wy
ons niet bedriegen, is er niet één onzer gerefor
meerden onder de landbouwers meer, die wagen
en paarden afstaat, om ter kermis te gaan.
Gelukkig voor allen, ook voor de paarden
want die hadden het weieens kwaad op die
dagen.
Doch in ons opschrift spraken wy van een
zegen, die nog ryker kan worden. Ja, dank
baar willen wy erkennen, hetgeen de Heere
ons gaf; maar wij weten, dat Hij nog veel
meer geven wil, dan wij reeds verkregen, en
veel meer eischt, dan wij betrachten.
In de eerste plaats wil Hy, dat wy houden,
wat wy hebben verkregen. Wy moeten dus
toezien, dat wij niet verslappen. Hetgeen over
wonnen is, mag niet bij vernieuwing dienst
baar worden gemaakt.
Van toegeefiykheid mag daarom zelfs geen
sprake wezen. Integendeel, de zegen, dien wy
verkregen, kan en moet ryker worden. In
stad en dorp zyn er nog altyd, uit de
kringen der gereformeerden, die zij het
dan ook niet zoo opzichtelijk, d. i., met paard
en wagen op eigene gelegenheid en gepaard
naar de ijdelheidskermis, die altyd in bestialiteit
eindigt, henen gaan. Dat nu moeten de ouders
of voogden beletten, en de vrienden en vrien
dinnen trachten te voorkomenen daar moeten
de opzieners der Kerken op toezien.
De kermis, oorspronkeiyk een markt met
koopwaren, is immers ontaard in een ijdel en
diep zondig, heidensch feest. Aan het gevaar,
verbonden aan het meedoen, mogen wy en de
onzen en mag niemand zich blootstellen, 't Is
in strijd met de bede.Leid ons niet in ver
zoeking, maar verlos ons van den booze". Door
er ons aan te onttrekken moeten wy er pro
test tegen aanteekenen en anderen een goed
voorbeeld geven.
De reeds verkregen zegen kan en moet rij
ker worden, doordat er niet één van de onzen
zich heen begeeft, en door dat wij en de onzen
er anderen afhouden.
Wy zyn dit aan den Heere, aan ons zei ven en
aan elkander verschuldigd. Littooij.
P. S. Ons vervolg van de verledene week
plaatsen wy D. V. de volgende week.
VARIA.
Onze gestiehten van Barmhartigheid.
Wij maken met deze gestichten, die een ware
schat zijn, door onze Heiland aan de kerken
toevertrouwd, nog al eens kennis door circu
laire of reizend agent. Wij hadden dezer dagen
het voorrecht door persoonlijk bezoek nader ken
nis te maken met een dezer gestichten, name-
ïyk met het gesticht voor langdurige kranken,
Eudokia te Rotterdam. En dan zeggen wij, dat
de gunstige indruk, dien men van circulaire
of mededeeling van den agent ontvangt bij per-
sooniyk bezoek niet afneemt, maar integendeel
wordt versterkt
Welk eene schoone, doelmatige, ruime in
richting van het nieuwe gedeelte (en het oude
gedeelte zal nu ook weldra voor geheel nieuw
plaats maken.) Hoe is aan alle biliyk te stellen
eischen gedacht en voldaan. En nu de verzor
ging en verpleging zelve. Er heerscht ongedwon
gen orde en kalmte en eene zekere welgemoed
heid, die zou doen vergeten dat men in een
hui§ der smarten was. Netheid en frischheid
treffen overal den opmerkzamen blik. Vooral
het huiselijk karakter, dat geheim van het gere
formeerde leven, maakt het hier zoo aantrekke-
ïyk. De huiskamer is hier inderdaad het mid
denpunt, de huiskamer, zoo schoon vooral dan,
wanneer zij gevuld is met kreupelen en geraak
ten, om het Woord Gods te hooren.
Ook de verpleegsters genieten van het hui-
seiyk karakter van dit gesticht. Zy hebben daar
enboven de noodige rust en het gebruik van
een vriendelyk, vry vertrek. Waarlijk zij ver
langen niet, dat er voor hen klachten worden
aangeheven in dag of weekbladen.
Eudokia ligt in een ruim en luchtig gedeelte
van Rotterdam en toch niet ver buiten de ge
wone centra.
Het is omringd door een schoonen tuin, die
door de belangryke uitbreiding van het gesticht
wel wat wordt ingekort, maar toch nog ruim
genoeg blyft om een liefeiyk wandelpark te
zijn, voor de zwakken en herstellenden.
Eudokia is een schat en eere voor de kerk
van Rotterdam, maar waar het zijn poorten
ontsluit ook voor kranken uit andere gemeen
ten, ja over het geheele land, behoort het mede
aan alle kerken.
Deele Eudokia en de andere gestichten maar
veel in de openbare en bizondere gebeden en
in de liefde en offervaardigheid der geloovigen.
Hulsebos.
Beroepen te Holten ds. R. Brouwer te Rhoon
te Harderwyk ds. P. Warmenhoven te Alblas-
serdam B.
Bedankt voor Arnemuiden door ds. W. Mul
der te Giessen-Oudkerkvoor Zuidbroek door
ds. W. S. Schaafsma te Boornbergumvoor
Wilsum (Fr.j en voor Zuidwolde (Dr.) door ds.
S. Veltman te Geesvoor Sneek A door ds. G.
Wielinga te Katwyk a. d. Ryn.
Te Scharendyke—Elkersee is op Zondag 17
dezer Ds. W. Raman van Leerdam in zyn
dienstwerk bevestigd door Ds. N. G. Kapteijn
te Leersum. De bevestiger had tot zyn tekst
Mark. 16 15 en 16, en de aanvaarder van
zyn herderlyk werk 1 Joh. 1:1—4.
Benoemd tot directrice van het opleidings:
huis voor aspirantverpleegsters, tevens tehuis
voor de verpleegsters te Ermelo, mej. C. E.
Hulsebos te Vlissingen.
Dit eerste opleidingshuis wordt geopend den
10 Augustus, gaat uit van de „Vereeniging tot
bevordering van Geref. Ziekenverzorging in
Nederland", en zal den naam Salem dragen.