YR1JDAG 8 JULI 1898.
^Veekblad gewijd aan de ^Belangen der ^reformeerde J^erken
Ds. J. HULSEBOS, en Ds. A. LITTOOIJ.
Uit de Heilige Schrift.
Belijdenis en School.
7e Jaargang.
No. 27.
in Zeeland, Noord-Brabant en ^imburg.
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze Koning; Hij zal ons
behouden.
Jesaja 33 22.
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeideHeeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 15 22.
Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos.
3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, Iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. LE COINTRE
MIDDELBURG.
DE WERKEN NIET VOL VOOR GOD.
Want ik heb uwe werken niet vol
gevonden voor God.
Openb. Hl 26.
Wy zouden de Openbaring kunnen noemen
de geschiedenis der strijdende Kerk in het licht
der eeuwigheid voorgesteld en verklaard. Wat
alle geschiedenis in het Woord Gods kenmerkt,
vinden wy hier bizonder. Hetgeen hier op aarde
voorvalt, gelijk dat in den hemel wordt gezien
en beoordeeld. Waarbij DU n°g komt, dat dit
boek is een profetisch boek, dat ons in de toe
komst doet zien maar alzoo, dat het den toe
stand en den strijd aller eeuwen als in enkele
tooneelen samenvat en dan, dat het alles weer
geeft in zinrijke beelden, die aan Gods Kerk,
levende in en uit het Woord Gods, niet vreemd
en onbekend zijn.
En voor dat nu het tooneel van den stryd
en den triomf der Kerke Gods, van het rijk
van Christus tegenover het rijk van Satan wordt
ontsloten, voordat de oordeelen Gods, die aan
het laatste oordeel voorafgaan, worden getee-
kend, spreekt de Heere vermanend tot de Kerk,
die onder de zeven gemeenten van Klein-Azië
wordt voorgesteld. Het oordeel begint van het
huis des Heeren. Dit heeft de Kerk allereerst
en allermeest noodig, dat, eer zy uitga in den
stryd en de worsteling met wereld en Satan,
zy zelve ontdekt worde aan hetgeen in haar
niet is naar 's Heeren wil en dat de ban uit
het midden worde weggedaan. Ziet hier de
Censure van Koning Jezus. En zoo komt HU
nu nog, niet door een wereldsch Bestuur, maar
door het geestelijk ambt der dienaren Zijner
kroon, zoo komt Hij door de bediening des
Woords en des Sacraments, door opzicht en
tucht om Zijne stem in de Gemeente te doen
hooren.
Eene der gemeenten is die van Sardeg. De
Heere kondigt zich by haar aan, als aie de
zeven Geesten Gods heeft, die den H. Geest
ontvangt en zendt van den Vader, en de Ko
ning en Heere is dier Kerken, waarin de H.
Geest werkt en schittert als de ster of vlam
op den kandelaar. Maar nog is het volmaakte
niet. De zonde verontreinigt dat heerlyk licht.
En dus moeten bestraffing en vermaning uit
gaan.
In haar (in Sardes) merkt de Heere met zijn
vlammend en alziend Oog ook dit op, dat Hij
hij hare werken niet vol heeft gevonden voor God.
Uwe werken, het zyn de vruchten en ken-
teekenen, welke het alziend en recbtziend oog
des Heeren aan Zyne Gemeente opmerkt en
beoordeelt naar Zyn, naar goddelijk recht. Het
zyn uwe werken, zy zyn met u een, zy vloeien
voort uit uw inwendig bestaan en daarom be
oordeelt u de Heere daarnaar en zult gy ook
daarnaar geoordeeld worden.
Die werken zyn hier niet bepaald, de goede
werken als vruchten des geloofs, maar de
gansche levensopenbaring. En daarvan ge
tuigt nu de Koning der Kerk, dat Hy ze niet vol
gevonden heeft voor God. Hy heeft ze niet vol
gevonden. Dus heeft Hy er ernstig en nauwlet
tend onderzoek naar gedaan, onderzoek, of zij be
staan konden en voldoende waren voor het jong
ste gericht, het oordeel der volkomene beslis
sing. En nu heet het met ernst en beslistheid
en met de bezorgdheid der liefdeIk heb uwe
werken niet vol gevonden voor Godniet vol voor
God, met wien wy te doen hebben, mogelyk
wel vol voor eigene en anderer oogen, maar niet
vol voor God. De geheele levensopenbaring is
niet beslietniet van het rechte gehalte, gij kunt
daarmede niet bestaan.
Zoo spreekt de Getrouwe, opdat de onbekeerde
en vormendienaar ontwake, zoo spreekt de lief
hebbende Herder, opdat Zijne schapen zich
onderzoeken en afleggen, wat Hem mishaagt.
Vinde 's Heeren Woord ook bij ons ingang.
Heeft de prediking haar vrucht tot bekeering
En is daar een opwassen in de genade?
Hulsebos.
Over „De kerkelijke kassprak en schreef
de ondergeteekende meer aan eenmaal. Thans
schreef er Ds. Rudolph over in het Geref. Volks
blad. Met instemming wordt hier zyn ge
waardeerd schryven overgenomen. Yan harte
hopen wij, dat het vruchten dragen zal, ook
in Zeeland. Het luidt:
„In vele plaatsen is de kerkeiyke kas in ha
ren vroegeren vorm opgeheven, bestaat zy nu
nog slechts in naam, en is de kerkelijke admi
nistratie metterdaad kerkelijk gemaaktzooals
het ook behoort te zyn.
In vele plaatsen is men bezig dit goede voor
beeld te volgen.
Maar in tal van plaatsen is men in dezen
nog geheel werkeloosen laat men de zaken
zooals zij zyn. Toch is het zoo noodig, dat
men overal aan het werk tijge om de kerkeiyke
kas op te heffen en de kerkeiyke administratie
metterdaad kerkelyk te maken. Laten wy
daarop nogmaals mogen aandrirffeen en nog
maals onze gronden daarvoor mogen aangeven.
lo. De kerkelijke kas is thans onnoodig ge
worden.
Er is een tyd geweest, dat wy haar noodig
hadden. In de eerste iaren der doleantie be
stond de gegronde vrees, o' de 3-echtspersoon
lijkheid der doleerende kerken wel zou worden
erkend. Het gevolg daarvan was, dat deze
niets konden koopen, huren, verhuren, leenen
dat zy geen enkel rechtsgeldig contract konden
sluiten kortom geen enkele burgerlyke han
deling konden verrichten. Toch moesten zy
grond koopen, kerken bouwen, leeningen slui
ten, en allerlei zoodanige handelingen doen.
Nu hadden zy wel rechtspersoonlykheid kunnen
verkrygen volgens de wet op het recht van ver-
eeniging en vergadering. Maar zoodanige aan
vrage werd ons door ons beginsel verboden.
De kerk is geen gewo?ie menschelijke vereeniging
Zy is een goddelijke instelling. Als zoodanig
moest zy rechtspersoonlykheid hebben, geiyk
ook andere kerken, zooals de Roomsche, Her
vormde, Doopsgezinde kerken, als kerken en
niet als vereenigingen de rechtspersoonlijkheid
bezitten. Zy werden echter als zoodanig niet
erkend. De gegronde vrees bestond, dat ook
hare rechtspersoonlykheid niet zou worden er
kend. En toen is de vereeniging „de kerke
iyke kas" voor haar in de bres gesprongen.
De kerkeiyke kas is opgericht. Deze heeft
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tydig, uiteriyk Vrydagmorgen, by den
Uitgever in te zenden.
zich als een gewone burgerlijke vereeniging ge
constitueerd en rechtspersoonlykheid aange
vraagd. En deze heeft toen tot de doleerende
kerken gezegd Ik zal uw kerkelyk goed behee-
ren tot tyd en wyie uw eigen rechtspersoon
lykheid behooriyk is gewaarborgdik zal uw
dienstmaagd zyn en u in dezen dienen.
Die vrees, dat de rechtspersoonlykheid der
Gereformeerde Kerken, niet zou worden erkend,
is nu echter geheel verdwenen. Er is ten op
zichte van de Gereformeerde Kerken een groote
kentering gekomen in de publieke opinie. Zy
zyn door het openbaar gezag als Kerken erkend.
Omtrent haar recht om ook in het burgerlyke
leven te mogen optreden kan nu geen twyfel
meer bestaan. Zelfs is kort geleden een proces
gevoerd, waarin een Gereformeerde Kerk als
rechtspersoon is opgetreden en erkend. De re
den, die de oprichting van de kerkeiyke kas
noodzakelyk maakte, is nu geheel vervallen.
Zij heeft geen reden meer van bestaan. Zy is
geheel onnoodig geworden. Zij kan derhalve
worden opgeheven.
Evenwel kan de vraag ryzen Is het nood
zakelijk dat zy wordt opgeruimd Zij is on
noodig geworden. Toegegeven. Maar is daarom
schadelijk Zy heeft zulke uitnemende diensten
bewezen. Aan hare opheffing is weer allerlei
moeiiykheid verbonden. Is het wel bepaald
noodig, dat zy wordt opgeheven?
Juist deze bedenking noopt ons met te meer
kracht op hare opheffing aan te dringen. Want
er zyn nog vele andere redenen, die hare spoe
dige opheffing alleszins wenschelyk, zoo niet
gebiedend noodzakelyk maken.
2o. De opheffing der kerkelijke kas wordt in
de tweede plaats geëischt door de goede orde.
Wat eischt de goede orde De goede orde
eischt, dat elke administratie haar eigen ka
rakter drage, en dat dus de administratie van
kerkelyk goed ook een formeel kerkelyk ka
rakter hebbe.
Maar de kerkeiyke kas is geen kerkeiyke
vereeniging. Zy is een zeer gewone burgerlijke
vereeniging, die voor den tijd van dertig jaren
rechtspersoonlykheid heeft aangevraagd. Wel
zyn alle leden der Gereformeerde Kerk, als
zoodanig leden van de kerkeiyke kas. Wel
houdt ieder op lid van de kerkeiyke kas te
zyn, wanneer hy door den Kerkeraad wordt
gecensureerd. Nochtans is en biyft de kerke
lijke kas een burgerlijke vereeniging. De ge
meenteleden treden in de kerkeiyke kas niet
op als gemeenteleden, maar als leden eener
burgerlyke vereeniging.
En deze burgerlyke vereeniging is nu met
terdaad eigenaresse van het kerkeiyke goed.
Het kerkelyk goed staat op haar naam. Zy
beheert het. Zy doet dit ten dienste van de
Kerk. Zy doet dit overal voortreffelijk. Maar
zy beschikt toch feiteiyk over het kerkeiyke
goed. En dat is in stryd met de goede orde.
De Kerk zelve moet over haar eigen goed
beschikken. Zy moet dit doen door haar
orgaan, namelijk den Kerkeraad. De Kerk moet
dit dan ook weer gaan doen, nu haar rechts
persoonlykheid erkend wordt. Zy moet het
beheer van haar eigen goed van de kerkeiyke
kas overnemen. En het is schuldig verzuim,
wanneer zy dit niet doet.
3o. Ook de voorzienigheid eischt de opheffing
der kerkeiyke kas.