Uit de Heilige Schrift. KERK. Belijdenis en School. VRIJDAG 24 JUNI 1898. in ^Zeeland, oord-Brabant en J_,imburg. Ds. J. HULSEBOS, en Ds. A. LITTOOIJ. 7e Jaargang. No. 25. glltt yjEEKBLAD GEWIJD AAN DE j^ELANGEN DER (jEREFORMEERDE |^ERKEN Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons behouden. Jesaja 33 22. ONDER REDACTIE VAN Doch Bamuel zeide Heeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hoe ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22. Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tydig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den Uitgever in te zenden. DE ZACHTMOEDIGEN. Zalig zyn de zachtmoedigen, want aij zullen het aardrijk beërven. Matth. i 6. In de zaligsprekingen worden ons de eigen schappen en kenmerken van Gods volk genoemd. Naar den rijkdom der verscheidendheid in al Gods werken zal de een meer deze, de andere meer gene eigenschap vertoonen, maar bij geen hunner kan ook maar eene dezer eigenschap pen geheel en al gemist worden. Wij leggen nu bizonder den nadruk op de zachtmoedigheid. Zij is niet te verwarren met de barmhartigheid, zij wyst ons op eenen bi zonderen grondtrek van het door den Heiligen Geest vernieuwde hart. Het is die teederheid van geweten, die klein heid bij zich zeiven, die zachtheid en nederig heid tegenover den naaste, die geringheid voor God en menschen, die den Heere behagen, om dat zij zijn eigen genadewerk zijn. Niet alleen onze schulden en overtredingen, maar ook onze zondige aard maakt ons ver doemelijk voor God. En daarom heet het ook niet alleenZalig zijn die treuren (om hun zonden), en zalig zijn,, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, (dus naar de vergeving der zonden) maar ook, .Zalig zijn de zacht moedigen." Van nature hebben wij hooge, wreede, zelfge noegzame harten. Die zich tegen ons verheft zal het zeventig maal zevenmaal moeten boeten. Ook tegen God den Heere en zijne beschikkin gen zijn wij in opstand en murmureering, of, als het naar ons genoegen gaat, in zelfgenoeg zaam eigen behagen. Ook zijn wij dan soms met uitwendigen ijver voor Gods huis vervuld, maar eigenlijk is dit niets dan een Jehu's ijver. Doch anders wordt het, waar Godes Geest onweerstaanbaar tot bekeering werkt. Dan laat de heerscher zich bij de hand leiden en vraagtHeerewat wilt Gy, dat ik doen zal Dan komt er een gezicht in zonde en schuld en algeheele onwaardigheid. Dan moeten de zonden beleden voor God en menschen en de paden des rechts worden bewandeld. Dan komt dat gering denken van zich zeiven voor God en menschen, dat ook den naaste in het oog valt. Maar dan is er ook die eenvou digheid, waarin God de Heere wordt geloofd op Zyn Woord, en er op Zyne beloften wordt geantwoord. Het zij zoo en Hij doe alzoo. Opmerkelijk, aan de zachtmoedigen en kleinen zegt de Heere heerschappy toe in Zijn Konink rijk. Zij zullen het aardrijk beërven. Zij zullen leidslieden en heerschers en voorgangers en bezitters zyn op de nieuwe aarde. De vervul ling van dit woord Uwe drijvers zullen recht vaardigen zijn En als God 't harte heeft ver anderd, wie zal dan den zachtmoedige niet be minnen Wel mag de Heere en Heiland dan het zalig over de zachtmoedigen uitspreken, want, wat is grooter geluk en voorrecht, dan zoo van een kind des duivels tot een kind Gods te z(jn ge maakt, en alzoo God te mogen dienen en ver heerlijken Maar dit hemelsch heilgoed wordt ook al weder niet gekend dan in eenen weg van strijd. De oude mensch komt er tegen op. maar moet worden gedood. Menigmaal verheft zich nog Gods kind, zoodat de zachtmoedigheid aan hem niet wordt gezien. Maar de Heere zet zijn werk voort. Hy vernedert Zyn kind en doet hem weder zyn als een gespeend kind voor Hem. Hoe is het met u, lezerHebt gij kennis aan deze dingen? Is uw natuurlijk hart gebroken, heeft u de Heere een zachtmoedig hart gege ven voor Hem, in belijdenis van schuld en ootmoedig geloof, in stillen wandel en behoefte aan Gods gemeenschap. Zoo niet, vrees dan toch voor u zeiven en bid ^ernstig om den Geest der bekeering. En moet gij, kind Gods nog maar al te veel uw gemis aan dit heilgoed gevoelen. De Heere is de machtige. Zoek Hem. Zoek Hem ook aan Zynen Disch, om vam Hem te leeren, dat Hy is zachtmoedig en nederig van hart en Zyn beeld te dragen. Mocht de gestalte van het zachtmoedig hart meer gezocht, meer gekend, meer genoten wor den, om daarin veel te ontvangen, veel de na bijheid des Heeren te smaken, God te verheer lijken, eikanderen en anderen tot zegen te zyn. En wil dit zondig vleesch nog menigmaal heerschen, is de vyand zoo machtig, Christus is de Overwinnaar. Eenmaal zal elk zacht moedige door Hem zyn volmaakt en met Hem heerschen. Hulsebos. Uit de geschiedenis der Kerk. Nationale Synode van Middelburg. 1581. I. Ook deze Synode staat in het kader van haren tyd. Wy zullen dus wel doen, eerst eens iets van dien tijd mede te deelen. Hevig waren in de jaren 1579 en 80 de on lusten tusschen de Roomschen en de Gerefor meerden. Velen der Roomschgezinden werden verdacht van met den vijand te heulen, en toen de dubbelhartigheid en het verraad van den roomschen stadhouder, graaf van Rennen berg bekend werd, maakte dit den hervormden „het hooft soo heet, dat sij meenighen oproer uit broeiden. Te Deventer en te Zwolle werden de kloosters bestormd, de beelden der kerken ver- bryzeld en de Spaanschgezinden uitgedreven. Ook in het bisschoppelijk Utrecht werden de kerken van hare afgodische sieraden ontdaan en moest de eisch Yan het volk worden inge willigd, om onder anderen de openbare oefening van den roomschen godsdienst te verbieden tot nader bevel van den prins. Maar ook tusschen de protestanten wus er oneenigheid. Zoo te Woerden, waar een heftige twist ontbrandde tusschen Lutherschen en Cal vinisten. De Luthersche predikant, Johan Zali ger, was hiervan de oorzaak. Op den Kansel voer hy meermalen hevig uit tegen de Calvi nisten, die hy eedbrekers en onrustige geesten noemde. Hy liet zelfs den prins niet ongemoeid en verklaarde zich sterk tegen het afzweren van Filips als heer der Nederlanden door de Staten. De oneenigheden en beroeringen in het goede stadje Woerden liepenzelfs zoo hoog, dat de Staten en de prins er in moesten gemoeid wor den, die in die ge wicht volle dagen wel wat an ders aan hun hoofd hadden. De zaak werd den 4 April 1580 aldus beslist dat de Augsburgsche confessie even als de Ge reformeerde geloofsbeiydenis binnen Woerden mocht worden onderhouden, en dat door de Calvinisten in de kerk en door de Lutheranen in zekere huizing of stalling, waarheen zy zich reeds begeven hadden zou mogen gepredikt worden. Maar ook heerschte toen ter tijd in het hart van Holland onder de Calvinisten zeiven ver deeldheid. Het was te Leijden, waar de Over heid eene geschikte gelegenheid wachtte, om haar volle macht op Kerkelijk gebied te doen gelden. Het waren al wederom de zilveren koorden, die haar den kans boden om haar slag te slaan. De Kerkeraad vroeg toch in April 1579 aan de Overheid, om aan drie der twaalf ouderlingen een vaste toelage te geven, zoodat zij in dienst bleven en met te meer naarstigheid en bekwaamheid de predikanten konden bijstaan. Dit voorstel werd niet alleen aangenomen, maar tevens werd bepaald, dat voortaan uit de dubbelgetallen van ouderlingen en diakenen door de Overheid de eene helft zou worden verkoren en dat bovendien in elke Kerkeraads vergadering twee leden van den raad, die de Gereformeerde religie beleden, zouden te genwoordig zyn, om vanwege de Overheid in die vergadering te presideeren en opzicht te houden. Een der beide predikanten, Caspar Coolhaes, een vooriooper der Remonstranten, was het hier mede goed eens, de andere dienaar Pieter Cor- nelisz met den geheelen Kerkeraad op een ouderling na, verzette zich hiertegen met alle geboden middelen. De magistraat zette toen eenvoudig al deze ouderlingen en diakenen af en liet onder lei ding van Gaspar Coolhaes eenen nieuwen Ker keraad benoemen en eenen predikant beroepen. De oude Kerkeraad wendde zich tot den prins en deze verzocht den magistraat van Leijden, toch in dezen staat van zaken geen nieuwichejdt in Kerk of regeering in te voeren, en ver maande hem alles te laten, zooals het geweest was. Tevens zond de prins twee raden uit het hof van Holland, van Wijngaarden en Casembroodt, om zijn verzoek nader aan te dringen. Maar hoewel ook de Staten tot het zelfde doel hunne afgevaardigden zonden en er werd gewezen op het verkeerde voorbeeld, dat aan de studee- rende jongelingschap werd gegeven, niets mocht baten, de heeren luisterden naar geen raad. Zelfs ging men steeds verder, als ook Pieter Cornelisz uit zyn ambt werd ontzet, omdat hij de armen niet recommandeerde en in de verga dering van den nieuwen Kerkeraad niet ver scheen. Blijkbaar wilde ds. Cornelisz geene han delingen doen, waardoor hy de' nieuwe diakenen en den nieuwen Kerkeraad erkende. Zoo had hy ook geweigerd den beroepen predikant voor te stellen, wiens naam toen maar aan de kerk deur was aangeplakt. Hulsebos. De verkiezing der leden voor de Prov. Staten

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1898 | | pagina 1