Officieele Berichten.
INGEZONDEN STUKKEN.
volksvertegenwoordiging de Regeering duideiyk
gemaakt, dat hetgeen een der kerkgenootschap
pen deed, haar niet ontsloeg van hare roeping.
Immers is er ook geen officieele staatskerk
meer. Maar ten andere is de roeping der Hooge
Overheid om zegen voor land en volk alleen
van de gunste Gods te verwachten, wederom
klaar en duideiyk uitgesproken. Dit is eene
winste, onberekenbaar groot, en de woorden
van Donner zullen niet verstuiven, maar na
werken niet 't minst in de verlevendigde cons
ciëntie des volks.
Wy zyn den Heer Donner dankbaar voor het
houden van deze interpellatie. Daar behoorde
moed toe by het voorzien van den uitslag en
onder de gedurige pogingen van eene vyandige
pers, om hem van zijn ondernemen af te
schrikken.
De Heere schenke ons steeds meerderen als
hy en spare hem nog lang, om ook als volks
vertegenwoordiger Koningin en Vaderland te
dienen. Hulsebos.
KORT VERSLAG der Classicale Zendings
conferentiegehouden te Middelburg inde
Gasihuiskerk op Hemelvaartsdag19 Mei
1898, des namiddags te twee uur.
By afwezigheid van ds. Littooy wordt het
presidium waargenomen door ds. de Jager.
ZEw. opent de vergadering met den gebede
en laat zingen Gebed des Heeren 1, 2 en 3.
Ongeveer een zeventigtal ambtsdragers uit de
verschillende Kerken der classis wonen de
conferentie by.
Het eerste punt ter bespreking„Onze roeping
om in de eerste plaats zending te drijven in onze
Koloniën" wordt nu korteiyk door ds. Hulsebos
ingeleid. Spreker merkt oplo. Hoewel het
zendingsbevel luidt: aan alle creaturenzoo
is toch onder Gods voorzienig Bestuur eene
keuze van zendingsterrein noodig. Zie ook
Handel, lö 6, 9, 10. 2o. De koloniën in Oost
en West, aan Nederland toevertrouwd, en sinds
eeuwen bronnen van welvaart, behooren aller
eerst door de geloovigen tot Christus te worden
gebracht. Hoe belangrijk ook op zich zei ven
de bezittingen in de West mogen zyn, zoo
vestigt zich hier toch voomamelyk de aandacht
op Nederlandsch Oost-Indië, de schoone Oost-
Indische archipel of eilandenzee, de grootste
der wereld, en die zich als een gordel van
smaragd om den Evenaar slingert. Onze be
zittingen daar hebben eene uitgebreidheid van
28000 vierkante mylen met meer dan 28 mil-
lioen inwoners, waaronder slechts 42000 Euro
peanen. Het is eene bonte mengeling van
allerlei talen en natiën. Java, het middelpunt
onzer bezittingen, is vier maal zoo groot als
Nederland en heeft 20 millioen inwoners. In
het midden wonen de Javanen, westelijk de
Soendaneezen, oostelijk de Madoereezen. 3o. De
Zending in Oost-Indie wordt vergemakkelykt
door de vele betrekkingen met het moederland
en de reisgelegenheden, zij wordt bemoeilykt
door het slechte voorbeeld der Europeanen en
verschillende regeeringsmaatregelen, al is op
dit punt eenige verbetering gekomen. Maar
bij al het voor en tegen zijn overwegendde
verplichtingen, die wij hebben jegens de hei-
densche en Mahomedaansche bevolking. 4o.
Een ruim en schoon terrein is daar aan de
gereformeerde Kerken toevertrouwd. Behalve
het eiland Soemba (gedeeltelijk) en de stations
te Batavia en te Soerabaya, bestaat ons zen-
dingsgebied uitMidden Java ten Noorden
(Tegal, Pekalongan, Noord-Banjoemas), Midden
Java ten Zuiden (Zuid-Banjoemas, Bagelén,
Kedoe en Djokjokarta).
Dr. Wagenaar verbiydt zich, dat dit punt
voor alles op de agenda is geplaatst. Ja, het
is onze roeping om zending te drijven in onze
kolonwn! Hy herinnert aan de Zendingswerk
zaamheid der classis Walcheren in vroeger
eeuwen en bizonder van de Kerk van Middel
burg. Ook de Zeeuwsche Synoden (al is ons
weinig overgebleven van hare acten) hebben
veel tyds besteed aan de zaken der Zending.
Ook hy erkent het bezwaar dat de Zending in
onze Indiën ondervindt door het slechte voor
beeld van vele christenen. De inlanders hebben
den naam van Jezus wel gehoord, als de zen
delingen komen, maar als vloekwoord uit den
mond van spotters. Wel hebben zy de zooge
naamde christenen afschuwelijk hooren vloeken
maar een christen, die bidt, aanschouwden zy
nog niet.
Doch des te meer is het onze roeping, om
onder die arme heidenen te arbeiden. Gedenken
wy ook aan hetgeen de vaderen in vroegere
eeuwen hebben gedaan. Spreker wenscht aan
het reeds gezegde nog een drietal punten ter
overweging toe te voegen, lo de schuldige
plicht der dankbaarheid. Toen Spanje Portugal
had geannexeerd, sloot het deszelfs zeehavens
voor onzen handel, dit was de dood voor ons
onafhankelijk bestaan. Daar rees het gebed
omhoog, waarin ook een Planeius te Amster
dam krachtig voorging. En ora et labora was
de heilige ordening. De weg naar Indie zelf
werd gezocht en ook gevonden. Met geringe
macht werden de heeriykste koloniën genomen,
de millioenen stroomden herwaarts, en Maurits
en Frederik Hendrik hadden den leeftocht voor
hunne heirlegers, waarmede Spanje werd ge
krenkt. 2o Onze schuld aan Indie is groot.
De kinderiyke, zachtaardige volken aldaar
begeerden onderwys. Het geschiedde, maar
weldra verslapte de ijver. Zoowel Mahomed
als Christus eischten die volkeren voor zich
op. Maar ter wille der negotie werd aan Ma
homed vry spel gelaten en de Zending aan
banden gelegd. Er ligt eene nationale schuld.
Worde het toch meer gevoeld en zy het als
by JeremiaWij en onze vaderen hebben ge
zondigd". 3o Let op de tydsomstandigheden.
Wij kunnen nu nog spreken van die landen
als van onze koloniën. Zal dit steeds zoo blijven.
Spreker wijst op de donkere wolken, die aan
den kolonialen gezichtseinder opdoemen. En
zou de langmoedigheid Gods met ons niet haast
ten einde kunnen zijn
Op eene vraag van ds. Yeenstra antwoordt
de referent, dat voor zoover hem bekend is,
de regeering, naar gelang de aanvragen inko
men, het zendingsterrein aanwijst, en wanneer
dit eenmaal ingenomen is en bearbeid wordt,
er geene anderen op toelaat.
Dr. Wagenaar doet eenige mededeelingen
omtrent Soemba.
Ds. de Jager brengt de (geenszins doorhem
gedeelde), maar toch zoo dikwyls opgeworpen
bedenking in het middenIs het voorbeeld van
véle onzer landgenooten in Indie zoo nadeelig,
zou het dan niet wijzer zijneerst ons eigen
volk te bearbeiden en tot Christus te brengen,
voordat wij ons tot die heidenen begeven
De Referent merkt op, lo dat nu de Heiden
zending aan de orde is gesteld, maar ook 2o
dat, wanneer aan de roeping jegens de heide
nen wordt gehoor gegeven, juist de ware trouw
ook aan eigen omgeving zal worden betoond.
Zij, die met dit bezwaar komen, doen gewoon-
ïyk noch het een, noch het ander.
Dr. Wagenaar wyst: lo op het voorbeeld
der apostelen. Immers verwierp het meeren-
deel der Israëlieten Christus, toen zij den hei
denen gingen prediken. 2o Ook onze vaderen
dreven zending, toen hier zelfs nog veel onge
bondenheid en ruwheid op den Zondag werd
bedreven. 3o Hier kan ieder het Woord hooren,
daar zijn millioenen wien de gelegenheid ont
breekt. 4o De bekeering van een geheel volk,
hoofd voor hoofd, is nimmer te verwachten.
5o Leest aandachtig: Mattheüs 24 11-14.
Ds. de Jager kan zich by dit alles volkomen
nederleggen. Toen de waarheid door hun volk
werd verworpen, schudden de apostelen naar
huns meesters woord, het stof van de voeten
en keerden zich tot de heidenen.
Hiermede eindigde de bespreking van het
eerste punt.
J. Hulsebos,
(Wordt vervolgd.) Scriba.
Vergadering van den ring „Walcheren" van
Ger. Jongel. Ver. op Donderdag 2 Juni 1898
des avonds ten 6 ure te Middelburg (Consisto
riekamer Hofpleinkerk.)
1. Opening door den Voorzitter.
2. Lezing der notulen.
3. Marnix van St. Aldegonde. Inl. J. Kempe
van Souburg.
4. De dienstknechten van Israel. Inl. van
Velzen van Koudekerke.
5. „Beschaving." Inl. C. de Neef van Mid
delburg.
6. Tijdsbepaling volgende vergadering.
7. Sluiting.
De Secretaris.
Veere Mei '98 J. A. LurjK.
Beroepen te Staphorst N. Diemer cand te
Apeldoorn.
Aangenomen naar Scharrendyke door Ds. W.
Raman te Leerdam.
D. V. zal Ds. L. Bouma Zondag 5 Juni des
avonds te 6 ure zyn intrede houden in de Ger.
kerk B. Hofplein. Kerkeraden uit de Classis
Walcheren, die zich willen doen vertegenwoor
digen worden verzocht daarvan tydig opgaaf
te doen aan den scriba van bovengenoemde
Kerk, opdat zoo mogeiyk voor plaats gezorgd
worde.
S. den Hartigh, scr.
Oost- en West Souburg 22 Mei 1898.
Met dank aan den Heere maakte onze ge
achte leeraar Ds. C. B. Schoemakers tot onze
blydschap aan de gemeente bekend, dat hy vrij
moedigheid van den Heere ontvangen had om
voor de roeping der Geref. Kerk te Fynaart te
mogen bedanken. Dat de Heere dit besluit ver
der met een rijken zegen moge bekioonen is
onze wensch en bede.
Namens den kerkeraad
C. Ce vaal, scriba.
Verantwoording vau Liefdegaven.
Vlissingen B. In dank ontvangen van de
knapenvereeniging „Obadja" voor de kerk f 1.50,
voor de armen f 1.00.
Namens den kerkeraad
C. P. I. Dommisse, scriba.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
Waarde Redactie!
In den N. Zondagsbode van 7 Mei 11. schryft
de heer L. Hymans, Herv. pred. te Koudekerke,
een kort, scherp stukje, dat biykbaar ten doel
heeft om onze Geref. Kerken eens flink te
treffen.
Het onderstaand schryven richtte ik tot de
Redactie van genoemd blad. Zy weigert dit
echter op te nemen. Mag ik er daarom langs
dezen weg publiciteit aangeven, temeer omdat
er onder de lezers van onzen Zuider-Kerkbode
ook verscheidenen zijn, die geregeld kennis
nemen van wat de N. Zondagsbode wekelijks
onder de oogen van het publiek brengt?
Het luidde aldus
Hooggeachte Redacteur!
Naar aanleiding van hetgeen de heer Ds.
Hijmans antwoordt op het ingezonden stukje
van Br. K. Wielemaker (zie N. Zondagabode 7
Mei) zij het mij als getrouw lezer van uw
blad vergund enkele opmerkingen te maken,
en daaraan eenige vragen te verbinden.
Ie Wekt het telkens myne verwondering,
als ik een schrijven van Ds. H. lees, dat over
eenig kerkelijk punt handelt, dat ZEerw. nooit
de officieele termen gebruikt, als het betreft
degenen, die met hem van kerkelijke richting
verschillen, maar altijd spreekt van Afgeschei
denen en Doleer enden. Sinds 1892 staan de
Kerken, die zich vastklemmen aan „het Woord
vanGod"en „de drie Formulieren van Eenigheid"
(Belydenisschriften) by de regeering bekend
als„De Gereformeerde Kerken."
Welk recht heeft Ds. H. om dezen officiëelen
term steeds te verwaarloozen Of rekent hij
den N. Zondags bode niet onder de ofl&ciëele
bladen
2e Wordt in bedoeld schrijven de stoute
bewering uitgesproken als zou het denken der
z. g. doleerenden „scheiden" zijn.
Tegen deze bewering teeken ik ernstig pro
test aan, omdat my geen ander doel der z. g.
doleerenden bekend is, dan om alles te ver
eenigen wat zuiver den Christus belijdt.
Wat recht heeft Ds. H. om nu zulk eene onj uiste
bewering in publieken geschrifte het eenvoudige
volk voor oogen te tooveren?
(1) 3e Spreekt de geachte schryver over de
tucht in de Herv. Kerk, en zegt er van, dat
deze wordt uitgeoefend, zoo zelfs, dat er leden
gecensureerd worden. Dat er door sommige
Geref. predikanten in de Ned. Herv. Kerk
hiertoe, Gode zij dankernstige pogingen worden
aangewend, valt niet te betwyfelen. Doch dat
er gecensureerden zyn, die dus na beiydenis te
hebben afgelegd, van de Herv. Kerk zijn afge
sneden (vergelyk vr. 85 van den Cat.) en dat
die nog wel aanstonds door de Geref. Kerk met
open armen zijn ontvangen, hiervan is me in
derdaad niets bekend.
Wil de geachte schrijver de vriendelijkheid
hebben om mij eens uit den droom te helpen
(2) 4e Spreekt Ds. H. over eene doleerende
usance betreffende een huweiyk.
Als ik de verklaring van dit woord naga, dan
kan het niet anders beteekenen dangewoonte,
gebruik, dus„een aangenomen regel". ZEerw.
heeft hier blijkbaar een bijzonder geval op het
oog, doch mag ;hy uit het bijzondere tot het
algemeene besluiten? Is dit niet onrechtvaardig
Voorzeker, evenals ik onrechtvaardig zoude
zyn, indien ik zeideEr is een lid der Ned.
Herv. Kerk, die zijn kinderen niet laatdoopen,
en daaruit deze conclusie ging trekken Usance
der Ned. Herv. Kerk is: dat hare leden geen