VARIA, VROEG DOOPEN. niet vergeten, dat Luther te recht gezegd heeft „Die de jeugd heeft, heeft de toekomst". En dan, wat tegen de wet, ter sluiks, door de gedienstigheden der praktijk, of uit bereke ning er in onzen geest by toegelaten wordt, wy vragenkan dat den Heere behagen Is dat inkomen, niet door de rechte deur, niet door die der wet, in overeenstemming of in strijd met de hoogheid, met het recht en met de eer van onzen Heere Jezus Christus? Het zou my ook ondragelijk zyn als onder wijzer onder zulk eene wet en onder dergelyke omstandigheden jaar in jaar uit den Heere my- nen God te moeten dienen. Met die onderwyzers, die gezegd hebben, dat kon en doe ik niet, ben ik het van harte eens. Als middel in de hand van God heeft ook het christelijk onderwijs en ook dat op de Zondagscholen gegeven is, den snooden toeleg, ons volk te moderniseeren, verijdeld, en mits dien Nederland bewaard voor algeheele ver bastering. Godlof! er is een hopegevend overbiyfsel, naar de verkiezing Zyner genade. Laten ook wy, door Gods genade in dezen goed doende, niet verslappen. Stout steekt het libe ralisme by vernieuwing den kop op. Het wil ingrijpen in de ouderlijke rechten. Niet hen slechts, die hunne kinderen ver- waarloozen, wil het de wet stellen, maar ons allen, zonderonderscheid. Het wil zich de rech ten aanmatigen, door den zoogenaamden staat henen, die God ons over onze kinderen gege ven heeft. En de liberalisten zeiven hebben in tal van hunne bladen gezegd, dat wat nu in het wets ontwerp op den leerplicht geëischt wordt, nog slechts de eerste, en wel eene te veel toege vende stap is, op de baan, die zij in betrekking tot onze kinderen willen bewandelen. Moge het Nederlandsche volk ontwaken en op zyne hoede zijn, door onder opzien tot en in de kracht van God er zich tegen te verklaren, strijdend voor zyne rechten. Lïttoou. In een der vorige nos. van de Geld. Kerk bode vonden wy de volgende Samenspraak van de hand van Dr. Wagenaar, die wy meenden ook onder de aandacht onzer lezers te moeten brengen. A. Waarom ben jij toch zoo drijverig met het laten doopen van je kind. Weet je niet, dat je daardoor ergernis geeft B. Hoor reis, broertje, ik wil hierover wel met je praten, doch dan liefst op zeer kalmen toon en je moet my niet zoo uit de hoogte op het ïyf komen vallen met hatelijke woorden als drijverig en met dikke woorden als ergernis A. Nu ik wil niet hatelyk zijn, maar dat vroege doopen vind ik toch een hatelijk ding en ik erger me aan die nieuwigheden geweldig. B. Myn schoonmoeder plag altijd te zeggen, er is een gegeven ergernis en een genomen er gernis. De uwe behoort tot de laatste soort, mijn vriend. Overigens moet men niet zoo licht spreken van ergernissen. Gij weet, wat de Heere Jezus gezegd heeft van hen, die de kleinen ergeren en gelooft gij nu werkelyk, dat ik door myn kind zoo vroeg mogelijk het Bonds- teeken te gunnen zoo'n gruwel bedrijf, dat 't mij beter ware, zoo een molensteen om mijnen hals gehangen ware en ik verdronken in de diepte der zee A. Nu overdryft gij, broertje B. Neen, dat zegt toch de Heiland van hen, die de kleinen ergeren. En daarom moest men met dat woord ergeren wat voorzichtiger zyn. A. Gy verwekt er toch onrust door in de gemeente. En dat wraak ik. B. Lieve broeder, nu moet ik even glim lachen. Dit riekt een beetje naar de Synodale Hiërarchie. De eerste afgescheidenen en ook de doleerenden zijn allemaal gevonnisd wegens het verstoren der rust in de kerk A. Dat zy zoo, maar uw vroeg doopen heeft nog slechter geurtje. Dat riekt naar de Roomsche Hiërarchie B. Hebt gy wel eens de oude Gereformeerde doopboeken gezien? Niet laat ze eens na slaan. Zelfs die tot het einde der vorige eeuw. Wat vindt ge daarin? Dit, dat elk kind ge doopt werd met 3, 4, hoogstens 10 dagen. Dat is drie eeuwen lang vaste Gereformeerde zede geweest. Het Roomsche luchtje bestaat alleen in uw verbeelding, broeder evenals de nie- wigheid." 't Is antiek-gereformeerd en er steekt hoegenaamd geen Roomsch beginsel in. A. Ei zoo. Is dit dan niet echt Roomsch, dat de kinderen zoo spoedig mogeiyk gedoopt moeten worden, omdat zy als ze ongedoopt kwamen te sterven niet zalig zouden zyn B. Ja, dat is echt-Roomsch. A. Nu dan heb ik u toch B. Zeker, als een z. g Gereformeerd vader zyn kind vroeg laat doopen uit drang van dit Roomsche bijgeloof, dan is die beweegreden glad verkeerd, doch als hy het doet niet uit superstitie ofte bygeloorige overschatting van het sacrament, maar uit gehoorzaamheidis het dan nog Roomsch? A. Neen, dan niet. Maar t lijkt er toch wat op. B. Nu, wij zullen ons wachten voor den schyn des kwaads, doch immers niet, als wij hierdoor ongehoorzaam zouden worden aan den Heere onzen God! A. Dit geef ik toe, doch ik versta juist niet, hoe gij kunt aantoonen, dat het vroeg doopen een zake van gehoorzaamheid is aan den Heere God. B Nu komt ge in den rechten toon, myn broeder. Als ernstige Gereformeerde mannen iets doen in afwyking van wat een tijd lang gewoonte werd, dan moeten hunne vrienden beginnen met te vertrouwen, dat zij toch wel gewichtige redenen voor hun doen zullen heb ben en in alle kalmte hebben ze hiernaar te vragen A. Nu wat hebt ge dan voor redenen? B. Hierover zijn wij het natuuriyk eens de gemeente moet gedoopt wezen en tot die ge meente behooren ook onze kinderkens. Daarvan zijn ook zy lidmaten door hun geboorte uit geloovige ouders. En qua lidmaten der ge meente behooren zij gedoopt. A. Te worden ter bekwamer tyd. B. Neen gedoopt te wezen. Lees ons formulier maar na. Een christenkind behoort gedoopt te wezen. Een ongedoopt christenkind behoort er niet te zyn in eene ordenteiyke ge meente. Zoo staat het. A. Dan moet men ze dadeiyk na de geboorte doopen en er maar dadelijk mee naar den dominé loopen, zooals de Roomsche dat doet naar den pastoor. B. Lieve broeder, wilt gij nu rede verstaan of niet? Laat ons anders het gesprek maar afbreken. Gij zegt in uw doopsformulierde kinderen der geloovigen behooren gedoopt te wezen. Welnu, dan hebt gij geen reden ze ongedoopt te laten liggen, als de gelegenheid ter doopsbediening u aangeboden wordt. Die gelegenheid wordt n door uw kerk geboden, als zy samenkomt tot den dienst des Woords en der Sacramenten. Er moet dus uwerzijds al een zeer geldige reden zijn, om die gelegen heid te verzuimen en uw kind ongedoopt te laten liggen. A. Nu die geldige reden is voor my de te genwoordigheid der moeder. B. Ik kan er inkomen, dat een teedere moe der gaarne haar kind ten doop heft en 't voor hare oogen ziet ontvangen het teeken en zegel van Gods genade. Ik heb wel eens met aan doening gezien, hoe die moeders dat gedoopte voorhoofdje kusten met moederlyke biydschap en trots. A. Nu, van die bewegingen in de kerk houd ik nu niet. Ik ben er meer voor, dat de moe der haar jawoord moet geven voor de opvoe ding, want daarin is zy toch Numero I. Ook als ik nog denk aan wat myn lieve, vrome moeder voor mij geweest ishoe ze met ons bad en ons uitlokte. En daarom uit eerbied voor de nagedachtenis mijner onvergetelyke moeder yver ik zoo tegen dat vroege doopen, terwyl de moeder nog te bedde ligt. B. Ik waardeer zeer dezen toon in uw ge sprek en toch durf ik niet met u erkennen, dat deze reden van uitstel geldig is voor God. A. Moet dan niet vooral de moeder beloven, 't kind in de voorzeide leer te zullen onderwij zen en te doen onderwijzen. B. Neen, dat behoort de vader te beloven. Hy is het hoofd der vrouwe. Hij staat recht streeks verantwoordelijk voor God. Zyne vrouw is eene hulpe tegenover hem. Zijne vrouw heeft hem beloofd een goede moeder te zullen wezen. Hij echter herhaalt, waar de Heere de ver- bondsbelofte verzegelt over zyn kind, dat hij zorgen zal, dat dit kind als een verbondskind zal worden opgevoed. A. Maar in vele gevallen heeft de vader heelemaal geen tyd om zich met de kinderen te bemoeien. B. Als dat zoo is, dan is dat een voor God geoordeelde toestand. Doch dit zyn, Gode zij dank, slechts uitzonderingen. In ver de meeste onzer Gereformeerde gezinnen kan de vader met name op Zondag, doch vaak ook wel door de week wel ter dege oogenblikken vinden om iets voor zyn kinderen te wezen, als men dit maar ernstig toil. Hebt gy herinneringen aan wat uw moeder was voor uw kinderlyk ge moed, ik gedenk met innigen dank menig avondgesprek met mynen vader, als vader des winteravonds vertelde in 't hoekje van den haard of als ik des zomers wandelde aan zyn hand. A. Nu ik geloof ook wel, dat menig va der er zich uit geesteiyke traagheid van af maakt, als hy zegtmoeder moet de kinderen maar opvoedenik heb daarvoor geen tyd. Ik denk ook, dat deze verontschuldiging wel eens te licht biyken kon in den dag der beproeving. B. Ongetwyfeld, vriend. En er zyn ook nog heel wat gezinnen, waarin vader 's mor gens en 's avonds voorleest uit het groote boek en met en voor zyn huisgenooten bidt. En als men van de oud gereformeerde zede van de Zondagsche huiseiyke godsdienstoefening, waarbij de preek gerepeteerd en de Catechis mus opgezegd werd afwijkt en men tegenwoor dig al getrouw meent te zijn met de kinderen naar de Zondagschool te sturen, dan zyn dat misstanden, waarvoor men niet uit den weg moet gaan, maar die ernstig behooren te wor den bestraft. A. En dit is toch ook waar, 't is vader, die de kinderen ter catechisatie zendt en besluit op wat school ze zullen gaan. Hij heeft dus zijn deel in 'tonderwyzen in de leer des Ver- bonds. B. Ik ben bly, dat gij 't gul erkent. De vrome moeder werkt in op 't gemoed van 't kind, maar het „onderwijzen en doen onderwijzen" in de leer der kerk, dat behoort thuis by een getrouwen en godzaligen, bij een echt-gerefor meerden vaderiemand, die geen o is, maar een calvinist op zijn post. A. Doch gy zult het nu weer met mij eens zijn, dat vader en moeder in de opvoeding moe ten samenwerken en daarom moeten ze ook samen ten doop komen en het samen beloven (Slot volgt.) Beroepen te Zaltbommel en te Geldermalsen dr. J. Hania te Oosterbierumte Berlicum ds. H. J. Allaart te Harlingen. Aangenomen naar Siddeburen door ds. W.J. Thijssen te Olstnaar Doesburg door ds. H. W. Felderhoff te Jutryp. Bedankt voor Sneek door ds. C W. E. 'Ploos van Amstel te Zwolle voor Geldermalsen door dr. J. Hania te Oosterbierumvoor Baarland door ds. P. A. Lanting te Nieuwendam voor Gouda door ds. J. R. Dijkstra te Jourevoor Oud Vosmeer door ds. Joh. Visser te Ierseke. De kerkeraad der Geref. kerk te Rotterdam B besloot in beginsel tot het uitzenden van een Missionaris naar het arbeidsveld der voor malige Geref. Zendingsvereeniging op Java. Deze uitzending zal plaats hebben voor gezamenlijke rekening der Rotterdamsche kerken enjgesteund worden door de classis-gemeenten. De classis Zierikzee der geref. kerken heeft den candidaat Kooistra. beroepen predikant te Haamstede, heden peremtoir onderzocht en tot de H. Bediening toegelaten. De heer N. P. Littooy Az., beroepen D. d. W. bij de Gereformeerde Kerk van Krimpen aan de Lek, werd door de classis Gouda bijge staan door de Deputaten Synodi ds. van Andel en ds. Doorn, peremtoir geexamineerd en tot de Bediening des Woords en de H. Sacramen ten toegelaten. Door de classis Zierikzee werd na afgelegd praeparatoir examen, de heer G. Wisse, Jr. cand. a/d Theol. School met algem. stemmen beroepbaar gesteld in de Geref. Kerk. Het adres isG. Wisse Jr. Kamperland, Zee land. Met een leerrede naar aanleiding van Ps. 147 2a nam Zondagavond ds. H. Hoekstra af scheid van de Geref. Kerk te Schiedam. Een talrijke aandachtige schare vulde het ruime kerkgebouw. Aan het einde werd den scheiden den leeraar toegezongen Ps. 121 4. Zondag 8 Mei hoopt Ds. H. Hoekstra van Schiedam zijn intrede te doen in de Geref. Kerk van Arnhem B, na des voorm. bevestigd te zijn door Dr. L. H. Wagenaar van Middelburg. Voor onze Gereformeerde Jongelingen. Op Hemelvaartsdag 19 Mei a.s. hoopt D. V. de Nederlandsche Bond van Jongelingsver- eenigingen op gereformeerden grondslag zynen Jaarlijkschen Bondsdag te Haar lem te houden in de groote zaal der Sociëteit „Vereeniging", Lange Begynestraat, by dö

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1898 | | pagina 2