Uit de Heilige Schrift. Belijdenis en School. 7e Jaargang. YR1JDAG 6 MEI 1898. No. 18. Ds. J. HULSEBOS, en Ds. A. LITTOOIJ. www ^VeEKELAD GEWIJD AAN DE pELANGEN DER pEREFORMEERDE J^ERKEN IN ^ZEELAND, jMOORD-BRABANT EN BIMBURG> Want de HEERE is onie Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze KoningHy zal ons behouden. Jeeaja 33 22. ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeideHeeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22. Abonnement por 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1—5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE CO I NT RE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tydig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den Uitgever in te zenden. DE HOPE DES EEUWIGEN LEVENS. Indien wij alleenlijk in dit leven op Christus zijn hopende, zoo zijn wij de ellendigste van alle menschen. 1 Cor. 19. Onder de vragen, die de jeugdige gemeente te Corinthe in beroering brachten, behoorde ook die van de opstanding der dooden. Niet, dat de opstanding van Christus openlijk werd ge loochend of bestreden. Neen, de dwaling betrof de opstanding der dooden, bepaaldelijk der ge- loovigen. De opstanding van het lichaam, de opstanding des vleesches ten jongste dage, werd geloochend. En wat nu niet zoo dadelijk werd opgemerkt, Paulus vestigt er de aandacht op, als hij zegt: „En indien er geene opstanding der dooden is, zoo is Christus ook niet opge wekt". Dit hangt ten nauwste samen. Indien de menscheiyke natuur niet kan opstaan, niet kan hersteld vjotden.. in., som -Vfilkomene her stelling des lichaams, dan (want Christus is ook waarachtig mensch) is ook Christus niet opgestaan. Het is het noodwendig gevolg der dwaalleer. En deze dwaling was gekleed in liefelijk geestelijk gewaad. De opstanding was aireede geschied j(2 Tim. 2 18), bij het ontvangen van het geestelijk leven. Eene waar heid dus, voorzoover de opstanding uit den geestelijken dood werd bedoeld, maar geene volle waarheid. De volle waarheid is, dat op de opstanding uit den geestelijken dood een maal door de kracht van den Zone Gods volgt de opstanding des lichaams en alzoo de volko- mene verlossing. En nu werd de opstanding van Christus nog vtel gepredikt, maar de rijke beteekenis daarvan ook voor de opstanding des vleesches en de volkomene verlossing des zon daars, geloochend. Daarom schrijft de apostel „Indien nu Christus gepredikt wordt, dat hij uit de dooden opgewekt is, hoe zeggen sommigen onder u, dat er geew opstanding der dooden is Verleidelijk w^s deze leer. Dioaalt niet, zegt de apostel, kwade samensprekingen verderven goede zeden. Waakt op rechtvaardiglijk, en zon digt niet. En zoude nu Gods Kerk ook in onze tyden geen gevaar loopen, met dit kwaad besmet te worden. De opstanding aireede geschied Alle gewicht en nadruk gelegd op den geestelijken toestand en het oog afgetrokken van de zalige opstanding ten jongste dage en de hope der heerlijkheid. Ozoo komt er een nevel over het heerlijk feit der opstanding van Christus en zyn heerschen als koning. Dan wordt Chris tus nog wel gepredikt, dat hij uit de dooden is opgewekt, maar de kracht daarvan en de rijke beteekenis voor de uitverkorenen wordt niet gevoeld. Dan wordt er nog wel gesproken over de opstanding der dooden als reeds geschied in de levendmaking van den zondaar, maar dan kwijnt de hope. Indien wij alleenlijk in dit leven op Christus zijn hopende, zoo zijn wij de ellendigste van alle menschen. Wat blijft er over van de christelijke hoop, indien het oog des geloofs niet ziet op de verlossing, die komt in den dag des gerichts door de opstanding des vleesches? En tegen dat minder achten van het feit der Opstanding, als het persoonlijk leven maar geestelijk is, waarschuwt de apostel zoo ernstig. Daarom in 1 Corinthe 15 zijn heerlijke psalm der opstanding, daarom het herhaald gezien, gezien, gezien, daarom het„en dat hij is op gewekt ten derden dage naar de Schriften"Groot gevaar school er in deze afwijking. Hun woord zal voortet6n gelijk de kanker. Hoe menige eenzijdigheid, onschriftuurlijkheid enz. die zich aandiende in geestelijk gewaad, heeft de groot ste verwoestingen aangericht. Zoo spoedig de Gemeente verflauwt in 't gevoel en besef van de lichamelijke opstanding des Heeren, dan valt het den vijand gemakkelijk de waarheid te ondermijnen. Juist in onze materialistische eeuw, waarin alles naar de aarde wordt getrokken, en alle uitzicht in de eeuwigheid al meer en meer wordt weggenomen, heeft de Gemeente dubbel te waken tegen verflauwing der grenzen en vervluchtiging der haar dierbare waarheden. De Heere is waarlijk ongestaan. Maar nu, Christus is opgewekt en is 'tie eersteling geworden dergenen, die ontslapen zijn. Zie hier de banier des Geestes, waaronder Gods Kerk moest op trekken tegen de stofvergoding dezer dagen, maar ook tegen een zoeken van het leven in zich zei ven. Alleen de Zone Gods, de Immanuël, die dood is geweest en zie, hy leeft, hij is het, die de volkomene verlossing heeft aangebracht. Hulsebos. Bij het middelbaar- en hooger onderwijs is het nog niet verboden den naam van den Chris tus Gods te noemen. Is men op dat gebied neutraal, dan 'is dat aan de leeraren of aan de professoren toe te schrijvenalsmede aan de leerboeken, die gebruikt en de mannen die be noemd worden. Doch bezien wij het lager-onder- wijs, niet uit het oogpunt van de gedienstigheden der praktijk, maar der wet, dan is het met dat onderwijs nog treuriger gesteld dan zeer velen weten; dan zeer velen weten,hoe veel er ook al over geschreven is. Dat velen er niet alles van weten, komt, omdat er veel over geschreven is, toen zij nog niet meeleefden, terwijl anderen ver geten zijn, wat er weleer door de corypheeën onzer party over geschreven is. Mij is het nog altijd voorgekomen, het ergste in de wet op het lager-onderwys te zijn, dat, volgens hare bepalingen, de naam van den Christus des Bij bels bij het onderwijs en de opvoeding niet mag genoemd worden, indien maar èèn onge- loovige, met het oog op zijne kinderen, daar tegen opkomt. Het is eene wet, waarbij den Christus Gods de smaad is aangedaan, dat Zyn eenige, hoogheilige naam, in dat geval, b;j dat onderwijs niet mag genoemd worden. Hem, die door Zijn ïyden en sterven verwierf en van Zynen Vader ontving alle macht in den hemel en op de aarde, is in de school voor lager-onderwijs plaats ontzegdHem, die recht heeft en voor wien wij moeten opeischen eiken levenskring en elk terrein van het leven Hem, in Wiens naam wy alleen kunnen, mogen en moeten bidden om den zegen Gods, ook op het onderwys en de opvoeding. En nu vragen wij als uw vader of de koning uws lands, waar hy dier verworven, eerste en hoogste rechten had, gebannen was, zoudt gy daar uwe kinde ren brengen, om er hen onderwijs en opvoeding te doen ontvangen? Of zoudt Gy voor de eer en de rechten uws Vaders of uws Konings op komen, en dat doende, zeggen alleen om deze reden, afgedacht dus nog van het onderwys, breng ik daar nooit één van mijne kinderen. Indien ik het deed, zou dan mijn vader of myn koning niet met recht en reden kunnen vragenof ik gevoelloos, over de krenking en het onrecht hem aangedaan, heen stapteja, of het niet myne dure roeping was, om daar, waar hij wederrechtelijk was uitgesloten, ook mijne kinderen niet toe te vertrouwen, inzake onderwijs en opvoeding. Gold het den vader, dan zou zeker elk recht geaard kind uit zich zelf die roeping gevoelen en betrachten. Elk recht geaard kind zou het, dunkt mij, in geen geval doen maar ontegenzeggeiyk niet, wanneer het betrachten dier roeping het kind, dat ook zelf vader was, slechts op eene kleine jaarlijk- sche uitgave kwam te staan. Zelfs wanneer die wederrechtelyke uitsluiting zijn aardschen koning of zijn aardsche konin- ginne betrof, zou hij, die een hart heeft voor vorstenhuis en vaderland zyn kind naar een zoodanig land of eene zoodanige inrichting niet willen en kunnen heenzenden, om er onderwys en opvoeding te ontvangen. Verontwaardigd over dien boozen handel zou hij uitroepen: dat nooit! In ieder geval zou hij alles doen wat maar mogelijk was, om er niet toe ge dwongen te worden. Doch nu geldt het niet vader of moeder, koning of koningin, maar den Heere Jezus Christushet geldt Hem, die Zich zeiven ge geven heeft voor onze zonden Hem, wien onze kinderen toebehoorenHem, in wiens naam alléén wij zegen, ook op het onderwijs en de opvoeding, kunnen en mogen bidden en ver wachten Hem geldt het, wiens eer ons het hoogste moet zyn en het naast aan het harte moet liggen. Zullen wij nu het Hem geldtwél doen, wat wy niet doen zouden, byaldien het vader of moeder, of één der geliefde vorsten of vorstin nen gold Zoo ja. Heeft dan onze Heere Jezus Christus niet alle reden om Zich over ons te bedroeven en ons te vragenZult gij Mil dit vergelden Ligt de vloek Gods, om de aanranding van Zyne eer en omdat Hij uitgesloten is, door en in Wien alleenlijk den vloek der zonde is op geheven, niet ontegenzeggelyk op eene zooda nige inrichting en op zulk een onderwys? Is het wonder, dat liet zoo by ster tegengevallen is en zulke droeve resultaten oplevert Is het wonder, dat de natie er door ontchris- telijkt wordt? Is het wonder, dat de gevangenissen in plaats van gesloten gedurig vergroot of vermeerderd moesten worden, sinds de Heere door die wets bepalingen buiten gesloten en getergd is ge worden Maar, zegt deze of gene, in de praktyk was en is het beter dan het naar de wet moet zyn. Ons antwoord luidtook slechter. In plaats van neutraal, was en is het hier en daar in Godloochenenden geest. Zou ook van den soci alistische n adem van vele onderwyzers er niet wat door op de kinderen overgaan Laten wy

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1898 | | pagina 1