Uit de Heilige Schrift. Belijdenis en School. VRIJDAG 18 MAART 1898. ^VeEKBLAD GEWIJD AAN DE -pELANGEN DER pEREFORMEERDE IN jZEELAND. jSfoORD-PRABANT EN j^IMBURG. JIerken Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FERINGA en Ds. A. LITTOOIJ. 7© Jaargang. Nr XI. Want de HEERE ia onze Hechter, de HEERE ia onze Wetgever, de Hij zal one HEERE ia behouden. onze KoningHy Jeaaja 33 ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel aeideHeeft de HEERE luat aan Brandofferen en Slachtofferen, ala aan het gehoorzamen van de stem dee Hea- ren Zie, gehoorzamen ia beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen 1 Sam. 15 22. Abonnement per 3 maanden f 0.36. Afzonderlflke nos. 3 cent. Advertentiën van 1 5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tydig, uiteriyk Vrijdagmorgen, by den Uitgever in te zenden. DE HEILSKETEN DER HEIDENZENDING. I. „Want er is geen onderscheid, noch van Jood noch van Griek; want Eenzelfde isHeere van allen, ryk zijnde over allen, die Hem aanroepen. Want een iegelyk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden. Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in Welken zy niet geloofd heb ben En hoe zullen zy in Hem gelooven, van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij liooren, zonder die hun pre dikt En hoe zullen zy prediken, indienzy niet gezonden worden Romminkn 10 1216a. In langen tyd schreven wij over de zaak der Heidenzending in deze Kerkbode niet veel. Sta daarom, nu het Deputaatschap in dt Zen ding door schry ver dezes is neergelegd, en Nr. 13 van dit blad het laatste zal zijn, waarby ondergeteekende als Redacteur optreedt, hier nog eenmaal een enkel woord tot opwekking van Liefde voor de zaak der Zending aan de Kerken van het Zuiden. 7 Is een heerlijk Evangelie, waarvan ons Schrift woord gewaagt: „Een iegelyk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden." Zoo rijk en zoo eenvoudigGeen hopeloosheid van wysgeerig ongeloof. Geen teugelloosheid van ongeloovigen waereldzin. Geen moedeloos heid van vruchteloos zich afmattende eigenge rechtigheid. Maar rechtvaardiging uit vrjje Genade om de verdiensten van het Kruis van Jezus Christus, door de bearbeiding des Heiligen Geestes aan de Zjjnen toegepast door het ge loof. Genadige en volkomen schuldvergeving voor alle heilbegeerige ziel. Maar aan deze liefelijke prediking is een on- afwijsbare vooricaarde verbonden: Wie Hem aanroepen worden zaligergoOm zalig te worden, is onmisbaar noodig, dat zy Hem aan roepen. En dat doet de arme Heidenwereld niet. De Jood staat in den ongebroken trots van ingebeelde bevoorrechting en werkheilige eigengerechtigheid. De Mohammedaan (hoe ook in allerlei opzicht van den Jood verscheiden), hoewel den naam van Jezus wetend, kent Dien Naam alleen om Hem te miskennenen staat feitelijk geheel op gelijksoortig standpunt. De Chinees gaat onder in bijgeloof en materialisme, en is verre van de dingen, die Boven zijn. Sa- voenees, Soembanees, Endehnees, Soendanees, en Javaan, roepen als de bemanning van Jona's schip in den storm des levens een ieder tot zjjn eigen God. Den Naam des Hee ren roepen ze geen van allen aan. Hoe zou den ze dan kunnen zalig worden En dat is volstrekt niet bevreemdend, al is het uiterst bedroevend. Hoe zou het anders kunnen? Hoort Paulus' vraag: „Hoe zullen zy dan Hem aanroepen, in Welken zy niet ge loofd hebben Zy gelooven in zichzelven, in de afgoden, of in het geheel niet Hoe kunnen zy dan Hem aanroepen? En ook dit is alweder geen wonderZy ken nen Zyn Naam immers niet Zy hebben Dien Naam nooit gehoord. Of slechts als vloekwoord van de lippen Zynei onteerende Naamdragers gehoord. Of gehoord van lieden, wier optreden het te niet deed. Of gehoord in de fabelen van Koran of Jodendom. De onmisbare voorwaarde ontbreekt dus. En ook voor Java en Soemba geldt de vraag des Apostels „Hoe zullen zy in Hem gelooven, van Welken zy niet gehoord hebben Juist deze vragenreeks stelt ons voor een ern8tigen eisch. De Apostel gaat voort met vragen: „Hoe zullen zy hooren, zonder die hun predikt Niet waar? dat is eenvoudig. Die vraag ligt voor de hand. Dat is de heilsketen der Heidenzending: Men moet geld en mannen hebben om te geven en te zenden. Men moet geven en zenden, om te doen prediken. Men moet prediken, om te doen hooren. Men moet doen hooren, om gelegenheid te bieden tot ge looven. Er moet gp'yofd worden, om tot aan roepen van den Naam des Heeren te komen, en de eere des Heeren te leeren bedoelen. De Naam des Heeren moet aangeroepen worden, om zalig te worden. En in die toebrenging der Heidenen tot het heil des Heeren ligt we derom de eere Gods. Gelooven is niet iets dat buiten het bewust- zyn omgaat. Om in den Heere te gelooven, moet men van Zyn bestaan en van Zyn werken en woorden iets weten. Om dit te weten, moet men het hebben vernomen, om dit te doen vernemen moet men het prediken. De Broeders Pos te Melolo, de Bruyn te Kabaniroe, Huysing te Batavia, voorts de ééne geneesheer Scheurer en de ééne prediker Adriaanse op Mid- den-Java, zietdaar de eenigen, die van onzent- wege prediken in een bevolkingskring van vele millioenen. En de ernstige eisch van Gods Woord vraagt„Hoe zullen zy hooren, zonder die hun predikt?" Kerken van het Zuiden, lezers en lezeressen van deze Kerkbode, de eisch in deze vraag ge legen geldt ook U Feringa. Het thans werkend besluit. Dat besluit hebben wij gezegdis goed be doeldwerkt slechtleidt tot onbillijkheden; en is met zich zelf in strijd. Overeenkomstig het voorstel en de bespreking der deputaten, door de Gen. Synode voor deze zaak benoemd, be sloot de Synode by de verzorging der Emeriti-predikanten, prekikantsweduwen en weezen art. 13 der Dordtsche Kerkenorde in eere te herstellenen van dit artikel, dat is, van de plaatseiyke Kerk en, volgens de toe lichting van den rapporteur dezer deputaten, óók van het vrijwilligheidsbeginsel uitte gaan; doch zóó, dat willekeur uitgesloten en een ze kere som als minimum èn voor de dienaren èn voor de weduwen èn voor de weezen der dienaren vastgesteld werd. Willekeur werd daarby uitgeslotenimmers, het eventueel, maar onverhoopt tekort moet door de generale de putaten over de provinciën worden omgesla gen en deze deputaten moeten door die gel den in staat worden gesteld, het ontbrekende zoo noodig, aan te vullen. Goed bedoeld, kunnen wy dus in betrekking tot dit aangenomen en nu werkende voorstel zeggen want het houdt rekening met art 13 der D. K.het vangt aan met het vry willig heidsbeginsel en de plaatselijke Kerk het gaat, wanneer de plaatseiyke Kerk zich hulpbehoe vend verklaart, eerst naar de Classis, en wan neer deze het ontbrekende niet kan aanvullen, en dientengevolge op hare beurt hulpbehoevend is, naar de Provinciale Synode; kunnen de Kerken in de provincie evenmin bypassen, wat de Classes, die onder haar ressorteeren, voor deze behoefte vragen, dan moeten zy zichins- geiyks hulpbehoevend verklaren en zich ter voorziening in de nooden naar de deputaten der Generale Synode wenden. Wanneer dit nu en ik meen dat dit het geval is al de Provinciale Synoden doen, dan krygt menden zonderlingen toestand dat al onze Gereformeerde Kerken hulpbehoevende Kerken zyn. Nog gekker is het, dat deze generale deputaten, die als zoodanig geen cent hebben, eerst van de hulpbehoevende Kerken in de verschillende provinciën moeten eischen en ontvangen vóór zy, hetgeen door deze hulpbehoevende Kerken is gevraagd, aan haar kunnen geven. Nog erger. Deze hulpbehoevende Kerken moeten, vóór zy wat krygen, meer betalen dan zij ontvangen omdat er onvermydeiyke kosten door de gene' rale deputaten gemaakt, worden afgenomen,- van hetgeen zy hebben ontvangen. Zy zyn dus genoodzaakt minder uit te keeren aanzie hulpbehoevende Kerken dan zij van haar ont vangen hebben. Met het oog hierop zeggen wy reedsgoed bedoeld, maar het voorstel werkt slecht. Waarom Wat is daarvan de oorzaak Waar zit dit voornamelyk in Het zit 'm voor- nameiyk hierin, dat, in geldzaken, niet zelden de eene Kerk het zeer geredelijk op de andere wil laten aankomen alsmede in het feit, dat de plaatseiyke Kerk ten slotte zelve bepaald wat zy voor hare Emeriti-predikanten, predikants weduwen en weezen kan en wil afzonde ren. Want al eischte de Classis, vóórzy haar contingent toezeide, dat de boeken moeten overgelegd worden, dan zou dit schier nooit baten, om de eenvoudige reden, dat er byna geene Gereformeerde Kerken zyn, die jaariyks eenige honderden guldens overleggen, vooral als er rekening gehouden wordt met noodza kelijke schulddelgingen. Het is byna overal als volgt als het er wezen moet, dan komt het ermaar móet het er niet wezen, dan is het er ook niet. En het komt er immers toch, den ken velen by zich zeiven of zeggen zy zonder veel te spreken tot elkander, want eerst doet de Classis er wat by, dan de provincie en, zyn alle Kerken hulpbehoevend, dan komen de ge nerale deputaten en zeggenhet móet er ko men, en daarom slaan wy het om, overeen komstig de opdracht, die wy ontvingen. Aan deze verplichtingen wordt dus voldaan! Deze wyze van verzorging werkt mitsdien goed, voor de Emeriti-predikanten, hunne we duwen en weezenen wel, omdat hetgeen is toegezegd over het algemeen meer is dan vroe ger werd uitgekeerden omdat hetgeen toege zegd is, tengevolge van den omslag, er komen moet. Ja, er komen moet, en er komen zalindien tenminste de provinciën, die meer betalen moe-

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1898 | | pagina 1