Uit de Heilige Schrift. Belijdenis en School. YR1JDAG 4 MAART 1898. No. 9. Ds. J. HULSEBOS, L)s. J. H. FERINGA en Ds. A. LITTOOIJ. K. LE COINTRE 7e Jaargang. EEKBLAD GEWIJD AAN DE j?ELANGEN DER pEREFORMEERDE J^ERKEN IN ^EELAND, j^OORD-j^RAEANT EN J_,IMBURG. Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze "Wetgever, de HEERE is onze KoningHij zal ons behouden. Jesaja 33 22. ONDER REDACTIE VAN Doch Samuel zeideHeeft de HEERE lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des Hee- ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22. Abonnement per 3 maanden f 0.85. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1-5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten Yan 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den Uitgever in te zenden. BLADEN UIT JESAJA's TROOSTBOEK. HL „Troost, troost Mijn volk, zal ulie- der God zeggen. Spreekt naar het hart van Jeruzalem, en roept haar toe dat haar strijd vervuld is, dat hare ongerechtigheid ver zoend is, dat zij van de hand des Heeren dubbel ontvangen heeft voor al hare zonden." Jesaja 40 1, 2. By God is vergeving. Dat maakt Hem zoo dierbaar in de oogen der Zpnen. Dat geeft zulk een moed aan het hart, dat naar Hem begeert. Dat verruimt zoo het hart, en bekwaamt het zoo om het pad van Zijn geboden te loopen. „By U is vergeving, opdat Gy gevreesd wordt". By God is vergeving. Zoo het anders ware, zou Jesaja's Troostboek voorzeker niet geschreven zyn. Of, indien al een Troostboek geschreven ware, het zou niet door middel van Jesaja zijn ge schied en het zou in geen geval zulk een aan hef hebben gehad, als nu. Maar bij God is vergeving. En daarom is zelfs dit ondenkbare mogeiyk, dat de Heere kan zeggen „Troost, troost Myn volk." „Mijn volk" en „troost", behooren die twee denkbeelden bijeen? Het antwoord moet tweeledig zijn Eenerzijds maar al te zeer. Anderzyds in geenen deele. En dat zij toch samengevoegd zyn in dat heeriyke woord is een wonder der Genade Gods. Eenerzijds behooren zij maar al te zeer by een. Want dat volk heeft maar al te veel reden om troost te begeeren. Hoeveel tranen, zuchting, en wee staan niet geschreven in de geschiedrol van dat volkHoe donkere wolken verduisteren niet telkens zyn pad. Wat dreigenden gezichtseinder ziet niet de blik naar zijn aardsche toekomst „Dat wij door vele verdrukkingen in het Ko- ninkryk Gods moeten ingaan" mag eens voor een wyle tijds vergeten worden, weldra wordt het door menigte van pynlijke ervarin gen weer in gedachtenis gebracht. „IJdelheid der ydelheden al ydelheid en kwelling des geestes" wordt telkens weer de slotsom van menigte teleurstellingen. „Van buiten stryd, van binnen vrees" is de teekening naar het leven van Juda in zyn bal lingschap. En niet minder die van het Israël des Nieuwen Verbonds, van de Kerk in het land der vreemdelingschap. Anderzijds echter behooren die woorden „Myn volk" en „troost", helaas, in geenen deele by een. Want van dat volk moet getuigd„Mijn volk heeft Mijne Wet verlaten." En het dwingt door zijne zonden Zyn God om te zeggen „Lo Ammi" („Mijn volk niet') en „Lo Ruchamah" („Geen ontferming"). Hoe zou daar, welbezien, van „troost kannen sprake zijn? Het oude Israël moet om zyn zonden de ballingschap in. En zou het Israël der Chris- teiyke Kerk wel beter oordeel waardig zyn? Het volk van Jesaja en Hiskia is niet meer waardig door God „Myn volk" genaamd te wor den. Verleden en heden beide getuigen er tegen in de ure der opteekening dezer Prophetie. Welk een verledenHoe is dit volk der Is raëliten telkens van Zyn God afgewekenHoe heeft het zich verloopen in velerlei afgoderij Hoe heeft het Gods land ontwijd door allerlei gru welen 1 Hoe heeft het Gods Naam voor de Hei denen onteerd Is het verleden der Kerk in onze landen anders? Helaas, ook wij zyn afgeweken van onzen God. En, hoewel telkens teruggebracht, zijn wij telkens weder uitgegleden in allerlei zonde op kerkelyk, en op ander gebied. Dat Nederland van zonden vervuld is, behoeft,helaas geen bewys. En onze Heidenen in onze over- zeesche bezittingen klagen onwetende, dag en nacht van de onteering van Gods ^aam en om de ontrouw in de Zending, voor's Heeren troon ons aan Staat het beter met het verleden van Uw persoonlijk leven, lezers Is het in Uw binnen ste beter gesteld, lezeressen? En of Jerusalems heden beter is, wanneer Jesaja zijn Troostboek schrijft? Maar weet Gy dan niet, dat dit volk om zijn zonden aan den vooravond is van de balling schap aan Hiskia voorspeld, en dat de donkere schaduwen van dien valen doodsnacht reeds beginnen te vallen? En het ware te wenschen, dat de zonden onzer Kerken en die van onze afzonderlijke levens alleen in het verleden lagen. Maar geldt niet, helaas ook ten deze het beschamende woord van ons kerkelijk leerboek: „Wij maken de schuld nog dageiyks meerder" „Maar is Gods volk dan zóó slecht Ik dacht dat „Gods volk" de naam was voor het groepje belijders in de Kerk, dat vromer dan de Kerk was en algemeen voor bekeerd gehouden en als maatstaf van het ware Christendom beschouwd werd? Die menschen, die in een andereplaats binnen (of, zoo zij nóg vromer zijn, buiten) het eigenlijke kerkelyk leven, de stoelen, des gerichts bezet hielden over Leeraren en over bekeerlingenen naar wie de massa „waereld- sche menschen" met vrees en eerbied had op te zien Voorzichtig Giyd niet af op kettersche paden Maak geen Farizeeën Eer geen Farizeeën Sterk geen Farizeeisme „Gods Volk" is volstrekt geen eigenmachtig gevormd kringetje. „Gods volk" is de Kerk in haar geheel met al haar lief en leed. En van zulke geesteiyke hoogheidsinbeelding heeft de Heere juist een afschuw. Jesaja spreekt in ditzelfde Troostboek een wee uit over hen, die zeggen (of zich laten aanleunen)„Nader tot mij niet; want ik ben heiliger dan Gy." „Gods volk'' is een zondig en gebrekkig volk. En zoo Gyzelf als een levendgemaakt kind Gods geesteiyk in dat volk wortelt, zult Gy zelf de eerste zijn om dat met diep leedwezen toe .te stemmen, kennende den bangen stryd der heiligmaking in Uw eigen gemoed. „Gods volk" kan alleen uit Genade zalig worden. Uit Genadedat is Uit verzondigde, onverdiende, goedertierenheid. Zegt Uw eigen hart het U niet? Niets uit ons maar 't al uit Hem zóó gaat het naar Jerusalem 1" Maar wie kan dan zalig worden Bij de menschen is dit inderdaad onmogeiyk. Maar bij God is vergeving. Hy wil dit volk tóch „Mijn volk" noemen. Inderdaad, menschelijk is dat niet. Maar bovenmenschelijk, Goddelijk is het wel. „Troost, troost Myn volk zal Uwlieder God zeggen." „Zoo dan, vertroost elkander met deze woor den." Ferjnga. Reeds het tweede artikel over de verzorging der Emeriti-predikanten, predikants-wed uwen en weezen moet eene week blijven liggen, de wijl ik ook onder de aandacht onzer lezers brengen wil, hetgeen de geachte Redacteur van de Friesche Kerkbode schryft, naar aanleiding van hetgeen door my geschreven is over het stemrecht by toepassing in den eersten trap van censuur. Deze hooggeachte Redacteur schryft „Natuuriyk was ook ons niet onbekend, dat de Kerkenorde over dit punt zweeg. Anders had den wij den vragenden broeder eenvoudig ver wezen naar het desbetreffende Artikel. Van daar dat ons antwoord uitging van het alge meen begrip van censure en daaruit onze con clusie was afgeleid. Wat nu de argumenten betreft door onzen geachten broeder in het midden gebracht, mee- nen wy dat deze niet voldoende zijn om het Zeeuwsche gebruik te rechtvaardigen. Het hoofdargument is, dat de Kerkenorde by de tucht niet uitdrukkelyk zegt, dat de ge censureerde broeder geen stemrecht zal hebben, maar alleen noemt de afhouding van het Avond maal. Dit argument schijnt zwaarder dan het is. Ds. L. zal toch toestemmen, dat al noemt de K. O. als gevolg der censuur alleen het ontzeggen van het Avondmaal, daarin toch geenszins ligt opgesloten, dat uit de censure geen andere gevolgen zouden kunnen voort komen. Vooreerst kan iemand, die onder cen suur staat geen enkele kerkeiyke bediening meer waarnemen. En wil Ds. L. nu niet over de ambtdragers maar over de gewone gemeen teleden spreken, dan zal ook hij toch toestem men, dat een vader, die gecensureerd is, moeie- lyk kan optreden bij den doop zijner kinderen. ..Of hoe zou iemand, die bijv. onder verdenking ligt van onzuiverheid in de leer, door den Ker- keraad kunnen worden toegelaten tot de beant woording van de 2e doop vraag? De fout van Ds. L. betoog schuilt o. i. daarin, dat hy te veel de afhouding van het Avondmaal verwart met de censure zelf. Ongetwijfeld valt de hoofdnadruk by de tuchtoefening op het ver bod van het Sacrament des Avondmaals ge bruik te maken, en wordt daarop in de Ker kenorde daarom nadruk gelegd, maar zelfs Ds. L. zal wel niet durven volhouden, dat daarin alleen de werking der censuur bestaat. Hy is dan ook zelf reeds zoo voorzichtig een nadere

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1898 | | pagina 1