School zorgen. Dat te doen is hare roeping,
haar voorrecht en haar zegen. Maliachi 310.
Op dezen volzin wensch ik, ten behoeve van
hen die hieraan twyfelen, later terug te komen.
Ook wil ik in een volgend artikel, wat schier
allen toestemmen, naar m\jn vermogen aan-
toonen, dat nam. het op de Synode te Middel
burg aangenomen voorstel ter verzorging der
Emeritipredikanten in meer dan één opzicht
slecht werkt en voor de toekomst minder aan
nemelijk ismitsdien herziening behoeft, of,
door een geheel ander voorstel moet gecom
pleteerd worden. De stand dezer zaak is alles
behalve bevredigend. En omdat ik geloof dat
het op de Gen. Synode aangenomen voorstel,
inzake de verzorging der Emeriti-hoogleeraren
uitstekend is, en dies als model dienen kan,
laat ik het afdrukken. De Kerken kunnen het
dan eens ontcijferen en zeggen of het dezen
weg niet op moet, teneinde ook in betrekking
tot de dienaren des Woords vastheid en regel
maat te verkrijgen.
Het luidt, volgens pag, 193 en 194 der acta
van de Gen. Synode voornoemd
,De bepalingen tot regeling van het verleenen
van pensioen aan hoogleeraren en leeraren der
Theologische School van de Gereformeerde Ker
ken in Nederland, en hunne weduwen en weezen,
luiden als volgt:
Art. 1. Aan de hoogleeraren en de leeraren,
die definitief aan de theologische school zijn
aangesteld, zoowel litterarische als theologische,
of aan hunne weduwen en weezen wordt ten
laste van die school, uit een daarvoor onder
afzonderlijk hoofd te administreeren fonds, een
pensioen verleend naar de volgende regelen.
Art. 2 De traktementen van de hoogleeraren
en de leeraren in art. 1 genoemd, ondergaan
jaarlijks, ten bate van het pensioenfonds, een
doorloopende korting van drie ten honderd,
telkens bij de termijnsgewijze uitbetaling der
jaarwedde te verrekenen.
Art; 3. Behalve uit de in art. 2 bepaalde bij
dragen,bestaat dit pensioenfonds uit de opbrengst
van eventueele legaten en giften, de gekweekte
rente en eene jaarlijksche bijdrage uit de school-
kas, telkens door de generale synode te bepa
len. In geval van buitengewone uitgaven zijn
de curatoren bevoegd, tot de eerstkomende ge
nerale synode het bedrag der bijdrage te wij
zigen.
Art. 4. De hoogleeraren en de leeraren heb
ben recht op pensioen, wanneer hun, door de
daartoe bevoegde vergadering, eervol emeritaat
is verleend.
Art. 5. Zij, die aldus emeritaat verkregen
hebben, behouden hun ambtstitel en hebben
het recht, om, met adviseerende stem, bij te
wonen de vergaderingen, die door de curatoren
of de gezamenlijke leeraren gehouden worden.
Art. 6. De hoogleeraren en de leeraren ge
nieten, behoudens het bepaalde in art. 7 en art.
13, zoolang zij leven een jaarlijksch pensioen tot
een bedrag niet hooger dan 3/4 en niet lager
dan 1/3 der gedurende het laatste jaar genoten
jaarwedde.
Het wordt binnen die grenzen berekend naar
3/100 gedeelten van die jaarwedde, vermenig
vuldigd met het aantal vervulde dienstjaren
die van de voorloopige aanstelling ingesloten.
Art. 7. Bij aanvaarding eener andere betrek
king of ambt wordt het pensioen verminderd
met 1/4 van het bedrag der daaraan verbon
den geldelijke voordeelen.
De betrokkene is gehouden daarvan dadelijk
volledige mededeeling te doen aan en ten ge-
noege van de curatoren.
Art. 8. In geval een der in de art. 1 genoem
de hoogleeraren en leeraren overlijdt, verkrijgen
zijne weduwe of weezen, die lid van eene der
Gereformeerde Kerken zijn, insgelijks een pen
sioen naar de volgende bepalingen.
Art. 9. Zy genieten, behoudens het bepaalde
in art. 13de weduwen tot aan haren dood
of haar hertrouwen en de weezen tot op de
intrede van hun negentiende jaar of vroeger
huwelijk, een jaarlijksch pensioen.
Art. 10. Dit pensioen bedraagt, voor eene
weduwe 2/7 gedeelten der jaarwedde, het laat
ste jaar '.door haren echtgenoot genoten. Voor
een wees'alleen 1/7 gedeelte der jaarwedde van
den vader.
Met dien verstande, dat het bedrag voor eene
weduwe verhoogd wordt: voor één kind met
3/40 gedeelten, voor twee kinderen met 5|40,
voor drie of meer kinderen met 6|40 dier jaar
wedde voor twee weezen wordt het bedrag
op 1|4, voor drie of meer op 1|3 van die jaar
wedde bepaald.
Art. 11. In geval een wees aan een lichaams
gebrek lijdt, ten gevolge waarvan hij of zy,
naar het oordeel der curatoren, geene betrek
king bekleeden kan en in onverzorgden staat
overblijft, wordt van het negentiende jaar tot
aan den dood eene jaarlijksche bydrage verleend
tot een bedrag van 1|6 gedeelte van de laatst
genoten jaarwedde des overleden vaders.
Art. 12. Alle pensioenen worden uitbetaald
aan de rechthebbenden of hunne voogden in
driemaandelijksche termynen van het burger-
ïyk jaar. Zij gaan in op den door de curato
ren te bepalen datum.
Art. 13. Alle pensioenen, welke ook, ver
vallen, zoodra hy of zy, die het geniet, hetzy
om wangedrag van de gemeente wordt afge
sneden, hetzij om verlating van de Gerefor
meerde Kerk van het lidmaatschap vervallen
wordt verklaard.
Art. 14. De betrokkene (voor minderjarigen
de voogden) verbinden zich schriftelyk, om bij
verschil over deze bepalingen, alleen in den
kerkelyken weg, eene beslissing te zoeken. By
weigering geldt art. 13.
Art. 15. By de thans in functie zynde do
centen worden de jaren, die zy in den dienst
des Woords zyn werkende geweest, voor de
helft in berekening van het pensioen meegeteld.
Art. 16. Deze bepalingen kunnen alleen door
de generale synode, op voorstel of advies van
curatoren, worden gewyzigd. In geval van wy-
ziging heeft deze geen terugwerkende kracht.
Deze bepalingen en hare wyzigingen treden
in werking op den eersten der maand volgende
op den dag, waarop zy door de generale synode
zullen zijn vastgesteld.
Littoou.
VARIA.
De Emancipatie der Waldenzen.
17 Februari 1848.
Vervolg.
De eerste koning na het herstel der mo
narchie, Victor Emmanuel, was hun echter
persoonlijk niet ongenegen. Hy verzachtte in
eenige opzichten de harde bepalingen, die weer
in werking waren getreden. Zoo mochten de
Waldenzen in het bezit blijven van hetgeen
zij tijdens de Fransche heerschappij buiten de
grenzen der valleien verworven haddenzoo
mochten zij als heelmeester, apotheker, archi
tect en landmeter werkzaam zyn, niet echter
den titel van doctor verwerven, noch eene
bediening of waardigheid bekleeden, waarvoor
die titel noodig was zoo werd aan elk van
hunne dertien predikanten een jaargeld van
500 frs. geschonken, eene geringe vergoeding
voor het genot der kerkelyke bezittingen, die
onder de Fransche heerschappy onder het be
heer der Waldenzen gestaan hadden en die
zy, na de herstelling der monarchie, terug
hadden moeten geven aan de Roomsche gees-
teiyken, die op nieuw in de valleien geplaatst
waren.
Karei Felix echter, die 1821 zyn vader was
opgevolgd, nadat deze tengevolge van oproerige
bewegingen de regeering had neergelegd, wilde
niet eens de afgevaardigden der Waldenzen
ontvangen, die hem by de aanvaarding zijner
regeering kwamen huldigen. Aan de Walden
zen ontbreekt niets, zou hij gezegd hebben, dan
dat zij geen Roomsch-Katholieken zyn. Hy
hielp dan ook streng de hand aan de tegen hen
bestande verbodsbepalingen.
Zijn opvolger, Karei Albert, uit den tak|van
Carignano, die den 27sten April 1831 den troon
besteeg, was een man van weifelenden aard.
Persoonlijk was hij gehecht aan de Kerk, maar
niet onverzettelyk tegen de eischen vanjzyn
tyd. Er was inmiddels veel gebeurd tot gees
telijke opheffing van de Waldenzen, die onder
den noodlottigen invloed van den tydgeest veel
van het geloof en de veerkracht van hunne
vaderen hadden verloren.
Paul Neff, een Zwitser van afkomst, had door
zyne vurige toespraken vele slapenden wakker
gemaakt.
De in America geboren kolonel in Engelschen
dienst Beckwith, die in den slag bij Waterloo
een been verloren had, kreeg door een werk
van den Anglicaanschen geestelijke Gilly ken
nis van de Waldenzen, vestigde zich onder
hen, en besteedde nagenoeg geheel zijn volgend
leven, om hen op te beuren en te steunen.
Het onderwijs was een der eerste en voor
naamste voorwerpen van zyne zorg.
De reeds genoemde Gilly wist groote belang
stelling in Engeland voor de Waldenzen te wek
ken en krachtigen steun van zyne landgenoo-
ten te verwerven.
Ook Friedrich Wilhelm III, de koning van
Pruisen^ hield door zyn gezant, graaf Wald-
burg, voortdurend een wakend oog over hen.
Zelfs de Russische keizer Alexander I droeg
by tot het stichten van ziekenhuizen, waardoor
de behoeftige Waldenzen vry bleven van de
bezwaren en gevaren, voor hen verbonden aan
de verpleging in ziekenhuizen, die onder Roomsch
beheer stonden.
De Waldenzen waren arm en zyn het nog.
Hun landje is wel schoon, maar het levert
weinig op. Vandaar in den loop dezer eeuw
voortdurende emigratie,laatst naar Caroline. Nog
altijd is de steun van het buitenland noodig
om hunne scholen en philantropische instel
lingen staande te houden en men kan het hun
nog aanzien, dat zy tot een eeuwenlang mis
handeld volk behooren.
(Overgenomen.) Hulsebos.
(Wordt vervolgd.)
De Reformatie in België.
VI.
Wij merkten in ons vorig artikel op, dat, ook
reeds by het doorlezen van het jaarverslag, de
Belgische christelyke Zendingskerk meer den
indruk maakt van een genootschap, eene ver-
eeniging, dan eene Kerk te zijn. Haar eigen-
lyke naam is dan ook Belgisch Evangelisch ge
nootschap.
Nu weten wy wel, dat in art. 2 der Statu
ten de Gereformeerde Geloofsbelydenis (met
gravamen tegen art. 36) wordt ten grondslag
gelegd, maar dit feit op zich zei ven is nog geen
volstrekt bewys, dat wij hier met zuivere kerk-
formatie naar gereformeerde en dies schriftuur
lijke beginselen zouden te doen hebben.
Daargelaten, dat de geheele regeling van de
zaken, verder in deze statuten vervat, tegen de
Gereformeerde Belydenis indruischt.
Zoo kan ook iedere Vereeniging, zooals School -
vereenigingen, Jongelingsvereenigingen enz.,
zeer wel de Gereformeerde Belydenis als grond
slag in de Statuten schryven, zonder daardoor
nog Kerk te worden.
Ook de naam Zendingskerk duidt op de be
doeling en het streven, om eene vereeniging te
zyn, die in België zielen tracht te winnen voor
Christus.
Dit is natuuriyk ook het streven van iedere
gezonde Gereformeerde kerk, maar niet het
eerste kenmerk. Dit isals vergadering van
geloovigen het lichaam van Christus tot open
baring te brengen.
Er zou dus nog al een en ander, ja niet
weinig moeten veranderen voor en aleer met
de Belgische Zendingskerk door Gereformeerde
kerken correspondentie als zoodanig kon wor
den aangeknoopt.
Hiermede ontkennen wij natuuriyk niet, dat
met belangstelling en liefde het werk dezer
broederen mag ja moet worden gadegeslagen,
vooral waar het arbeiders geldt, die de zuivere
gereformeerde beginselen zyn toegedaan.
Ook neme men in aanmerking, dat de ont
werpers der Statuten waarschijnlyk weinig of
niets van gereformeerd kerkrecht, zooals haast
een ieder in die dagen, hebben verstaan en
hun het collegiaal reglement van 1816, de ons
wel bekende organisatie, voor oogen zal heb
ben gezweed. Wy doen dus geen verwijten,
miskennen den betoonden ijver niet, maar ma
ken slechts onze opmerkingen over den waren
toestand, en rechtvaardigen onze broeders zoo
te Antwerpen als te Brussel, die ook na het
optreden van de Belgische Zendingskerk, de
herstelling der oude gereformeerde kerken in
België zoeken.
Wat ons nog meer sterkt in het onderken
nen van het genootschappeiyke in het door
ons besproken lichaam is de correspondentie,
die het voert.
Op de laatst gehouden synode waren ook
gedelegeerden (afgevaardigden) uit verschillende
landen. "Van welke kerken zij waren wordt
niet medegedeeld. Ook heeft de synode zich
laten vertegenwoordigen. Maar waar Bij de
algemeene vergadering der Gustaaf- Adolfwer-
eeniging in September 1896 te Dessan gehou
den, eene vereeniging, in welker Bestuur mo
dernen en rechtzinnigen broederlyk (natuur
iyk niet volgens de beteekenis van psalm 133)
samen vergaderen. Hulsebos.
Beroepen te Dedemsvaart ds. W. Breukelaar
te Halfwegte Baarland ds. H. Buurman te
Meliskerkete Zuidwolde en te Vinkeveen K.
Bakker cand. te Bunschoten te Giessendam
ds. G. Goris te Yroomshoop (2e maal)te Naar-
den dr. J. Hania te Oosterbierum.
Aangenomen naar 's Gravenhage door ds. R.
K. Brouwer te Makkum.
Bedankt voor Montfoort en Lin schoten en