Uit de Heilige Schrift. Belijdenis en School. VRIJDAG 25 FEBRUARI 1898. No.-sr ^eekblad GEWIJD AAN DE |3eLANGEN DER pEREFORMEERDE J(.ERKÉN ulmburg. 7« Jaargang. IN jZEELAND, JSToORD-j^RABANT EN Want de HEERE is onze Rechter, de HEERE is onze Wetgever, de HEERE is onze Koning; Hij zal ons behouden. Jesaja 33 22. ONDER REDACTIE VAN Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. H. FERINGA en l)s. A. LJTTOOIJ. Doch Samuel zeideHeeft de HEERE lust aan Brandofleren en Slachtofferen, als aan het gehoorzamen van destem desllee- ren Zie, gehoorzamen is be ter dan slacht offer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 22. Abonnement per 3 maanden f 0.35. Afzonderlijke nos. 3 cent. Advertentiën van 1-5 regels 30 cent, iedere regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Uitgever: K. LE COINTRE MIDDELBURG. Berichten, Advertentien enz., gelieve men tijdig, uiterlijk Vrijdagmorgen, by den Uitgever in te zenden. BLADEN UIT JESAJA's TROOSTBOEK. II. „Troost, troost Myn volk, zal ulie- der God zeggen. Spreekt naar het hart van Jeruzalem, en roept haar toe dat haar stryd vervuld is, dat hare ongerechtigheid ver zoend is, dat zij van de hand des Heeren dubbel ontvangen heeft voor al hare zonden." Jesaja 40 1, 2. Het Woord des Heeren weet het graf wel. Zijn Propheet ziet wel het graf. Maar hy ziet er tevens overheen. En de heeriykheid aan de overzyde doet hem (hoe tegenstrijdig dit schijne) tegelijkertijd het graf vermelden en vergeten. De waereld, die het graf niet vergeten kan, durft het niet vermelden. Het is haar te vreese- lijk. Maar de Ziener Gods durft er inzien; want hij kan er over zien. En terwyl hy de nevelen en donkerheden voorziet en voorzegt van den komenden nacht, voorziet en voorzegt hij daar na (of soms zelfs daartusschen) de morgenglan sen van een blyder en beter dag. Hier ligt het eigenlijke bezwaar van hen, dië Jesaja 40-66 eerst na de Babylonische balling schap geschreven achten. Zij kennen slechts berekening en gissingmaar geen. Prophetie. Voorzegging verwarrend met waarzegging, kun nen zij de woorden des Zieners niet verstaan. Bij de aankondiging van den dood den opstan dingsmorgen voorzeggen, en door die voorzeg ging zelve mede bewerken, kan niet de wys- heid der aardemaar alleen de door den Hei ligen Geest gedreven Propheet des Heeren. Zoo ziet en bepreekt Jesaja, na Hiskia's ont rustend berustingswoord, Jeruzalems ontroost bare smart. Hij bemandelt het doodsgevaar nietmaar ziet reeds in den dood de herleving. Hij verbergt het oordeel hun nietmaar spreekt reeds in het vonnis van vergeving. Hy om sluiert niet de toekomende droef heidmaar schrijft, reeds eer zij ingaat, zijn boek van troost. Troost Is er wel bijna liefelijker woord Geluk en blijdschap zijn heerlijk. Maar on zeker. Moeten nog beproefd. Eerst bij toetsing kan er de waarde yan blijken. Maar troost is Liefde beproefd in den oven der smart. Is geluk in den vorm van weêrstandsvermogen tegen leed. Is blijdschap in het gewaad van verkwikking te midden der verdrukking. Wat sterk schijnt kan overspannen zijn. Wat wijs schijnt, kan dwaas zijn. Wat verheuging schijnt, kan inbeelding zijn. Wat hartelijkheid schijnt, kan voorbijgaande hartstocht zijn. En opgewektheid kan opwinding biyken. Maar sterkte, die den bestendig getorschten last dragelijk maakt, is hier. Hier is een wys- heid, die niet voor de bangste raadselen is verstomd. De verheuging, die regenboog-glans in betraande oogen doet schitteren wordt hier gevonden. Het geldt hier een hartelijkheid, die niet weldra verzadigd is, en ook Met'-„uit het oog uit het hart" tot leuze heeft; maar: waarop het woord van den Psalmist' doek inj zyn „Welzalig hy, die zich verstandig draagt bij een ellendig mensch." En verre van over spannen opgewondenheid is deze smartenrijke maar tevens in de .smarten rijke (ja zelfs, tot op zekere hoogte, door de smartenrijke) opgewektheid, die de gebogen hoofden doet op heffen, gevoelende, dat verlossing aanstaande is. Genadegave des Hemels aan een door bloed en tranen overspoelde aarde, Uw naam is: Troost. „Troost, troost Mijn volk," dat sluit de rijk ste teederheid in. Er is zooveel Liefde voor noodig. Er wordt zooveel Liefde in openbaar. Er wordt zooveel heerlijkheid door gewerkt. Smart en droetheid kunnen nu eenmaal niet uitbiyven, sints onze zonde het Paradijs heeft onteerd en gesloten. En niet verbetering en berusting maar verstomping en verbittering zyn de kinderen der smart. Alleen „dengenen, die er door geheiligd worden", werkt de droefheid een uitnemend gewicht der heerlijkheid. Alleen dan, wanneer het \eed niet ontmoedigt, maar verootmoedigt, wanneer het niet breekt, maar buigt. Hiertoe is noodig, dat de Liefde de droefheid wijde. Dat de Teederheid den gebogene steune. In één woordTroost. Gods liefste gave aan bedroefden. Zijn heer lijkste verkwikking in de hitte der beproeving. Zyn voorbereiding tot heilsopenbaring. Zyn eigenhandig tranendrogen in tranendrogende menschenhandsaanraking, in voorhoofdverkoe- lende menschenontferming, in tranenverlich- tenden oogenglans, in hartstochtbezwerend stem geluid, in zieleverbindend heerlijkheidswoord, in onmoedbenemende indachtigmaking. Eer verder redebeleid kan gevolgd worden. Eer helderder inzicht kan geschonken worden. Eer naar ruimer uitzicht de bergtocht kan voortgezet worden. Eer voor nieuwe opdracht vatbaarheid is. Geef aan Elia in de wildernis geen toespraak. Lever hem geen bewijs. Bovenal geenterecht- wyzing. Zelfs geen lof. Geef hem slaap, en een flesch met water, en een koek op kolen ge bakken en zeg„Sta op en eet, want de weg zou voor u te veel zyn." Meer niet voor 't oo- genblik. Alleen maar belangstelling en by zyn ensterkiDg. Geef hem troost. Is het dat niet, wat Gij noodig hebt, reiziger in de doornstruiken der smart? Is het dat niet, wat Gy behoeft, uitgeput neerzinkend beklim- ster van Sions steile berghellingen Is dat niet Uw verlangen, Gy die wegzinkt in twijfel en stryd „Troost, troost Myn volk o, zoo dat woord o<?k Uw oor treftZoo die rykdom ook in Uw hart weerklinkt! En daar is troost. De Hiskia's troosten niet. Zoomin de door ons tot hoofden opgeworpen Hiskia's, als de door God gestelde. Bij tijden zijn zij als ge broken en ledige waterbakken. Bij tijden trilt er bitterlijk door Uw hart een „Niemand zorgde voor mijne ziel." Is er dan geen troost voor Jerusalem Is er dan geen redding voor het hart Is er dan geen balsem vooj\het leed Is er voor ontstemde Elia's geen speelman meer? Blyft het „Kyrie eleison", het „Heere erbarm U" van de oude Kerk eindeloos onbeantwoord? O zoo er troost daalde van OmhoogHeere, schrijf in het hart van wie zoo klagen Uw alomvattend aanvangswoord vanJesaja's Troost boek „Troost, troost Myn volk, zal Uwlieder God zeggen." Feringa. De stand der zaak. Een door mij hooggeachte broeder verzoekt mij by vernieuwing eens te schryven over de verzorging van de Emeritipredikanten, predi- kants-weduwen en weezen. Omdat deze verzorging nog in het ongereede is en mij interresseert, en omdat er op onze classis en onze provinciale synode over gespro ken is en nog moet gesproken worden, wil ik aan het verzoek van onzen broeder voldoen. Daar over deze verzorging heel wat te zeg gen en, zooals nog aldoor bleek, zy moeielijk te regelen is, kan zij in een enkel artikel niet besproken worden, 'tls daarom dat ik bij dezen de aandacht moet vragen, voor eene kleine reeks van artikelen. 'kHoop, dat zelfs zij, die met deze verzorging nog altijd maar bedroefd weinig op hebben, myn schryven le zen en overwegen zullen. Welnu, teneinde de stand der zaak te vatten en in het licht te stellen veroorloof ik mij de vraag: of de broeder, die wil dat er door mij in deze Kerkbode over zal geschreven worden, óók de verzorging van de Emeriti-predikanten, hunne eventueele weduwen en weezen te Kam pen op het oog heeft? Ik bedoel de predikan ten, wien door de Kerken de hooge en heerlyke taak der opleiding voor den dienst des Woords werd opgedragen. Is dat het geval, heeft hij ook deze dienaren op het oog en er mede in be grepen, dan luidt mijn antwoord wees gerust, broeder, de verzorging van déze Emeriti en van hunne eventueele weduwen en weezen is geiegeld; ja, zóó geregeld, dat wij kunnen zeg gen de stand der zaak is naar wensch. De hoogleeraren, vooral de oudsten onder hen, hebben m. i. alle reden om over den stand dezer zaak tevreden te zijn, sinds zij door het curatorium en ten finale door de Ge nerale Synode te Middelburg geregeld werd. Aan deze regeling kunnen en mogen de Kerken en de dienaren des Woords weieens de aandacht wijden, teneinde haar als voorbeeld en maatstaf te nemen, voor de regeling, die (daar is niets aan te doen, het is niet anders) ten hunnen behoeve m. i. nog komen moet. De predikanten hebben insgeiyks recht, om, zoowel als de professoren, er op te staan, dat ook hune verzorging, die hunner weduwen en weezen, naar verhouding, geregeld wordt. De hoogleeraren en de dienaren des Woords dienen saam den Heere en Zyne Kerkenen de Heere God wil, dat zoowel de laatsten als de eersten, en de eersten als de laatsten dbor de Kerken zullen verzorgd worden èn in de kracht van hun leven èn in hunnen ouderdom. Ik zeg niet, dat er gansch geen verschil mag zijn maar wèl, dat er geen aanzien des per- soons mag wezen. De Kerken moeten even secuur en naar de behoeften voor de dienaren des Woords als voor de leeraren harer Theol.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1898 | | pagina 1