Uit de Heilige Schrift.
Belijdenis en School.
YR1JDAG 7 JANUARI 1898.
in ^Zeeland, jNfoord-Brabant en J^imburg.
Ds. J. HULSEBOS, Ds. J. II. FERINGA
en Ds. A. LITTOOIJ.
7e Jaargang.
No. 2.
y/EEKBLAD GEWIJD AAN DE j^ELANGEN DER pEREFORMEERDE |^ERKEN
Want de HEERE is onze Rechter,
de HEERE is onze Wetgever, de
HEERE is onze KoningHij zal ons
behouden.
Je6aja 33 22.
ONDER REDACTIE VAN
Doch Samuel zeideHeeft de HEERE
lust aan Brandofferen en Slachtofferen, als
aan het gehoorzamen van de stem des Hee-
ren Zie, gehoorzamen is beter dan slacht
offer, opmerken dan het vette der rammen.
1 Sam. 15 22.
Abonnmeent per 8 maanden f 0.85. Afzonderlijke nos.
8 cent. Advertentien van 1 5 regels 30 cent, iedere
regel meer 5 cent. Familieberichten van 1—5 regels
50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Uitgever:
K. L E COIN T R E
MIDDELBURG.
Berichten, Advertentien enz., gelieve men
tydig, uiterlijk Vrijdagmorgen, bij den
Uitgever in te zenden.
VAN EENE MOEDER IN ISRAËL.
Want men dorscht de wikken niet met
den dorschwagen, en men laat het wagen
rad niet rondom over het komijn gaan
maar de wikken slaat men uit met eenen
staf, en het komijn met eenen stok.
Het brood-koren moet verbrijzeld wor
den, maar hij dorscht het niet gedurig-
lijk dorschende, noch hij breekt het met
het wiel zijns wagens, noch hij verbrij
zelt het met zijne paarden.
Zulks komt ook voor van den Heere
der Heirscharen. Hij is wonderlijk van
raad, Hij is groot van daad.
Jesaja 28 27—29.
Zal ik, wanneer God zacht wil werken,
Zyn macht, Zyn vrije gunst beperken?
En stellen, dat die maat van pijn,
Waar andren door getroffen zijn,
Moet voorgaan, eer ik word genezen?
Ach, laat ik niet ondankbaar wezen.
Heeft God dan nooit een zondenwicht
Op 'tlieflijkst tot Zijn dienst verplicht?
Kan Hij die gunst ook mij niet schenken
Zoude ik Zijn goedheid dan verdenken,
Omdat, toen ik mijn schulden zag,
'tRantsoen des Borgs daarnevens lag?
Zou 'thart, reeds vroeg door't Licht beschenen,
Dan altoos blijven kermen, weenen,
Omdat het weet noch uur noch dag,
Wanneer het de eerste stralen zag
{Overgenomen uit de Geld. Kerkb).
Zoo zijn wij, geachte lezers en lezeressen,
dan weer een nieuw jaar ingetreden. Wat het
in zijnen schoot verbergt voor u en mij, voor de
uwen en de mijnen, voor Kerk en Vaderland
voor de beschaafde en niet beschaafde volke
ren der wereld, weten wij niet. Eén slechts is
er, die het weet. Hijdie ons de dagen, maan
den en jaren geeft, en daarin en daardoor Zijn
eeuwig aanbiddelijken raad ten uitvoer legt.
Want dit is zeker, dat, in weerwil van het
woelen der machten op aarde, Zijn raad bestaan
en geschieden zal. Indien wij nu weten mogen,
dat Hij, Die alles komen doet, naar den raad
van Zijnen wil, onze God en Vader is, dan kun
nen wij gerust, blijde en goedsmoeds de toe
komst tegen gaandewijl het dan voor ons
mag vaststaan, dat Hij alles wat ons ontmoet
ten goede zal doen medewerkendaarenboven
mogen wij er ons dan van verzekerd houden,
dat Hy onze raadsman, onze leidsman, onze
toevlucht, onze trooster en onze sterkte zal
zijn. En is Hy, de Heere God met ons, wie
zal dan tegen ons zyn Zij toch, die om ons
leven met God tegen ons zijn, zullen ons niet
schaden, tenzy de Heere onze God hun scha
den gebruiken wil om ons te zegenen. Onze
veiligheid, zekerheid en sterkte ligt immers ook
daarin, dat zy zonder Zynen wil zich roeren
noch bewegen kunnen. Het is zoo goed nooit
te vergeten, ja er van doordrongen te zijn, dat
de Heere onze God regeert. Wij moeten, om
het met andere woorden uit te drukken, in het
geloof staan en door het geloof leven. Het zy
mij vergund de nieuwjaarswenschen, die ik
ontving, bij dezen te beantwoorden met den
wensch, dat dit ons aller voorrecht moge zijn.
Als wy in het geloof staan dan is het zeker
dat wij wedergeboren zijn, ons tot God bekeerd
hebben, vergeving van al onze zonden zochten
en vonden en vrede met God verkregen, door
het geloof in den Heere Jezus Christus. Staan
wij in en leven wij door het geloof, dan genie
ten wij de gemeenschap van God, en die ge
meenschap adelt ons voor het leven in al zijne
geledingen en kringendan vertrouwen wij
op God, en zijn dientengevolge als de berg
Sions, die niet wankeltdan zijn wij in hope
zalig, en gevoelen uit kracht daarvan ons ge
lukkig in de grootste smarten ja, dan hebben
wy God lief met al de liefde onzer ziel, en wy
haten alles wat met d:.e liefde in strijd is, ter
wijl wij de heilige kunst verstaan, om de
wereld op rechten prijs te stellen.
Ryker zegen is er hier niet dan te leven
door het geloof. Dat is hier benêen het leven.
Het leven des geloofs doet ons sterven aan de
zonde, aan ons zeiven, aan het ik, dat van na
ture op den troon zithet doet Christus in ons
hart wonen en ons tempelen des Heiligen
Geestes zijn het maakt ons der Goddelijke na
tuur meer en meer deelachtig; het neemt de
saam pakkende, donkere wolken der toekomst
weg, ja, het maakt 't pad dat wij gaan moeten,
zelfs de vallei van de schaduwen des doods,
effen, licht en vroolijk.
Met deze bede nemen wy den staf Gods op,
aanvaarden wy weer de reis, zetten wij den
arbeid voort en gaan we de toekomst tegen.
Werken zoolang het dag is, is onze schoone
en heilige taak. En behaagde het God, dit
jaar ons sterfjaar te doen zyn welnu, als Pau-
lus zeggen wij dan„Ik heb den goeden strijd
gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb
het geloof behouden voorts is mij weggelegd de
krone der rechtvaardigheid, welke mij de Heere,
de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven
zalen niet alleen mij, maar ook allen, die
Zijne verschijning lief gehad hebben."
Doch by een en ander dat smartelijk aan
doet, is er zeer veel dat verheugt en verblijdt
en de begeerte om nog wat hier te blijven
verhoogt.
Tot hetgeen smarten kan, behoort ook, dat
vele van Gods kinderen geen oog hebben voor
hetgeen de Heere-in onze tijden doet. Het is
zoo weinig opwekkend, zoo doodend, wanneer,
neen, niet vijanden, maar broeders en zusters
in den Heere schouderophalend, klagend en
zuchtend spreken over hetgeen de Heere
werkt, op en naar de gebeden weleer tot Hem
opgezonden. Aan het einde der vorige, in het
begin en ook nog in het midden dezer eeuw
was het met de Kerke Gods in ons dierbaar
Vaderland allertreurigst gesteld. Er was re
den om te vreezen, dat zij wegsterven en dat
de Heere in Zyn rechtvaardig oordeel het licht
van den kaqdelaar nemen zou. Degenen, die
den Heere met hun geheele hart en in alles
naar Zyn Woord dienen wilden, waren bedroe
vend weinig in getal. Dorpen by menigte, waar
men er geen of slechts twee of drie aanwijzen
kon. In de meesten steden was het dienover
eenkomstig. Daarenboven waren de meesten
der enkele wijze met de menigte van dwaze
maagden in slaap gevallen,
De rechtvaardigen, die hunne zielen kwelden,
tot God riepen en baden, dat Hy opstaan
en zich over Sion ontfermen zou, waren, ach,
zoo gering in getal. Goddank zij waren er.
En God, de God der vaderen, heeft naar hun
geroep gehoord en hunne smeekingen boven
bidden en denken vervulling doen erlangen.
Immers, had men hun gezegd vóór: deze eeuw
tot het verleden behoort, zullen er 685 Gere
formeerde Kerken zijn, Kerken waarin rust
dag aan rustdag de waarheid wordt verkon
digd en gelezen overeenkomstig de belijdenis der
aloude Kerken zal er èn een Theol. School èn
eene Theol. faculteit zyn, waar, geheel in over
eenstemming met de belijdenis, 147 jonge
mannen voor den dienst des Woords worden
opgeleid, door mannen-broeders, wier namen
een goeden klank hebben, zelfs in de landen
verre van onsdaarenboven zal er, met inbe
grip der evengenoemde Theol. Faculteit, eene
Universiteit op gereformeerden grondslag we
zen ja meer nog, zullen er ook drie Gerefor
meerde Gymnasia zyn, met godvreezende en
uitstekende leeraren,-en waarop meer dan 230
leerlingen voor den arbeid van de Kerken, van
de Maatschappij en in den Staat hunne oplei
ding ontvangen nog meer, eer de eeuw voorbij
gespoed is, zijn er honderden scholen voor lager
onderwijs waarin de kinderen, naar de doops-
belofte onderwezen worden bij al het genoemde
komt dan nog, hetgeen voor krankzinnigen, doof
stommen, idioten, zenuwlyders en andere lyders
en lijderessen in den geest van onzen Heere Jezus
Christus wordt gedaanwaarbij tenslotte nog kan
genoemd worden, dat alles, wat buiten de gere
formeerde Kerken en kringen voor de zaak van
onzen Heere Jezus geschiedt. Had men hun
dit alles gezegd, toen zij als in 's lands doods-
schaduwen nederzaten, weenden en smeekten,
ja, toen velen van hen het land verlieten, om
dat zij hier geene reformatie meer verwach
ten, zij zouden het niet hebben geloofdwij
durven en kunnen het niet gelooven, zouden
zij hebben gezegd. Toch heeft de Heere dit
alles gedaan en gegevenen doet Hy mitsdien
zoo verrassend en in vele opzichten zoo ryk
gezegend, gelijk wij nu zien en voorspellen kun
nen, deze eeuw eindigen en de 20ste eeuw on
zer jaartelling aanvangen.
Ging de afval en het „vuiler" worden der
duizenden bij duizenden met snelle vaart, de
ontwaking en de herleving was en is daaren
tegen even verrassenden ook even verbiy-
dend als het eerstgenoemde treurig is. En nu
behoeven die schouderophalende broeders en
zusters ons niet te zeggen, want wij weten het
wel, dat alles geen goud is, wat er zelfs in de
gereformeerde kringen blinkt. Maar dat was
het nooit. Dat was het zelfs in de allerbeste
tyden niet. Doch dat God opgestaan is, ons
weer bezocht en gezegend heeft, is zeker. Ook
zal zyn Woord niet ledig wederkeerenhet
zal doen, wat Hem behaagt.
Voor hetgeen Hy deed en doet, moeten wij
een oog en een hart hebben, ja, wij moeten
Hem daarvoor loven en pry zen. Wy moeten
van Hem, die nog weer boven bidden en den
ken deed, goedertierene gedachten hebben, en