Belijdenis en School. V A B I A. Officiëcle Berichten. mentischen streng-nationalen band, die immers by Christus komst weg viel en ten andere bracht Mozes slechts de woorden over, die hem de Heere als Zijnen profeet te kennen gaf. Geen begrip van het onzichtbaar, geestelijk gezag, dat Christus alleen in Zijne Kerk uit oefent. Zoo is het ook nu nog. De rechtsgeleerden zullen dit nog wel schouderophalend toegeven omtrent de onzichtbare Kerk, maar in de zich openbarende geïnstitueerde Kerk willen zij hiervan absoluut niets weten en oordeelen niet naar het wettig kenmerk de Belijdenis, maar naar een regle ment, buiten de Kerk om aan haar opgelegd, en met haar Belijdenis tot vernietigens toe in strijd. Precies als bij Rome wilden de politie- k e n der negentiende eeuw ook de gerefor meerde Kerken niet anders dan uit een zicht- baargezag en een tastbaren vorm kennen, het heette dan Bestuur of regie ment. En het is aan de Vrije Universiteit, om ook ten deze het ware kerkrecht te onder wijzen, en het ware gezag in de Gereformeerde Kerken te doen kennen en te verdedigen. Hulsebos. God, voortijds veelmaal en op ve lerlei wijze tot de vaderen gespro ken hebbende door de profeten, heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon. Hebreën 1 1. Klein en nietig in zijn aanvang en groot en heerlijk in zijn einde is hier beneden heiwer ken en het spreken Gods. Hij begon met den chaos te scheppen. Schiep uit den chaos eerst het levenloozelicht, lucht, aarde en water, daarna hetgeen groeiend leven heeft, toen de hooger bewerktuigde schepselen, de schepselen, die bij groeiend ook een zich bewegend leven hebben en ten slotte schiep Hij den mensch die groeiend, een zich bewegend en daarenbo ven een redelijk, zelfbewust leven heeft, ja, de mensch, het pronkstuk van Zijne schepping, was van Gods geslacht, naar Zijn beeld en ge lijkenis, schiep Hij hem. Geheel in overeenstemming met deze hooge positie was 's menschen woonplaatsde lust hof, waarin de Heere hem plaatstewas ook de betrekking, waarin hij stond tot al het ge schapene hg was er de heer vanwas daarenboven het verkeer en den omgang met zijn God en Schepper. Alles was ook aangelegd op den eenigen en eeuwigen Zoon des Vaders. Hem, door wien Hij de wereld geschapen heeft, heeft Hij gesteld tot een erfgenaam van alles", (vs. 2.) Natuurlijk geschiedde dit van eeuwigheid. Daarom móest en wilde de Vader, toen door 's menschen zonde „alles" gekomen was onder de heerschappij van den verleider, zich bij ver nieuwing openbaren, teneinde overeenkomstig die eeuwige beschikkingen „alles"— én het men- schelijk geslacht èn den kosmos den Zoon te geven. Doch „de natuur, die gezondigd had," moest, naar den eisch van Gods rechtvaardig heid, „voor de zonde betalen," zegt onze Ca techismus. Dientengevolge moest de Zoon des Vaders in het menschelyk geslacht ingaan en alzoo onzer één worden, teneinde het van den toorn Gods en van de macht der zonde en des satans te verlossen. Door een zoenoffer voor de zonde te worden, bleef en werd Hij de erfgenaam van alles. Doch, daar God den mensch als een redelijk schepsel schiep en hem herschapen, ja, tot Zijnen lof bereiden wilde, kon dat niet bui ten den mensch omgaan, maar moest Hij dit den mensch openbaren. Hij deed het aanstonds na den val. Tengevolge van de zonde hield de omgang, die er door de schepping was, op; terwijl de stem Gods in en door de natuur niet meer werd beluisterd als te voren, en daarenboven de verlossing en het heil niet kon door hooren. In de schaduwen van het para dijs boog de Vader zich in Zijne genade en liefde neder en leidde Hy den Zoon, den erf genaam van alles, als de Redder en Verlosser by de onttroonde, ja verlorene menschenkinde- ren in. In dien donkeren nacht des doods ving het spreken van God den Vader tot de vade ren aan. Toen alles zweeg, heeft God gesproken. Niet eenmaal maar veelmaal heeft Hij tot de vade ren gesproken. En opdat zy dit onbegrypelyke, dat verrassende, dat wondervolle spreken Gods van genade en vrede gelooven zouden, kwam en sprak Hij allereerst in eigen persoon. Het Grieksche woord door veelmaalvertaald, wil eigenlijk zeggenin vele gedeelten. Gedurig weer en meer dus Door dat gedurig weer en dat gedurig meer te spreken, gaf Hij het Christus' beeld volko men, en daardoor bereidde Hy wijs en heilig Zijne komste in het vleesch voor. O, welk een arbeid en welk eene onnagaan- bare goedheid Gods spreidt zich hier voor onze oogen als wij recht stilstaan bij dat spreken Gods zoo vele duizende jarenbij dat spreken Gods gedurig weer en gedurig meer! Daar enboven sprak Hij dan op deze dan op gene wyze. Hij sprak van mond tot mond, door engelen, door gezichten, door droomen, door Urim en Thummim en door het lot Hy sprak alzoo, nu tot het oor, dan tot het oognu des daags, dan des nachts tot de profeten en door hen tot de vaderen. Maar op welk eene wyze dan ook, het was altijd God, de Vader, die tot hen sprak. Onuitsprekelyk groot was het voorrecht dat deze vaderen hierin genoten, vergeleken by de volkeren, die de Heere om hunne zonden aan zich zeiven overgaf en tot wie Hij niet sprak. Doch grooter nog is het voorrecht van hen, die kunnen en mogen zeggenGod heeft tot ons gesproken door den Zoon." Van 's Heeren tweeërlei bedeeiing is hier sprake. Van 's Heeren bedeeling in den vóór- tyd en van Zijne bedeeling in de laatste da gen van Zyn spreken bij gedeelten en van Zijn spreken door de voltooide openbaringvan Zyn spreken tot de vaderen en van Zyn spre ken tot ons van Zyn spreken door de profeten en van Zyn spreken door den Zoon. Het spreken door den Zoon wordt in en door al deze tegenstellingen zeer verre verheven boven het spreken door de profeten. Dat spreken was, toen de apostel dezen brief schreef, reeds aangevangen, en het zou voort duren tot den einde toe, ja, tot dat er geen „dagen" meer zijn zouden. Was er in den ge- heelen vóórtijd op Hem gewezen, nu was Hij gekomenHy was in het vleesch verschenen, had onder hen gewoond, tot hen gesproken Hy was voor hen gekruisigd, had alles volbracht, was opgestaan uit de dooden, en als de Christus Gods gezeten aan de rechterhand des Vaders. Het was schijnbaar een bange, maar inderdaad een heeriyke tyd. Een bange, want de christenen uit de Joden werden door de Christus vijandige broeders uit de synagoge geworpen. In hunne verwarring en onkunde trokken deze zich dit ontzettend aan, temeer daarzy nu meenden buiten de Kerk te staan. Dat er geheel andere dagen, en wat meer zegt, eene geheel nieuwe bedeeling was aangebro ken, zie, dat zagen zy niet in. Zij waren zich in het midden van hunne jammeren degroote voorrechten, waarin zy deelden, niet bewust. De tijd van den joodschen godsdienst, van den schaduwdienst, mitsdien van de Synagogen, wa ren voorbij. De Heere leidde hen er uit, laat het dan zijn door de dwaasheiden vijandschap van hunne vroegere kerkgenooten. Om bij de Kerk der vaderen te blijven om zich met recht en reden op de vaderen te kunnen beroepen, ja, om op de continiüteit, op de historische voortzetting der Kerk te kunnen bogen, moest de synagoge met haar schaduwdienst vaarwel gezegd worden. Een kerkendienst in overeen stemming met den aard der nieuwe bedeeling, en waarin allen, die Christus liefhebben en dienen, worden opgenomen, was hen noodig. En dat zij dien verkregen, daartoe werkte hunne uitwerping gewisselyk mede. Als altijd deed de Heere ook toen alle dingen ten goede me dewerken. En de apostel vestigt er hunne aandacht op, dat zij in wezen één zijn met de vaderenimmers, hetgeen waarop het aankomt hadden zij, hadden dat .zelfs boven de vaderen God, de Vader toch was met en by, ja, in het midden van henHij, die tot de vaderen ge sproken had, sprak nu tot henHij deed dat door den Zoon en sprak alzoo tot hen in de rykste openbaring Zyner eeuwige liefde. Het spreken Gods door den Zoon is, laten wy het niet vergeten, het- rijkste, maar ook het laatste. Daarom„Hoé zullen wij ontvlieden, indien wij op die groote zaligheid geen acht- nemen." „Ziet toe," zegt de apostel, „dat gy Dien, Die spreekt niet verwerpt." Welk een zegen, indien ons hart en oor voor het spreken Gods des Vaders ontsloten iswelk een zegen, zoo het weerklank in onze harten vindt en zoo wij het amen des geloofs er op volgen laten. lederen dag, ook op ons Kerstfeest, spreekt Hy tot ons door den Zoon. Hij spreekt van onze zonden, schuld en strafwaardigheid, maar ook van Zijne genade, vergevende liefde en eeuwige goedertierenhei4 tot ons, door den Zoon. Onze zielen zeggen„Ik zal hooren, wat de Heere spreken zal." Littooij. Reformatie in Belgie. I. Onze lezers zyn er reeds aan gewend ge worden voortdurend stukjes in onze Kerkbode aan te treffen, betrekking hebbende op de gerefor meerden in de Zuidelijke Nederlanden (tegen woordig Belgie). Min of meer uitvoerig is zelfs de levensgeschiedenis van den prediker van Zuid-nederlandsche afkomst Gaspar van der Heijden medegedeeld, waardoor wy voortdurend kennis maakten met het toenmalig kerkelijk leven der gereformeerden, vooral te Antwerpen. Nu is de geschiedenis der Reformatie in de Zuidelijke Nederlanden op zich zeiven reeds voor ons Noord-Nederlanders van grooc belang, maar dit te meer om den nauwen band, die eertijds ons te zamen verbond. Als wij vragen, waar zich het gereformeerde leven het eerst en het krachtigst openbaarde, dan is dit on tegenzeggelijk in de Zuidelijke Nederlanden go- weest en menige uitnemende Jeeraar van daar heeft de Noord-Nederlandsche Kerken gediend. Als wy vragen naar de martelaren, dan heeft de eerste en groote schaar van deze bloedge tuigen in Zuid-Nederland geleden. En Belijdenis (Guido de Bres, predikant en martelaar te Valenciennes) èn Kerkinrichtingen (oude Waalsche Synoden) zyn van daar tot ons gekomen. Onder de goddeiyke alleen wijze toelating (en wie moet niet eerbiedig het hoofd buigen voor Zyn besluit) is de eerst zoo schoone bloei der Zuid-Nederlandsche Kerken op 't droevigst gestuit en zijn die Kerken verwoest geworden. In een volgend artikel wenschen wij daarvan nog een en ander mede te deelen. Maar wy wenschen er ook op te wijzen, hoe nimmer toch die Kerken gansch en al (met wortel en tak zijn uitgeroeid, neen, dat er nog kleine overblyfsels zijn. In deze eeuw is dit nog weer openbaar geworden. De Heere heeft daartoe den arbeid vau broederen uit Noord-Nederland willen gebruiken. En is het niet opmerkelijk, de stryd, die voor de zuiver gereformeerde beginselen op 't gebied van het Kerkelijk leven in ons vaderland en in de vaderlandschc Kerk is ontbrand, heeft niet alleen in Duitschland en in het vergelegen Amerika, maar ook bij onze Zuid-N ederlandsche broederen sympathiën wakker geroepen en heeft de oude banden van geloofsgemeenschap tusschen noordelijke en zuidelijke gereformeer den doen herleven. En zou er nog weer sprake kunnen zijn van gereformeerde Kerken in Bel giëDe beginselen van Kerken te Antwerpen en te Brussel zyn op deze vraag het antwoord. Dat daarvoor de geestdrift en belangstelling ook onder ons worde opgwekt en zich toone in woorden en daden. Wie weet, wat de Heere met die Kerken nog voor heeft? Onder een waarlijk vryzinnig landsbestuur kan zich het gereformeerd leven bij onze naburen nu vryelyk ontwikkelen. De offers gebracht en het bloed vergoten in de zestiende eeuw voor Zijnen naam zijn bij den Heere niet vergetenHulsebos. Kampen. Dinsdag werd met goed gevolg het candidaats-examen in de Theologie afgelegd door den heer N. P. Littooij Az. te Middelburg. Diaconaal Hulpbetoon. Middelburg (G). Dinsdag 14 December 1.1. hield „Diaconaal Hulpbetoon" met de „Zusterkring" hare laatste vergadering in dit jaar, tot bijwoning waarvan als gewoon de Kerkeraad der Gereformeerde Kerk te Middelburg C was uitgenoodigd. Na dat de samenkomst door een broeder ouder ling met gebed was geopend, sprak een der Diakenen een woord, waarin hij het verschil aantoonde tusschen milddadigheid en barm hartigheid. Milddadigheid een vrucht van 's Heeren al- gemeene genade, plaatst meestal den gever op den voorgrond en het medelijden met den be hoeftige, terwijl de ware barmhartigheid, eene vrucht van 's Heeren byzondere genade, niet den gever noch den arme, maar de eere des Heeren tot eerste voorwerp heeft. Barmhartigheid wordt betoond om 's Heeren wil uit dankbaarheid voor de zegeningen uit Zyne hand ontvangen. De arme ontvangt dus

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1897 | | pagina 2