Belijdenis en School.
VARIA,
Onder de zaken die te bezorgen waren, wer
den almede de scholen niet vergeten. De
Kerken-dienaars van alle Classen moesten hunne
zorgen daaraan wijden. Als grond hiervoor
werd opgegevenDew y le dan tot den
Dienst der Kerken en Politiën
goede scholen grootelij ks van noo-
dezijn en hierentegen quaede
scholen grootelijks schaden. Yan
de schoolmeesters wordt verlangd, dat zij de
Belijdinge des Geloofs onderschrijven, ende
zich der Discipline onderwerpen, ook mede den
Catechismum ende andere dingen (die der jeugt
nut zijn) leeren.
Ook omtrent den Dienst des Woords werden
onderscheidene bepalingen gemaakt. Zoo werd
er o. a. eenzelfde votum voorgeschreven,
waarmede de samenkomsten tot den Dienst
des Woords moesten beginnen. Het luidde al
dus Onze hulpestaatin den Naam
des Heeren, die Hemel en Aarde
gemaakt heeft. Amen. (Ps. 124 8). Ook
moesten de Predicatiën op eenerlei wijze wor
den besloten met den zegen uit Numeri 6.
Er werd goed gevonden, dat men allereerst
uit den Nieuwen Testamente den
volke leeren zoude, men mocht ook wel uit
den Ouden Testamente prediken,doch
met den raad en het advies des Kerkenraats.
Aan het einde van het tweede gebed des
voormiddags moest men laten volgen de twaalf
artikelen des geloofs, aldusWilt ons ook
sterk en in 't waarachtige Christen
geloove, waarvan wij belijdenis
doen, zeggende. Evenzoo moest men na
het gebed voor de Predieatie van den Catechis
mus laten volgen, de tien geboden des
Heeren naar den tekstExodus 20, Deuter. 5.
Ook deze Synode yvert reeds tegen het om
gaan der Diakenen, om de aalmoezen te ver
gaderen, onder den Dienst. Het staan daartoe
voor de deuren is naar haar oordeel het aider
gevoegely kste en bequaamste.
Deze Synode wil ook alle vierdagen behalve
den Zondag afgeschaft zien. Men zal met den
Zondag alleen tevreden zyn.
Voor onze dagen is inzonderheid opmerke
lijk wat deze Synode (Anno 1574) inzake den
Doop heeft bepaald.
Het verbond Gods zal in den kin
deren (zoo haast als men den Doop
Chri s tel(j ken bekomen kan met
den Doop verzegelt worden, tenzij
dat er eenige zware oorzake zij,
omden Doop een tyd uit te stellen,
daar dan de Kerken raat oordeelen
zal. Maar de affectie der Ouderen,
die den Doop haarder kinderen
begeeren uit te stellen, ter tyd toe,
dat de Moeders zelve hare kinde
ren presenteeren, ofte op de Geva-
ders lange wachten, en is geene
wettel y k e oorzake om den Doop
uit te stellen.
Art. 73 der Actaschryft voorHet is der
Dienaren ende Kerkenraats Ambt,
vlijtig acht te nemen, wie de Lid
maten der Gemeenten zijn, en voor
maals geweest zijn. Item of zij 't
eiken Nachtmale communiceren,
zoo niet, hen in 't b ij zonder aan te
spreken, ofte door ander bequame
laten aanspreken, ofte daarach
ter denken is, in leere ofte leven,
zoo het niet en helpt, voor den Ker-
kenraat ontbieden ende verma
nen, ende die Verachters waar
schouwen ende dreigen met Gods
gericht; ende zoo dit alles niet en
helpt, met de Classe raadslagen;
doch dat men niet lichtvaardelij
ken tot 'er excommunicatie en
k o m e
Wij weten wat ernstig en moeielijk vraagstuk
dit verzuim ook thans voor de Kerkeraden is.
Hulsebos.
Persoonlijke dienstplicht en leerplicht behoo-
ren in de eerste plaats tot de wetsontwerpen,
die de Regeering onzes lands heeft aangekon
digd. Over deze zoo menigmaal besproken en
diepingrijpende wetsontwerpen, veroorloven ook
wij ons een woord te schrijven. Natuurlijk
kennen wij den inhoud dier toegezegde ont
werpen niet. Zeggen hoe zij zullen zijn, kun
nen wij ook dies nietwél, hoe wij wenschen,
dat zij wezen zullen.
Wij hebben er op zich zelf beschouwd niets
op tegen dat voortaan ieder, die een dienst
plichtig nummer trekt, dienen moet; en dat
mitsdien noch een nummerverwisselaar noch
een remplagant kan en mag gekocht worden.
Zelfs zouden wij eene goed georganiseerde
oefening in den wapenhandel door ieder jon
geling niet afkeuren.
Integendeelwij zouden daar voor zijn en
wel, opdat elk in tijd van nood zou kunnen
helpen, aan de verdediging van het dierbaar
Vaderland. Daartoe toch hebben wij allen
roeping, en wij behooren daar dientengevolge
ook roeping toe te gevoelen.
Het heeft ons nog altijd willen toeschijnen,
dat heel wat geld, voor de verdediging van
het Vaderland uitgegeven, kon gespaard, maar
ook, dat er veel meer geld voor moest ver
strekt worden. Als de jongelieden afgeëxer-
ceerd zijn en zij het leven in de kazerne en
in het kamp geleerd hebben, meenen wij dat
zij maar naar huis moesten gaan dewijl ze
dan te veel ledigen tijd hebben, die gedood
moet worden, en omdat dit heel wat geld zou
kunnen sparen. Het geld dat daardoor ge
spaard kon worden, zou kunnen besteed wor
den, tenbehoeve van algemeenen dienstplicht.
En hetgeen ten behoeve hiervan te kort kwam,
zou er bijgevoegd moeten worden.
Was er doorloopend wat meer eenheid in
het stelsel van verdediging, ook dat zou veel
uitsparen, en den algemeenen dienstplicht ten
goede kunnen komenwant als de een weg
nemen en afbreken laat, hetgeen de ander in
voeren en opbouwen liet, wordt er ontegenzeg
gelijk noodeloos geld uitgegeven.
Omdat wij niet geleerd hebben met het au
toriteitenstelsel te dweepen, veroorloofden wij
ons ook over de landsverdediging eene enkele
gedachte te schrijven. Trouwens, gebreken
aan te wyzen, zegt men immers, dat niet zoo
moeielijk is.
En dat er ook op dit terrein gebreken zijn,
zal wel niemand tegenspreken. Daarenboven
is de persoonlijke en nog meer de algemeene
dienstplicht eene zaak, die diep ingrijpt in het
leven van het geheele volk.
Zij, die het beter weten, hebben de roeping
en heerlijke taak het te zeggen en het duidelijk
te maken, hoe het wezen moet. Met hetgeen
het beste en voordeeligste is, gaan wij gaarne
mede.
Doch dat persoonlijke dienstplicht zonder
verbetering van het kazerneleven en van
de'rechten van den soldaat door ons moet be
geerd, voorgestaan en aangenomen worden,
gelooven wij, zooals bekend is, niet.
Van den persoonlijken dienstplicht zei ven
toch wachten wij niet die verbetering, die wij
boven en vóór elke andere stellen. Wy kunnen
nog maar niet gelooven, dat door persoonleken
dienstplicht alszoodanig het zedelijk en geestelijk
peil in de kazerne en in het soldatenleven
belangrijk klimmen zal, en dat alzoo het gevaar
daardoor zal worden weggenomen, dat nu in
zoo vele opzichten bestaat, het gevaar van
gekrenkt te worden in zyne overtuigingen, van
te moeten hooren dat de naam onzes Gods
gelasterd wordt, en dat den jongens verderfelijke
strikken worden gespannen.
Velen dergenen, die vrijwillig gaan dienen,
behoeven te dezen opzichte niet meer afge
trokken te worden, want, helaas, zy zyn het al;
maar anderen, die dan moeten gaan dienen,
kunnen op hunnen zoo gevaarlijken leeftyd het
dan daarenboven worden.
„Maar zy, wier ouders geen remplagant kun
nen koopen, moeten het nu ook. Wordt met
deze jongelingen dan door u wel rekening ge
houden
Naar ik meen wel.
In de eerste plaats moeten zij het nu en moe
ten zy het dan. Doch dan moeten allen
die noodelooze en gevaarvolle vuurproef
doorstaan.
Maar in de tweede plaats, en wat hier meer
zegt, wanneer van de gelegenheid goed en vol
gens ons anti-revolutionair program gebruik
gemaakt wordt,dan bestaat bij invoering van den
persoonlijken dienstplicht de allerbeste gelegen
heid om, voor degenen die nu ook moeten die
nen en tegelijk voor hen, die dan ook moeten
dienen, wat gedaan te krygen ter wegneming
van de zoo even besproken gevaren.
En immers het ijzer moet gesmeed worden
als het heet is. De goede gelegenheden ter
verbetering moeten wij niet passeeren laten
maar ter harte nemen en gebruiken. Wil men
den persoonlijken dienstplicht, dan moeten wy
zeggen goed wy willen hem ookmits hy ge
paard gaat met de opheffing van noodelooze,
ontzettend groote bezwaren en met verkrijging
van betere rechten van appél.
Dit te eischen, en dies dit standpunt in te
nemen bij de aanstaande campagne, het in te
nemen zonder er af te gaan, ook bij eindstem
mingen in de Eerste en Tweede Kamer, is,
naar onze overtuiging, goed en recht. Immers,
het is, overeenkomstig het Woord en de gebo
den Gods. Het is voor den naam en de eere
Gods op te komen. Het is het waarachtig
belang onzer jongelingschap, van ons leger,
van ons dierbaar Vaderland en van ons ko
ningshuis in het oog te houden en te bevor
deren. De gerechtigheid verhoogt een volk,
en de zonde is de schande der natie. Het is
christelijk, en daarenboven historisch immers,
leert ons de geschiedenis van ons Vaderland,
dat de vorsten bij het opleggen van nieuwe
lasten, nieuwe rechten gaven of oude waar
borgden.
Nog meer het is geheel overeenkomstig het
program onzer anti-revolutionaire partij. Ons
program verlangt na de besprokene verbete
ring, den persoonlijken dienstplicht. Kunnen
wij nu beide te gelijk krijgen dan kan met
recht en reden niet worden gezegd, dat wij
van ons program afgaan maar, indien wij het
laatste voorstaan en aannemen, zonder het
eerste, dan wel.
Ons program zet de paarden vóór den wa
gen sommigen willen meegaan, ook als ze er
achter worden gespannenneen, erger nog,
als ze afgespannen en op den loop gejaagd
worden, in de verwachting, dat zij dan zeker
volgen zullen.
Omdat wij die verwachting niet hebben,
houden wij ons in dezen aan „Ons Program".
En het zal ons verheugen, wanneer onze partij
dat ook, tot in de Tweede en Eerste Kamer,
doet.
Wat de liberale partij ons dan naroept, deert
noch schaadt ons. Willigen de liberalen deze
onze billijke eischen in, dan kunnen wy mee
gaan, ja dan doen wy dit gaarne.
Geen oppositie quand möme, (hoe het ook
ga) maar eenprincipieele wel.
Wij zouden alzoo een ontwerp wenschen,
dat met deze onze beginselen rekening houdt.
Geschiedt dit, dan zeggen wy tot de Roomsch-
Katholieken wij kunnen en mogen niet anders
dan voor het ontwerp spreken en stemmen.
Littooij.
GASPAR VAN DER HEIJDEN.
(Vervolg)
Het verblijf te Antwerpen werd voor van
der Heijden zeer moeilyk, toen men drie hon
derd gulden beloofde aan ieder, die hem zoude
aanbrengen en vangen. Zoo zag hij zich ge
noodzaakt te vluchten. In 1561 treffen we
hem aan als leeraar bij de Gereformeerde
Gemeente te Frankendaal in de Paltz. Meer
dan eens vinden wij vermeld, dat hij in dien
tyd door den Keurvorst met Dathenus en
Taffen naar de Nederlandsche Kerken werd af
gezonden, om derzei ver zaken te bezorgen. De
Gemeente te Frankendaal bestond ten deele uit
gevluchte Nederlanders, ten deele ook uit de
genen, die zich reeds vroeger te Frankfort
hadden gevestigd, maar, nadat men hun in
1561 hunne Kerk had ontnomen, naar Fran
kendaal waren gevlucht.
Zoo brak het jaar 1566 aan. De verbondene
Edelen leverden hun smeekschrift in. Door
het antwoord daarop den 6 en 9 April ont
vangen, vleiden de Hervormden zich met de
hoop, dat nu alle vervolgingen om den gods
dienst zouden ophouden. De uitgeweken lee
raren keerden nu in grooten getale terug. En
zoo dient nu G. v. d. Heyden in gezelschap
met Joris Silvain en Herman Moded weder
eenigen tyd de Kerk van Antwerpen. Doch de
hoop der Hervormden bleek ijdel te zijn ge
weest.
De overheid te Antwerpen liet afkondigen,
dat men zoude vangen en spannen alle Predi
kanten en die hen onderhouden en aanhouden.
En daar nu v. d. Heyden in Antwerpen al te
zeer bekend was, om verborgen te kunnen
blijven en er ook aldaar nog eenige predikanten
overbleven, zoo stak hij over naar Vlaanderen
en predikte met y ver in de stad Hulst, terwyl
hij zich daarna te Axel nederzette tot het
waarnemen van den dienst des Woords. Doch
toen te Axel de beeldenstorm de woede tegen
den leeraar deed ontbranden en de Heer van
Bakkerseelen de geuzen wreedelijk vervolgde,
keerde v. d. Heyden Yoor korten tyd naar Ant
werpen terug.
(Wordt vervolgd).
Hulsebos.
Beroepente Pieterburen ds. J. H. Koers te
Kockengente Ooltgensplaat ds. A. L. Ruijs