VARIA, Voorzichtig. Officiëele Berichten. drukkingen op zich zeiven en niet in het licht van andere uitspraken der Heilige Schrift, dan kan men er toekomen om te zeggen, dat de Heilige Schrift de leer der Remonstranten voor staat. Doch let men op andere uitspraken der Heilige Schrift, en alzoo op de analogie des geloofs, dan weet men, dat hetgeen de Heere ons rechtmatig als voorwaarde en eisch stelt, alleen vervulling erlangt, door de genade die in Christus en om Christus wil ons wordt ge schonken.- En wat nu de ambtsdragers betreft, weten wij, dat Saul den Geest Gods moest missen, omdat hij, in plaats van aan den eisch des Heeren te voldoen, hem ter zijde zetteen zijn eigen weg ging. Daarop en daarop alleen wees Dr. Kuyper, en de heer Mulder maakt hem dientenge volge tot een eerste remonstrant. Is het niet ongehoord. En dan, op welk eene ongehoorde wijze worden de jongelingen beoordeeld, die te Amsterdam en te Kampen voor den dienst des Woords worden opgeleid! De schrijver durft, als ware hy kenner der harten, over de oog merken en bedoelingen hunner zielen oor- deelen en hen van bijoogmerkenen „bijeindens" beschuldigen. Wellicht is hij zelfs nooit te Kampen geweest. Hoe dit zy, de vrijheid, die de schrijver zich veroorlooft, overschrijdt de grenzen, en daar hij „lidmaat der Gereformeerde Kerk" te Amsterdam is, is hem dat, naar wij vertrouwen en hopen, goed onder het oog ge bracht. Littooij. GASPAR VAN DER HEIJDEN. Vervolg. Onder het waarnemen van het beroep van schoenmaker oefende hy zich zoozeer in de kennis der Waarheid, dat de heimelijke Ge meente van Antwerpen hem, nog maar twintig jaren oud, ten jare 1550, tot haren leeraar ver koos. Doch Van der Heijden achtte deze ver kiezing slechts eene voorloopige. Tot het jaar 1555 oefende hij zyn ambacht nog uit, mede, om de Gemeente niet tot last te zijn. Toen vroeg hem de Antwerpsche gemeente, of hij niet gehedijk zijn werk van den dienst wilde maken en dat zij hem zouden onderhouden. Het schijnt nu, dat Van der Heijden de ge meente te Antwerpen als zijnde geene openbare Kerk en nog niet geheel georganiseerd (geïn stitueerd zouden de geleerden zeggen,) ook nog niet bevoegd achtte tot het uitbrengen van een wettig beroep, en dat hy daar dus alleen kon dienen, wanneer hij door een wettig georgani seerde en openbare Kerk was gezonden. Zoo richtte hij zich dan tot de Kerke van Embden, schrijvende, dat hij door derzelver verkiezinge den last des dienst wilde aanveerdenom den valschen propheten niet gelijk te zijn, die van zich zeiven loopen, eer zij terecht gezonden zijn. Wij zien hier in Van der Heijden den man, die ook in deze woelige tijden den geordenden weg in het kerkelijke leven begeerde te blyven be wandelen. Hy begaf zich in 't vervolg naar Embden, om tot den dienst behoorlijk bevestigd te worden, en schijnt daar eenigen tyd te zijn gebleven. Ten minste, Adriaan van Haamstede, toen ook predikant te Antwerpen, schreef in het jaar 1557 aan de Kerk van BmbdenIk woude wel, dat G. van der Heiden hem spoedichdê (namel. om naar Antwerpen terug te keeren.) Men was daar toen in beraad, om in het openbaar te gaan prediken. {Wordt vervolgd.) Hulsebos. De schrijver van de leer van Dr. Kuyper lijn recht in strijd met de Gereformeerde beginselen, de Heer W. Mulder, lidmaat der Gereformeerde Kerk (B) te Amsterdam, grondt zijn luidklinkende aanklacht op eene uitdrukking van Dr. K. in een der artikelen over „Gereformeerde prediking" in de Heraut (no. 908. Heraut 19 Mei 1895.) Die uitdrukking is deze „Deze Heilige Geest werkt daarom ook wel met zijne verlichtende genade persoonlijk in den enkelen Dienaar, en zoo hij er zijn leven naar aanstelt, en met hartelijk zuchten en smeeken het zoekt en zoeken blijft, ook wel ambtelyk in den prediker. Edoch, de Heilige Geest doet dit slechts op ééne voorwaarde, en die voorwaarde is, dat de prediker, die den Geest zoekt, beginne met het werk van den Heiligen Geest in de Kerk aller eeuwen te eeren." Ie schrijver meent, dat in deze uitdrukkingen de vrijmachtige werkingen van God, den Heili gen Geest, worden miskend. Doch, dit is nfet zoo. Een lidmaat van de Kerk A teekende hier- by aan: De schrijver van dit boekje heeft ver geten, dat dezelfde uitdrukking wordt gevon den in antw. 116 Heidelb. Cat. Aldaar staat-dat God Zijne genade en den Heiligen Geest alleen dien geven wil, die Hem met hartelijke zuchten zonder ophouden daar om bidden en daarvoor danken." Hulsebos. In het nummer van 26 Juni 1-1. van dezen Kerkbode, heben wij gepoogd met een enkel woord de Kerken, voorzoover w(j ze met ons blaadje bereiken, te vermanen tot groote voor zichtigheid in zake de keuze van de plaats op Midden-Java, waar zij het middenpunt van haar zendingsarbeid zullen vestigen. Wtj deden dit toen naar aanleiding van het feit, dat in onze toongevende kerkelijke bladen nog al met heel wat nadruk en beslistheid be weerd was, dat dit middenpunt te Djocja moest gevestigd worden. Terwijl eveneens het besluit van Deputaten voor den medischen dienst, om het hospitaal te Djocja te vestigen, ons tot spreken drong. Het blijft ons onbegrijpelijk op welke gronden men heeft geoordeeld, dat het nemen van dit besluit zóó dringend noodzakelijk was, dat het niet wachten kon tot de generale synode van 1899, maar reeds 2 jaren te voren definitief moest genomen worden. Ons dacht ook, dat in art. 23 der overgangs bepalingte Middelburg vastgesteld, werd uit gewezen, dat zulke dringende zaken ter voor loopige regeling" zouden worden opgedragen „aan de deputaten, bedoeld in art. 3 onder pun ten 8,10 en 11, tot ééne vergadering vereenigd". Wij voor ons zien in dit besluit zooveel be zwaar, omdat het ingrijpt in en vooruitloopt op de concept-regeling van den arbeid der Ker ken die pas 4 maanden vóór de generale sy node van 1899 behoeft klaar te zijn. De grondlijnen en grondtrekken voor deze rege ling zijn te Middelburg aangenomen en vastge steld. In die concept-regeling zal overeenkomstig deze vastgestelde grondtrekken moeten aangewezen worden eene der invloedrijkste residenties op Midden-Java, waarbinnen dan de Kerken haar arbeid kunnen concentreeren en in de hoofdstad van deze residentie zal .dan onder meer ook het hospitaal moeten komen, omdat die hoofdstad dan het middenpunt van heel den ar beid wordt. Zonder nu deze concept-regeling af te wach ten, is nu reeds niet voorloopig maar definitief besloten, dat het hospitaal te Djocja zal komen. Wat moeten nu die deputaten doen, die met het ontwerpen van eene regeling voor onzen zending-arbeid belast zijn? Moeten zij met dit besluit rekening houden öf moeten zij hun gang gaan, alsof dat niet genomen was? En als zij nu eens van oordeel zijn, dat de residentie niet moet en niet kan zijn Djocjacarta, en dat dus ook niet Djocja het middelpunt kan zijn, en dat dus ook het hospitaal niet daar kan zijn? Wat dan De heer Dr. Scheurer is daar al vast met een kliniek begonnen. Buiten verband of over leg met den „geestelijken dienst". Zonder gees telijke hulp. Zullen deputaten, die eene regeling hebben to ontwerpen, nu ook eenvoudig kunnen doen, alsof deze arbeid er niet is? Wij vreezen, dat in 1899 de Kerken eenvou dig voor een voldongen feit zullen staan en het blijken zal, dat door dit besluit een paar depu taten eenvoudig in plaats der Kerken hebben beslist. Daartegen willen we maar waarschuwen, eer het te laat is. Wij hebben in het nummer van 26 Juni ook op enkele zaken gewezen, waaruit blijkt, dat er nog wel wat af te dingen valt op de beweegredenen, die zóó afdoende heeten te pleiten voor de keuze van Djocja als het mid denpunt. Wij willen nu op een paar zaken wijzen. Poerworedjo is volgens medisch advies te koortsachtig. Zeker, men moet te P. vooral 's avonds als de koele zeewinden doorwaaien voorzichtig zijn, want die wind is dan wel voor 't oogenblik erg lekker en aangenaam, maar hij komt van een koortsverwekkend strand. Doch Dr. Scheurer heeft te P. een kliniek ge had. En er is een tijd geweest, dat er onder de Hollandsche familiën te P. ernstig sprake van was, om te P. voor onzen missionairen arts een hospitaal te stichten. Die Hollanders, menschen van ontwikkeling en stand en met wie Dr. Scheurer converseerde, tilden dus blijk baar aan dat koortsbezwaar niet zóó zwaar. Een ander bezwaar wordt gezegd te bestaan in de ongeschikte ligging van ons zendings huis te P. De menschen konden daar zoo niet komen. Maar toen Dr. Scheurer zijn kliniek daar had, ging het werk toch uitstekend. Er kwamen 1000 patiënten in één maand. En hoewel het allen bekend was, dat het een kliniek was, waar eerst met de patiënten gebeden en ge sproken werd, zoo bleven de lieden daarom toch niet weg. Hieruit blijkt, dat de aanwezigheid van veel hadji's en het felle fanatisme te P. toch ook niet zoo'n onoverkomelijk bezwaar is, voor het welgelukken van den medischen dienst aldaar. Ook wordt in de te Middelburg vastgestelde grondtrekken aangegeven, dat de Kerken het middenpunt van haar arbeid, waar dan ook het hospitaal moet gevestigd zijn, juist daar moeten kiezen, waar „de Islam met zekere veerkracht optreedt." Men pleit ook nog voor Djocja, omdat daar nu onlangs de roomschen een inval gedaan hebben. Een inval Men zou denken, dat er dus tot nog toe geen roomschen. geen pastoors te Djocja waren, en dat die er nu plotseling waren verschenen, om de lieden tot hun kerk te bekeeren Doch, wij meenen te weten, dat er reeds sinds lang een paar roomsche geestelijken in Djocjacarta gevestigd waren. En wij vermoe den niet zonder grond, dat die „inval" bestaat in het feit, dat die geestelijken een inlander tot helper hebben opgeleid en dat die nu begonnen is, om de menschen te D. op te zoeken en te bewegen tot hun kerk te komen.*) Maar dat gebeurt niet alleen te Djocja* En, gelijk wij reeds vroeger opmerkten, door het geen Rome doet of laat in Indië, kunnen wij ons niet laten leiden in onze besluiten. En wat zou erger en meer te vreezen zijn, de dwaalleer van Rome of de leugenleer der mo derne gouvernementsdominé's Voor ditmaal willen wy 't hierbij laten. Ons doel is niet zoozeer te pleiten voor Poer woredjo als middenpunt, maar ons bedoelen met dit schrijven is alleen, aan te toonen, dat er andere en meer beslissende gronden zullen moeten bijgebracht worden, om het nemen nu reeds van zulk een definitief besluit voldoende te recht vaardigen. Klaarhamer. (Overgenomen uit de Utr. Kb.) Sinds jaren behoort onder de Katholieke „Sta tiën of „ressorten" ook Djocjacarta. Volgens een verslag in „Dr, Katholieke Missiën" waren er door de roomsche „Missionarissen" (Pastoors, die tevens zendeling zijn) in 1894 in deze statie gemaakt 50 be keerlingen en was de Doop bediend aan 154 kinderen en volwassenen. Kl. Tweetal te Middelburg Dr. L. H. Wagenaar te Arnhem en P. J. Wijminga te Voorburgte Dinteloord ds. J. Gommer te Grijpskerke en ds. J. Offringa te Dedemsvaart. Oud-Vosmeer. Naar wij vernemen hoopt Ds. O. Los (die het beroep naar de Geref. Kerk van Scherpenzeel heeft aangenomen) alhier op Zondag 24 Oct. a. s. des nam. om 2 uur, zijn afscheidsrede te houden. KERK HOFPLEIN. Afgevaardigden der verschuilende Kerken worden verzocht, door de consistoriedeur dei- Kerk Hofplein te willen binnenkomen. Tevens worden degenen, die geen leden zijn van Kerk B, doch plaatsen in huur hebben in dat kerkgebouw, vriendelijk uitgenoodigd zoo mogelijk voor half zes door de consistoriedeur te willen inkomen. Gaarne zou de kerkeraad zien, dat om alle moeite te voorkomen, aan dezen wenk gevolg werd gegeven. De Kerkeraad der Geref. Kerk van Middelburg (0) heeft in zijne Vergadering van 23 September 1897, ter vervulling in de te ontstane vacature door het vertrek van Ds. J. D. van der Velden geformeerd het volgende tweetal Predikanten Dr. L. H. Wagenaar, te Arnhem. Ds. P. J. Wijminga, te Voorburg. Tot het doen eener keuze uit dit tweetal worden stemgerechtigde mansleden uitgenoo digd tot eene Vergadering op Donderdag dm 30 September a. s. 's avonds 772 uur in de Noor- derkerk. De Kerkeraad voornoemd namens hem, J. D. v. i). Velden, h. t. Praeses. 0. H. de Wagemaker, h. t. Scriba.

Krantenbank Zeeland

Zuider Kerkbode, Weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. | 1897 | | pagina 2