Het Augustijner Klooster te Antwerpen.
varia.
voorzichtigheid te gebruiken. Hoewel vast in
de waarheid en ijverig handhaver van Confessie
en Catechismusgelijk in zijn strijd met de
wederdoopers en met de Lutherschen bleek,
was hij een gematigd en bezadigd man. De
keurvorst van den Paltz, de prins en Aldegonde
hielden hem in hooge waarde. Hy was praeses
te Embden in 1571, te Dordrecht in 15/4 en
assessor te Dordrecht in 1578.
Als scriba werd v. d. Heijden op de Emdensche
synode bijgestaan door Johannes Poly ander.
Evenals de praeses was hij uit een aanzienlyk
Zuid-Nederlandsch geslacht gesproten en naar
den Paltz geweken, was hij in 1570 tot herder
en leeraar bij de Walsche gemeente te Embden
beroepen. Wegens eene te strenge toepassing
van de tucht werd hij in groote moeielijkheid
gewikkeld. Tot zijne eere zij vermeld, dat hy
voor de gansche gemeente schuld beleed over
zijne te groote gestrengheid en de hardheid
zijner woorden.
In de onderteekening der Acta van Embden
komt tusschen de namen van v. d. Heijden en
Polyander nog de naam voor van Johannus
Taffinus niet onwaarschijnlijk was hy dus as
sessor. Deze Taffinus was toen predikant te
Heydelberg bij de Waalsche gemeente. Hij was
in Doornik geboren en was ten jare 1566 leer
aar te Antwerpen. Hij arbeidde hier naast
den vurigen en niet altijd bezadigden Modet.
Hy was een broeder van den Heer van Pree,
agent van de Staten der vereenigde Nederlan
den bij den koning van Frankrijk en dus even
als de praeses en de scriba van aanzienlyk ge
slacht. Als hofprediker by den prins en als
leeraar bij de Waalsche gemeenten van Haar
lem en Amsterdam was hy zeer geacht en
bemind. Van hem mag in alle opzichten ge
zegd worden, wat graaf Jan van Nassou van
hem schreefwere zu wiinschen, dasz man der
gleichen viel liette. Hij studeerde te Genève
onder de leiding van Beza en was de gevoelens
van Calvijn toegedaan, maar op gematigde wijze.
Carolus Niëllius was een Waalsch leeraar uit
de gemeente van Wezel. Hij is dezelfde, die
nevens zijnen ambtsbroeder Junius te Antwer
pen „ten self ster uure, dat men op de markt
doende was, met andere ter saeke van de gere
formeerde leere, om te brengenpredikteen dat
stamde ter plaetse, van waer ze door de glaese
vensteren de vieren, daer men hun geloofsgenoo-
ten in brandde, sagen flikkeren
Verder was nog op de Embdensche vergadering
Petrus Gabriel. Uit de zuidelijke Nederlanden
afkomstig, predikte hy het Evangelie te Brugge.
Vandaar week hy naar Antwerpen en eindelyk
naar Amsterdam. Aldaar arbeidde hij naast
Scheltius en Jan Arentszoon. Hij was voor zijn
tijd een geleerd man, verstond Latijn en
Grieksch, hy kende al de zendbrieven van den
apostel Paulus bijna van buiten en leerde met
sterke bewijsredenen.
Hoewel verscheidene leden van het Convent
van Wezel ook op de synode van Embden
zitting hadden, wordt toch van die vergadering
in de Acta geenerlei melding gemaakt. Wel
schijnen enkele artikelen van de Wezelsche
vergadering te zyn overgenomen.
Opmerkelyk is, hoe de Embdensche kerken
ordening aanvangt met de woordenGeen
Kerke sal over een andere Kerk, geen Diepaar
des Woords, geen ouderlingnoch diaken, sal
dl een over d'ander heerschappije voeren, maar
een yegélyk sal hem voor alle suspicion en aan-
lokkinge om te heerschappen, wachten. Over dit
belangrijk beginsel in een volgend artikel meer
Hulsebos.
1523.
Te Antwerpen in Brabant was een Augus
tijner Klooster. De monniken met hunnen prior
Hendrik van Zutphen, hadden uit de geschrif
ten van Luther de kennis der waarheid ver
kregen. Zy lieten niet na de waarheid aan
het volk te Antwerpen te verkondigen.
Om deze redenen werden al de monniken
gevangen genomen en naar Vilvoorden gebracht
waar de Leuvensche hoogleeraren zich bey ver
den, om hen van de Belijdenis des Evangelies
af te trekken. Zij dreigden zelfs hem te zullen
doen verbranden, wanneer zy de waarheid niet
verloochenden en herriepen, die zij eenmaal
beleden en gepredikt hadden.
Door deze tiranieke bedreigingen werdt het
zoover gebracht, dat allen afvielen uitgezon
derd drie, die standvastig aan hunne Belydenis
bleven vasthouden. Zy werden aan de ketter
meesters overgegeven, die hen op allerlei wijze,
doch te vergeefs, van hun geloof trachtte af te
brengen. Wat nu volgde kunnen wij reeds
vermoeden. Wij deelen dit een volgend maal
mede.
Maar nu nog een antwoord op de vraag:
Waar was de prior, Hendrik van Zutphen, de
man, die met zoo gloeiende welsprekendheid
n de Kloosterkerk voor een groote schare dag
iaan dag het Evangelie had verkondigd? Hy
was reeds vroeger gevangen genomen doch
het volk had de poort der abdij, waar hij ge
vangen zat, open gerameid en hem in vrijheid
gesteld. Drie dagen vertoefde hij nog in het
Klooster en was juist weggereisd over Amster
dam en Zutphen naar Bremen, toen de gevan
geneming van al de monniken bovenvermeld
plaats greep. De prior heeft te Bremen met
rijken zegen gearbeid en heeft in de nabijheid
dier stad later een martelaarskroon verworven.
Het Klooster der Augustynen te Antwerpen
werdt tot den grond toe afgebroken, de Kerk
in eene parochie Kerk veranderd, en de hostie
als uit eene onheilige plaats in plechtstatige
optocht naar de Lieve Vrouwen Kerk over
gebracht. Hulsebos.
Vergadering der classis Middelburg gehou
den Woensdag 18 Augustus.
Praeses ds. Schoemakers. Scriba ds. J. Gom-
mer.
De korte predicatie wordt gehouden over 1
Petri 5 5b door ds. Hulsebos.
Kerkvisitatoren brengen rapport uit over de
gehouden Kerkvisitatie.
Tot cod sulent van Middelburg b wordt be
noemd Ds. v. d. Velden, tot consulent van
Veere ds. Toebes.
Voor de nieuwe regeling in zake emeriti,
wordt eene Commissie benoemd zijndeds.
Buurman, ds. Hulsebos, ouderl. Verhage.
Omtrent eene klacht uit Gapinge drukt de
classis haar antwoord in eene motie uit. De
beëindiging van eene andere moeielykheid in
die Kerk wordt opgedragen aan Veere en Se-
rooskerke.
Aan Arnemuiden wordt steun toegezegd.
Tot deputaat voor de classicale examina wordt
benoemd ds. Schoemakers, tot deputaat voor
de hulpbehoevende Kerkends. Gommer.
Serooskerke is oproepende Kerk.
Eindelyk zij vermeld, dat ds. Zijp, die voor
het eerst zitting had, van harte werd welkom
geheeten, dat het 2ö-jarig jubilé van ds. Hul
sebos werd herdacht, en dat er een treffend en
hartelijk afscheid als classisbroeder werd ge
nomen van ds. Oosten, die daarna op verzoek
van praeses voorging in dankgebed.
Een lid der Classis.
Meermalen merkten wij op hoe sommige
ouders ook in onze kringen verkeerd oordeelen
over het opgaan der kinderen naar de samen
komsten der gemeente. Niet alleen de Zondags
school, maar ook do Kinderkerk wordt dan als
geschikte plaats boven de Kerk voor de kin
deren aanbevolen.
Wij meenden daarom het volgend stuk uit
de N. H. Kerkb. onder de aandacht onzer lezers
te moeten brengen.
De Kinderen.
Het is ons steeds een hartverheffende aan
blik, wanneer wij op den dag des Heeren de
ouders met hunne kinderen zien opgaan naar
de plaats, waar de gemeente des Heeren
vergadert.
De ouders met hunne kinderen, het huisge
zin in zijn geheel voorzoover dit mogelijk is
het gezin als eene eenheid. Natuurlijk het
gaat niet aan, de kinderen zonder onderscheid
van leeftyd, des Zondags mee ter kerk te
nemen. Het doel, waartoe de gemeente sa
menkomt, eischt van zelf eenige beperking.
Kinderen, die zoo jong zijn, dat zij niet kunnen
stilzitten, die de orde zouden verstoren en de
aandacht van anderen afleiden, zonden aan de
stichting der gemeente in den weg staan en
behooren dus niet te worden meegebracht.
Zij moeten zich ordelyk en eerbiedig kunnen
gedragen.
Maar, dit in aanmerking genomen, behooren
ouders hunne kinderen mêetenemen naar de
gewone samenkomsten der gemeentede kin
deren behooren daar als leden der gemeente.
Geen aparte kinderkerk derhalve, waardoor het
gezin gescheiden wordt. De kinderen moeten
onder den indruk zijn en alles moet aange
wend om dien indruk te versterken, dat zij
tot de gemeente behooren, dat zij met hunne
ouders in het verbond Gods en in zijne ge
meente begrepen zijn. In de gewone verga
dering der gemeente mogen de kinderen niet
ontbreken, opdat ook zij daar Gods Woord
hooren, mede bidden en zingen, mede hunne
gave offeren, ook zien de bediening van de
sacramenten, van het H. Avondmaal zoowel
als van den H. Doopdie zienlyke teekenen
zijn juist voor een kind nog meer waarachtig
dan voor den wyzen mensch.
Maar men maakt eene bedenking tegen dit
meenemen der kinderen naar de gewone dien
sten, eene bedenking met welke men het hou
den van kinderkerken of ook van Zondags
scholen voor de kinderen der gemeente, zoekt
te verdedigen.
Die bedenking is, dat de kinderen van de
gewone predikatiën weinig of niets verstaan of
begrijpen, terwijl in kinderkerk of Zondagschool,
wat gezegd wordt, kan worden ingelicht naar
hun begrip.
Deze bedenking, indien zij waarheid bevat,
is geen lofrede, maar een ernstige aanklacht
tegen de dienaren des Woords. Onze kerken
hebben in de Dordtsche Synode geoordeeld van
de Catechismusprediking, dat zij kort moest
zijn en zooveel mogelijk gepast naar het be
grip niet alleen van de volwassenen maar ook
van de jeugd.
Een kind kan niet alles van de prediking
verstaan. Maar dit is zoo op allerlei gebied
ook van de wereld, ook van het huisgezin, ook
van wat in het gezin uit den bybel gelezen
wordt, zal veel zijn, dat voor het begrip van
het kind nog niet is te bereiken. Maar wie
zal daarom van dat alles de kinderen uitslui
ten Juist in wat zij niet verstaan, ligt een
machtige prikkel tot nadenken, tot onderzoek,
om te vragen.
Zal een jeugdig kind de prediking niet ge
heel begrijpen, toch moet met de onderschei
dene behoeften der hoorders in de prediking
gerekend de prediker heeft er mede te reke
nen, dat tot de gemeente behooren kinderen
zoowel als volwassenen, onontwikkeiden, zoo
wel als meer kundigen. In de prediking be
hoort stof tot nadenken gegeven te worden,
toch kan zij haast niet te eenvoudig zijn.
Den eenvoud te betrachten in de predikatie, is
waarlijk niet een der gemakkelykste eischen
voor den dienaar des Woords. De preek mag
niet zijn een hoogdravende redevoering, eene
uitstalling van geleerdheidzij moet wezen
bediening des Woords, brengende het Woord
tot en, zoo mogelijk, onder het bereik van
allen. Eene prediking waarvan de kinderen
der gemeente niets kunnen verstaan, voldoet
niet aan wat van haar geeischt mag worden.
Dit wat de prediking betreft. Maar verder
mag de bedenking niet gelden dat de kinderen
van de prediking, in de gewone samenkomsten
der gemeente weinig begrijpen. Het zou niet
opwegen tegen het voordeel aan de andere
zijde, dat de kinderen, door met de gemeente
optegaan, van jongs af beseffen leeren, dat zy
tot de gemeente behooren, dit voordeel is groot
en kan van gewichtige beteekenis zyn voor
hun volgend leven.
Maar wij gelooven ook niet, dat genoemde
bedenking ten volle waarheid bevat. De kin
deren, wanneer zij onder toezicht hunner
ouders opgaan, nemen meer mede van de
prediking dan wij wel zouden vermoeden. Het
evangelie is zoo eenvoudig, is immers ook voor
kinderen. Ouders hooren somtijds opmerkin
gen of vragen uit den mond hunner kinderen,
die getuigen van eenig geestelyk inzicht en
nadenken en die bewijzen, dat waarlijk niet
alles, wat in de prediking gehoord is, over het
hoofd ging. Men zij dus niet te haastig met
het zeggen, dat de kinderen van de predikatie
niets verstaan, er blijft dikwijls vrucht achter,
welke zich eerst later openbaartopgevangen
wordt, wat men nu nog wel niet ten volle
begrijpt, maar dat toch medegenomen wordt
en tot nadenken prikkelt; indrukken worden
ontvangen, die voor het geheele volgend leven
beslissen, ook al zal men er terstond weinig
van bemerken, daar een kind onbekwaam is,
die indrukken onder woorden te brengen. Daar
om handelen ouders onverantwoordelijk, die
hunne kinderen naar kinderkerk of zondag
school zenden, maar hen niet medenemen naar
de vergadering van de gemeente. Medenemen,
want er moet toezicht zijn ook in de vergade
ring van de ouders op de kinderenouders
moeten hunne kinderen in hnnne nabyheid
houden, anders is er gevaar dat zy niet alleen
zelfs niets aan de prediking hebben, maar ook
anderen hinderiyk zijn.
Nog een voordeel is verbonden aan het me
denemen van de kinderen naar de vergadering
der gemeente, dat waarlijk niet gering te
achten is. Het huisgezin wordt niet geschei-