Inw. Zending in Noord-Brabant en Limburg.
Centrale Pastorale Conferentie,
in de Heidenbode van Maart 1897 schreef
Br. S. het volgende„Om 7 uur des morgens
wordt de polikliniek geopend" en verder meldt
hij, dat tot 8 uur de deur open blijft, maar
daarna „wordt de verdere toegang gesloten".
„Tot deze verzamelde schare van zieken", zoo
schrijft hij verder „wordt nu een kort woord
door den Broeder Zendeling gesproken, 't welk
met een gebed wordt gesloten."
Wat blijkt hier nu uit? Immers dit, dat
Br. S. zeer goed wist, toen hg u schreef, dat
als ik met die „mooie" trein van 7,83 van hier
ga, ik op zijn minst twee uur te laat kom,
om op de kliniek het Evangelie te verkondigen.
De trein komt 9.43 aan, stel, dat ik in een
rijtuig naar de kliniek hol, die verder dan een
half uur van het Station is verwijderd, dan
kom ik nog twee uur te laat.
Br. S. schreef verder„Ik begrijp niet dat
het bezoeken van zieken veel geld, kracht en
tijd verspillen kan genoemd worden." Ik denk
echter, dat iedereen in het vaderland het wel
begrypt, als ik het hun ophelder, wat natuur
lijk voor Br. S. niet noodig was. Stel, dat ik
vandaag, Woensdag, van plan ben, om morgen
eens in Djocja in de kliniek op te treden, om
het Evangelie te prediken, dan moet ik heden
middag (Woensdag) uiterlijk om twee uur van
mijn huis gaan, om den trein van 2.26 naar
Djocja te halen en dan kom ik 6 in Djocja
aan en moet ik goed aanstappen, wil ik om
7 uur bij Br. S. zijn. Dus van 2—7 is al 5
uren. Ik moet dan den nacht over blijven en
kan dan den volgenden morgen op de kliniek
optreden. Ik kan dan, na op de kliniek gespro
ken te hebben niet meer met den trein van
9.15 naar Poerworedjo, of ik moet mij haasten
en weer met een rijtuig naar het Station snellen.
Wacht ik dus- op een eerstvolgenden trein,
wat ik natuurlijk wel zal moeten doen, want
het is in het heete Djocja niet geraden, zich
zoo te haasten, dan ga ik 1.2 uit Djocja en kom
dan 3.29 in Poerworedjo aan. Ik ben dus van
Woensdag twee uur tot Donderdag vier uur,
dat is alzoo 26 uur in de weer, om een half
uur op de kliniek in Djocja te spreken. Ik
denk, dat het nu toch wel begrijpelijk zal zijn,
dat ik u sprak van verspilling van tijd en
kracht en geld.
Wat Br. S. verder schreefdat het bezoeken
van de gemeenten, in vergelijking met een be
zoek aan Djocja, nog veel meer verspilling van
geld en kracht en tijd zou vorderen, berust op
een misverstand. Ga ik naar een desa reizen,
dan kan ik daar den ganschen dag en den ge-
heelen nacht des noods met de Christenen over
de waarheid spreken. Ben ik daarentegen 26
uur in de weer, om op de kliniek op te treden,
dan heb ik op zijn hoogst twee of drie uur
gelegenheid om het Evangelie aan de saam-
gekomen zieken of aan enkele afzonderlijk te
prediken. Daarbij komt dat ik krachtens mijn
instructie, die twee uwer mee hebben vastge
steld, allereerst mijn krachten heb te wijden
aan de „gemeenten", die helaas reeds zoo lange
jaren van het Evangelie zoo goed als geheel
verstoken zijn, gelijk lezing van „Een jaar op
reis" u leert. Ik heb dus mjjn woord te hou
den, dat ik ook aan u als Deputaten der Ker
ken gaf, om allereerst en allermeest mijne
krachten aan te wenden tot onderwijzing en
terechtbrenging van de duizenden in Bagelen,
in Banjoemas, in Zuid-Kedoe en in Djokjakarta.
Dat is, zoolang mijn instructie niet gewijzigd
wordt, hoofdzaak voor my, maar niet gelijk
Br. S. blijkbaar meent „om bij den Zendeling-
arts geplaatst te worden of direct verbonden te
worden „aan de Medische Zending." (Heidenb.
Mei p. 292). Vergelijk in de Heidenbode van
Maart uw woorden „Br. Scheurer vraagt een
bedienaar des Woords by zijn arbeid."
Was hier de kliniek, dan zou het mij hoog
stens dageiyks twee uur tijd en geen cent
kosten veroorzaken om op de - kliniek op te
treden en kon ik dus al mijn overigen tijd ge
bruiken om mijn woord, bij de onderteekening
van mijn instructie gedaan, gestand te doen.
Voorts schrijft Br. S. iets naar aanleiding
van mijn zeggen, dat de helpers eerst degelijk
geoefend zouden moeten worden om op de
kliniek op te treden (zie Heiden bode van Mei
p. 294 of p. 293).
Broeders, dit is een hoogst gewichtig punt
en ik kan het best verstaan, dat Br. S. zich
daarover zeer voorzichtig uitdrukte in eenige
algemeene volzinnen. Broeder S. denkt nu
eenmaal, dat de Med. Zending hoofdzaak is en
kan daarom niet met een onbevangen blik den
eisch van de „geestelijke missie" (zie Heraut
23 Mei) als de „hoofdzaak" bezien. Met dit
zeggen, bedoel ik niet iets te verwijten, want
over die geestelijke missie heeft niet de missi
onaire arts en hebben niet de Deputaten tot
den Med. dienst, maar de Deputaten voor de
eigenlijke zending door den dienst des Woords
te oordeelen. En hierbg hebben zij en ik te
rekenen met al wat de Kerken te Middelburg
uitspraken over de methode van Zending. Te
recht is op die Synode gezegd, „dat de thans
meest gevolgde methode van kerstening uit
ganscheiyk ongereformeerde kringen opkwam
en meest uit methodistische actie geboren
werd", „en dat 't nergens ook maar tot de
poging is gekomen, om zelfstandig uit onze
Gereformeerde beginselen de methode der
kerstening af te leiden."
Hieruit volgt, dat, zooals de Synode ook uit
sprak door goedkeuring van het Rapport inzake
de Zendingsarbeid hier, ook zelfs al in deze
overgangsperiode, zooveel mogelijk moet ge
schieden in overeenstemming met de nu vast
gestelde methode.
Stel dat in Djocja een helper geplaatst werd,
om daar op de kliniek van Dr. S. te spreken
en verder de patiënten te bezoeken, dan geef
ik U de verzekering, dat het in Djocja met
het „Christen worden" weer precies zoo zou
gaan, als het hier zoo lange jaren gegaan is.
Ik zou niet gaarne de verantwoordelykheid
dragen voor de gevolgen. De ellende op ons
arbeidsveld, mee ten gevolge van de gevolgde
methode, is waarlgk al groot genoeg en er zal
nog heel lang en krachtig moeten gearbeid
worden, om dë treurige gevolgen van die met
hode te stuiten en te boven te komen Ikftan
daarom mij niet verantwoordelijk stellen voor
een Evangeliseering door Javanen, al zgn die
dan ook de beste helpers, die wij hebben. Ik
zeg uit volle overtuiging, op grond van de ge
schiedenis van het arbeidsveld, die twee uwer
zoo goed kennen„veel liever gansch geen
Evangeliseering in Djocja, dan zulk eene, op
dat toch aan het pseudo Christendom hier geen
nieuwe levenskrachten worden toegevoerd."
Wie draagt er vuur en brandstoffen aan om
een huis, dat in lichte laaie vlam uitslaat,
nog te redden?
Wie gaat de dwaling zoeken te keeren met
leeraars te zenden, die nog gestaag zelf onder
wezen moeten worden in de eerste beginselen
der waarheid?
Daarom, Broeders, herhaal ik, ik kan niet
voor mijn verantwoording nemen de Evange
liseering van een helper bij de kliniek, die gg
nu in Djocja hebt doen opnemen.
En Br. S. is daartoe niet gequaliflceerd,
evenmin als gij.
Hadt gg de kliniek hier geplaatst, er zou
geen bezwaar voor mij zijn geweest, want ik
had van dag tot dag de helpers, die optraden
in de kliniek, als ik het niet zelf deed, vooraf
kunnen onderrichten gelijk ik dat nog elke
week moet doen voor hun optreden in de „ge
meenten." Ik zelf zou ze hooren als ze op
traden en dus kunnen controleeren. Maar van
dit alles kan niets komen, als ik hier woon
en de helper in Djocja woont en daar optreedt.
Ik moet dan ook reeds nn zeggen aan u, dat
ik niet verantwoordelijk wensch gesteld te
worden voor wat er wellicht straks in Djocja
zal geschieden, als Br. S., zooals hij mij eer
gisteren schreef, over een dag of tien met de
kliniek begint. Gg noch Br. S. zijt door de
Synode gequaliflceerd. om de „geestelijke mis
sie met den arbeid van den miss. arts te ver
mengen." En ik neem de gevolgen van zulk
een eventueele vermenging nooit voor mijn re
kening. Ik zou met blindheid moeten geslagen
zijn, om zoo iets te doen. Dagelijks bloedt
mijn hart, als ik zie hoe diep de dwalingen
onder den naam van „geloof' en Christendom
in de harten zitten hier, en dan zou ik mgn
ziel gaan bezondigen door zulke dwalingen te
laten brengen, waar ze nog niet zgnDat
verbiedt mijn Zender mij.
Ziet, Broeders, dat is mijn antwoord op de
opmerking van Br. S., die, zooals gij toch zeer
goed weet, uit den aard der zaak niet bekend
is met een geestelijke toestand van de „gemeen
ten", noch met de dwalingen, die hier al zoo
lange jaren voort woekeren en die ook in
Djocja een wel toebereiden akker vinden.
Ik heb in het bovenstaande ook al een dui-
delgk antwoord gegeven op de opmerking van
Br. S. onder d (Heidenbode p. 294). En ik moet
het nu hierbij laten. Dringend verzoek ik dit
mgn schrijven aan de Kerken bekend te ma
ken, gelgk gij de opmerkingen van Br. S.
publiceerdet. Laat de Kerken ran alles kennis
nemen en oordeelen. Het gaat mij niet om
mijn zin te krijgen, het is niet te doen om
myn haan koning te laten kraaien, maar het
gaat om de eere Gods, het gaat om de plan
ting der Kerk van Zijn gezalfde en daarom
moet ik spreken, gelijk ik deed en zou zwygen
zonde zgn.
Weest hartelijk gegroet van Uw Br.
L. Adriaanse.
De deputaten hiervoor aangewezen door de
jongste Partic. Synode, deelen in het „Kerk
blad" mede, dat door zyn vertrek naar Zaan
dam, Ds. J. H. Feringa, ook van dezen arbeid
afscheid heeft moeten nemen.
Als praeses is in zq'ne plaats thans gekomen
Ds. A. Schouten te Willemstad, die deze taak
bereidwillig heeft aanvaard.
Br. H. Dekker, die Zondag 25 Juli j.l. te
Raamsdonk zgn afscheidswoord sprak, werd
Zondag 1 Aug. j.l. te Yenlo tot zgn werk door
den praeses ingeleid.
Boven bidden en denken heeft de Heere den
arbeid van Ds. Binnema aldaar gezegend, zoo
dat er hope is, dat ook aldaar het lichaam des
Heeren nog eenmaal tot openbaring zal komen.
Deputaten brengen hun dank aan de bekende
en onbekende gevers, voor de milde gaven, die
zg na de hernieuwing van hun mandaat weer
mochten ontvangen. Daardoor is de uitbreiding
van hunne werkkring mogelijk gemaakt.
Ds. J. H. Binnema en de Colporteur J.
Kappe zullen nu beginnen met verkenningen
te doen in en om Roermond en Maastricht.
Make de Heere hen in dezen arbeid voor
spoedig. In Venlo kan nu dageiyks rustig
worden gearbeid, in Roermond wacht hen felle
tegenstahd.
Hebbe deze noodige zaak een plaats in het
hart en dies in het gebed van allen, die bidden
om de komst van Gods Koninkrijk.
Moge verder velen, zoo in als buiten Noord-
Brabant, bewogen worden, om hunne milde
gaven te zenden aan den Penningmeester, den
heer J. den Boer te Almkerk.
De Centr. Past. Conferentie zal dit jaar, zoo
de Heere wil, gehouden worden op Donderdag
2 September, te Utrecht, in de Oosterkerk aan
de Maliebaan, een kerkgebouw der Gerefor
meerde Kerk aldaar.
De Conferentie zal ten 10 ure aanvangen, en
met tusschentijdsche Pauze duren tot uiterlijk
41/2 uur.
Zij is toegankelgk voor Hoogleeraren, Be
dienaren des Woords, Opzieners, Diakenen, Stu
denten in de Godgeleerdheid, Onderwijzers, en
andere leden der Geref. Kerken, wien door
't Moderamen toegang wordt verleend.
De volgende belangrgke onderwerpen zullen
worden ingeleid
Een zijn." Exegese van Johannes 17 21.
door Prof. L. Lindeboom.
Wélke is onze roeping met het oog op de be
weging,9 onder de Gereformeerden in de Ned.
Herv. Kerk door Ds. C. van Proosdij.
Na elk referaat zal gelegenheid gegeven wor
den tot debat.
Indien de tgdhet toelaat, zullen de volgende
VARIA
in bespreking komen.
1. Welke beteekenis heeft het vonnis der
Dordsche rechtbank in zake de Oud-Beier-
landsche Kerkelgke kwestie?
2. Wat kan er gedaan worden om de Ker
kelijke eenheid van alle Gereformeerden
in den lande te bevorden
3. Beteekenis en strekking van „de Gemeente
der uitverkorenen" in het Doopsformulier.
4. Is er uit kracht van de Gereformeerde
beginselen ook eenig beswaar tegen het
verspreiden van Geref. traktaten en boe
ken? Zoo niet, wat kan er dan gedaan
worden om de voorgangers en leden der
gemeente tot deelneming aan de bevor
dering van dezen arbeid te bewegen?
5. Is het niet gewenscht, dat een fonds tot
bevordering van theol. studiën, van Geref.
Predikanten worde opgericht?
6. Wat is het kenmerkend onderscheid tus-
schen eene Gereformeerde en eene Metho
distische prediking.
7. Heeft de Centr. Past. Conferentie nog re
den van bestaan?
De Conferentie zal niet uiteengaan, voor zij zich
over het laatste punt zal hebben uitgesproken.
Voorts zal het Comité, in overleg met den
koster, er voor zorgen, dat den bezoekers der
Conferentie in de Pauze eene geschikte gelegen
heid tot het gebruik maken van ververschin-
gen geopend zal zijn.
Broeders die genegen zijn de bespreking van
een of ander punt der Varia met een kort woord
in te leiden, gelieve bij het begin der samenkomst